TTK-Wedstrijd/Januari2006verhalen
Inhoud
Wedstrijd inzendingen Verhalen, Januari 2006[bewerken]
De derde TTK-wedstrijd, Januari 2006. Het onderwerp was 'Papier'. Dit zijn de inzendingen in de catagorie Verhalen. (Men kan rechtstreeks naar een gedichten door op de inhoudsopgave hier links te klikken.)
De inzendingen voor de catagorie Gedichten en Kunstinzendingen kan je vinden door op de link te klikken.
Klik hier om terug te gaan naar de grote TTK-wedstrijd pagina
De top 3 werd:
1e plaats: 'Een naamloze illegaal en een doodgevroren vondeling' van Reya
2e plaats: 'Haar wereld van papier' van Isabeau
3e plaats: 'Verdronken vlinder' van _Arual_
5 van de ingezonden verhalen staan op deze pagina, de anderen kan je vinden door op deze links te klikken:
-
-De Boekenfee
-Verdronken vlinder
-Jeugdtrauma
Haar wereld van papier[bewerken]
Geschreven door Isabeau
Ze lag op haar bed, rustend, niet denkend, niet voelend. Plotseling, het geluid van een dichtslaande autodeur bracht haar terug bij zinnen. Snel ging ze rechtop zitten om door het raam naar buiten te kijken. Het was haar vader's auto. Hij was thuis.
Haar ogen vulden zich met angst terwijl ze snel de kamer doorkeek. De kast, de kast zou de beste schuilplek zijn. Ze nam een spurt naar de kastdeur, bijna struikelend viel ze naar binnen, de deur snel achter zich sluitend. Met haar rug zo er mogelijk tegen de achterkant aan liet ze zich op de grond glijden. Oren gespitst, ademhaling onderdrukt.
Ze hoorde haar ouders praten, gemompel in de verder. Haar moeder moest lachen, zoals ze altijd deed als haar vader grappig probeerde te zijn. Hij was niet grappig. Niets wat hij deed was grappig. Hij zou schaar, steen en papier met haar spelen. En ze zou verliezen als zijn papier zich om haar bevende vuist zou sluiten. Zoals zijn lichaam zich om haar heen sloot en ze niet meer kon ademhalen, laat staan haar inwendige woede en angst kenbaar kunnen maken.
Het was weer stil geworden in het huis en de stilte maakte haar bang. De stilte kroop langs de trap omhoog naar haar slaapkamer en de stilte zou haar omvatten als papier om haar vuist. Ze zou verstikken in het papier. Voetstappen op de traplangzaamsteeds dichterbij. Ze herkende zijn tred, alleen hij kon de derde trede zo doen kraken. Ze kromp ineen, ze voelde het papier dichterbij komen. Haar ademhaling werd zwaarder, warmer, heter.
"Sylvia!" riep hij "waar is pappie's kleine meisje?"
Met haar vuisten bedekte ze haar oren en deed haar ogen stijf dicht. Ze was niet zijn kleine meisje, ze was bijna een vrouw, bijna 16. En waarom noemde hij zichzelf pappie? Zij zou hem nooit pappie noemen. Pappie was een slechte naam. Pappie leek op papier. Het papier bedekte haar huid. Haar haartjes gingen rechtovereind staan. Haar hart bonste luid. Ze voelde stukjes papier door haar aderen richting haar hart gaan. Het zou niet snel meer duren of ook het bonzen van haar hart zou gedempt worden. Ze wilde niet gillen toen ze de slaapkamerdeur hoorde opengaan.
Een voorzichtige, zachte bons op de kastdeur. "Lieverd, ben je hier?"
Ze voelde zich in het nauw gedreven, gevangen door deze slechte man. Ze voelde een straaltje warme vloeistof langs haar benen stromen en ze jammerde zachtjes in de hoop dat hij weg zou gaan. Langzaam ging de deur open en het licht van de slaapkamer stroomde naar binnen. Ze hield haar ogen angstvallig dicht. Dan zijn hand rond haar pols. Zijn papier om haar zachte huid. Een zacht trekken. "Wat doe je hier?" Ze gaf geen antwoord. Voorzichtig trok hij haar overeind en leidde haar uit de kast. Ze probeerde zichzelf op een andere plaats voor te stellen misschien het park, ja de schommels en alle lachende kinderen.
"Wat heb je gedaan, je bent helemaal nat! Ga je verschonen in de douche." Zijn stem nu niet meer vriendelijk, maar bars zoals ze de hele tijd verwacht had. Zijn hand op haar broek. Gewikkeld in lange vellen papier. Ze wilde gillen, een prop in haar mond. Snel rukte ze zich los om naar de badkamer te rennen. Met tranen in haar ogen haalde ze een paar proppen papier over haar natte broek heen, maar veel haalde het niet uit. Met haar haar hangend rond haar gebogen gezicht keerde ze terug naar haar vader als een gewond dier dat zich overgeeft. Hij nam haar bij de hand en leidde haar de trap af. "Ik heb iets voor je meegebracht, lieverd" De zoete stem waar ze doorheen prikte. Ze kon het slechte in hem voelen. Haar hele lichaam klaar om overgenomen te worden door het slechte, door het papier van zijn hand rond haar vuist. Rond haar lichaam. Rond haar ziel. Het zou haar verteren en uitspuwen. Hij nam haar mee de woonkamer in richting. Zijn hand over haar ogen. "Wil je zien wat pappa voor je mee heeft gebracht?"
NEE! Ze schreeuwde in stille verbijstering. Ze wilde alleen weg. Rennenvliegen. Hij liet haar niet eens zien waar ze liep. Ze liep als een blinde, wachtend op het papier. Het papier dat haar zal verstikken. "Doe je ogen maar open!" Als een bang hert opende ze haar ogen en zag de vlammen! Nee, hij zou haar niet in papier wikkelen. Hij zou haar levend verbranden in haar eigen woonkamer! Hij was de duivel. Schreeuwend haalde ze uit naar de vlammen. Woorden kwamen over haar lippen "Nee! Ik wil niet dood! Laat me leven!"
Snel werden haar polsen stevig vastgegrepen door haar vader. Huilend probeerde ze rond te kijken. Een grote slagroomtaart lag in stukken op de grond, een hoopje ellende van cake, slagroom, versiering en nog twee zielig brandende kaarsjes. Terwijl ze verder keek zag ze haar broertjes en moeder met grote bange ogen toekijken. De stevige greep van haar vader kan haar ervoor behoeden dat ze weer begint te slaan terwijl ze luid gillend begint te worstelen. Los moet ze, los! Het papieren doek valt over haar heen. Put haar uit.
Uit de verte dringt de stem van haar moeder nauwelijks tot haar door. Ze is aan het bellen. "Ja, nu graag. Nee, we kunnen het niet meer aan. Dank u."
Ze voelt het papier zich om haar sluiten. Haar verstikken zoals ze wist dat het haar zou verstikken. Moe gestreden laat ze zich op de grond zakken. Met haar vader's armen liefdevol maar stevig om haar heen zakt ze steeds verder in haar schizofrenie. De wereld van papier. Fragiel, kwetsbaar, kostbaar.
Briefpapier[bewerken]
Geschreven door Tha_Erik
Aan de achterblijvers,
Tegen de tijd dat iemand dit leest wordt er wellicht afgevraagd waar ik ben.
Dat weet ik zelf ook niet. Ik ben weg, verdwenen, opgelost. Hoewel ik me
afvraag of ik dat voorheen ook al niet was. Hoeveel van jullie zullen nu een
traan laten? Huil niet om mij, ik was jullie aandacht toch al nooit waard.
Ik wil graag dat mijn ouders laat weten op school hoe ik gegaan ben. Ik wil
dat elke klasgenoot te horen krijgt wat er gebeurd is. Laat ze zich maar
schuldig voelen, vooral het stoere groepje. Vincent, Maikel, Elise, Bart
en Anne moeten het hele verhaal aanhoren. Laat ze in de klas weten dat ze
niet welkom zijn op mijn begrafenis. Anderen mogen best komen, maar ik zie
niet in waarom ze nu opeens wel iets om me zouden geven. Het waren tenslotte
zij die mijn schooljaren tot een levende hel gemaakt hebben. Ze deden niet
allemaal actief mee, maar nog nooit is er iemand voor mij opgekomen.
Na dagen, weken, maanden en jaren heb ik er genoeg van om voor mezelf op te
komen.
Ik weet zeker dat, waar ik nu ook ben, het beter is. De keuze die ik heb
gemaakt is er niet een die zonder zorgvuldige overweging gemaakt is. Dit is
geen schreeuw om aandacht, zoals het door sommigen genoemd gaat worden, dit
is de oplossing waar iedereen beter van wordt. Het zal ook door de hoofden
gaan als een makkelijke uitweg, maar het is de enige uitweg.
Het spijt me als deze brief verdriet achterlaat bij mensen, hoewel ik me dat
niet echt kan voorstellen.
Mark
Een naamloze illegaal en een doodgevroren vondeling[bewerken]
Geschreven door Reya
Gemiddeld waren het achthonderddrie�nveertig stappen. Als het mooi weer was waren het wat minder, als hij vanwege de regen een paraplu op moest hebben of de wind hem niet gezind was, waren het er wat meer. Toen de eeuwige saaie huizen langs zijn dagelijkse weg hem begonnen te vervelen, was hij begonnen met tellen. Het aantal stappen had hij bijgehouden in een notitieblok, het stond dagelijks in de sobere boekenkast in de voorkamer tussen een boek van een Vlaamse thrillerschrijver en een bundel met Engelse klassiekers, te wachten op zijn terugkomst. Zodra hij zijn dagelijkse wandeling had gecomplementeerd, en hij de voorkamer inliep, viel zijn oog weer op het verleidelijke notitieblok, waarna hij zijn kroontjespen in de inktpot doopte en in klassiek schoolschrift zijn statistieken van die dag vereeuwigde. Het blok werd steeds perfecter; zodra het vol zou komen zou het een unicum zijn. Dat moment kwam snel naderbij: hij was al ruim over driekwart heen. Hij keek ernaar uit; vanaf dat moment zou hij een uniek stukje wereldliteratuur bezitten, want hij had een paar keer zijn route geobserveerd en was tot de conclusie gekomen dat niemand anders het aantal passen dat nodig was om de route af te leggen telde. Nergens ter wereld zou duidelijk zijn hoeveel keer je nou precies gemiddeld een been moest verzetten om de route af te leggen, behalve bij hem.
Maar het was slechts een klein werk. Een stukje afleiding, dat nog niet kon tippen aan zijn levenswerk. Zodra de deur bovenaan de smalle trap openging, stond een paradijs op hem te wachten. Ver buiten de invloeden van sigarenrook en uitlaatgassen kon hij urenlang langs de stellingkasten sluipen, zo nu en dan een stuk eruit pakkend, waarna over het algemeen een ondefinieerbaar monotoon geluid aangaf dat hij instemde met de inhoud van het stuk en zijn commentaar erbij. Slechts een snel overslaand geluid vormde een aanleiding voor een minuut of vijf vluchtig lezen en schrijven, een overdonderend proces van haast in een aura van eeuwig rustende stellingkasten. Daarna keerde de rust weer terug, en keek hij tevreden naar zijn levenswerk. De tand des tijds zal het overleven. Een stukje geordendheid in de chaos van de wereld.
Zes dagen per week bezocht hij de kantoorboekhandel. Het was een rommelige winkel, hij had berekend dat hij bijna twee keer zo snel alle dingen die hij moest hebben kon pakken als de boekhandel logischer was ingericht. Nu lagen grote kranten in de krantenbak (tot zijn weerzin gesponsord door ��n van de grootste nationale kranten), terwijl de kleinere kranten aan de ene kant van het tijdschriftenrek lagen en de interessante week- en maandbladen aan de andere kant van dat rek, vlakbij het kleine postagentschap, waren uitgestald. Hij had een plan tot herinrichting geschetst en ingediend bij de winkel, maar hij had er helaas nooit meer weer van gehoord. Soms kocht hij en passant een doos sigaren erbij, hij had berekend dat hij dat gemiddeld ��n keer in de zeven tot acht bezoeken deed. Terug thuis las hij alle kranten, tijdschriften en bijlagen die hij gekocht had door, ondertussen langzaam sigaren rokend. Terwijl een waas van sigarenrook mistbanken in zijn bescheiden voorkamer optrok, maakte hij afwisselend gehaast aantekeningen en verdiepte hij zich in de steeds kleiner wordende stapel die, naast de asbak, op het tafeltje naast hem stond. Orde, rust, discipline. Chaos is fout, logica en overzichtelijkheid goed. Hij moest altijd voor het diner de stukken voor die dag uithebben, want s avonds was de tijd voor overpeinzingen, notities en eindeloze wandelingen door zijn archief.
Het was die dag slecht weer. De ijzel noopte hem tot een zeer voorzichtige pas richting de boekhandel; het waren uiteindelijk bijna vijftienhonderd stappen. Op de terugweg inmiddels was er ook een sneeuwbui opgestoken vroeg hij zich af of hij deze dag wel moest opnemen in zijn statistieken. Een afwijkende dag was slecht voor de orde, maar een ontbrekende dag was dat misschien nog wel meer. Terug thuis kon hij eerst amper zijn vingers bewegen; pas daarna, veel later dan normaal, kon hij zijn leeswerk hervatten. Tijdens het lezen begon hij te twijfelen; hij zou moeten haasten om het werk op tijd af te krijgen. Geen langzaam vormende mistbank meer, maar haastige rokerige pufjes. Licht transpirerend wisselde hij snel af tussen het inhaleren van de tweede sigaar van die dag en het lezen van enkele toevoegsels van kranten. Bij het een-na-laatste stuk constateerde hij dat hij nog sneller moest opschieten; snel liet hij het stuk naast zijn stoel neervallen en pakte zijn sigaar om de askolom in de asbak te laten vallen. Een misrekening deed het kleine hoopje smeulende as rakelings langs het bijzettafeltje op het net gelezen papierwerk vallen. Binnen een halve minuut stond de hele stapel in brand, binnen een kwartier was de boekenkast met het schrift gehuld in vlammen. Binnen een uur probeerde de brandweer te redden wat er nog over was van zijn archief, waarvan de rookwolken nog kilometers verderop gezien werden.
Van zijn lichaam werd niets teruggevonden, evenals van zijn archief. De eigenaar van de kantoorboekhandel werd getraceerd als de persoon die het dichtst bij de man stond, maar die wist enkel wat te vertellen over zijn bizarre aankooppatroon. Van familie was geen spoor; op aanwijzing van de boekhandelaar werd wel in de resten van zijn huis gezocht naar geconserveerd nalatenschap van de man. Lijken trof men niet aan, maar in de gespaard gebleven kruipruimte werden wel wat krantenknipsels en oude boeken aangetroffen. Bij een anonieme crematie werden deze als waardeloos getaxeerde spullen verbrand, waarna de urn door enkele werknemers van de lokale sociale dienst ter grave werd gedragen. Zijn archief was naar haar laatste rustplaats gebracht; tussen het lichaam van een naamloze illegaal en het lijkje van een doodgevroren vondeling.
Origami[bewerken]
Geschreven door Ancient
Het gebeurde allemaal een jaar geleden. In ons dorp woonde een oudere dame.
Zestig jaar zou ik haar schatten. Ze was altijd heel aardig en ze maakte
altijd een praatje met iedereen uit de buurt. Ze had zelf drie kinderen en
nog enkele kleinkinderen. Haar hobby was knutselen met papier, origami
noemde ze het. Van kleine velletjes papier vouwde ze dan de vreemdste
wezens, die wij nog nooit in het echt hadden gezien. Olifanten, vleermuizen,
draken. Wij kende deze wel uit verhalen en van plaatjes, maar we hadden ze
nog nooit in het echt gezien. En wij vonden het prachtig, omdat ze bij elk
werk een verhaal had.
Ik was tien jaar oud toen ze het ons begon te leren. Elke woensdag kwamen we
bij haar om te knutselen. In het midden van de kamer had ze een houten,
ronde tafel staan, waar wij allen rond gingen zitten. Wij gingen dan vouwen
en probeerde haar na te bootsen. Ook zij genoot ervan om ons allen zo te
zien knutselen. Wij hadden de grootste lol woensdagen. Het was dan ook onze
lievelingsdag.
Het was altijd jammer om de koekoeksklok ze had zelf het vogeltje gevouwen
te horen gaan. Ik gaf mijn kunstwerkje dan aan mijn ouders, die het op de
vensterbank of op de schoorsteenmantel plaatsten.
Zo ging het maanden door. Mijn huis vulde zich geleidelijk met de werken van
mij en mijn zusje. Wij vouwden alles wat los en vast zat, oude
tijdschriften, de krant, schriften op school. Onze ouders en ook anderen
uit de buurt wiens kinderen op woensdag vouwden - werden er gek van, en ze
besloten ons niet meer naar mevrouw Smit te laten gaan. We mochten nog een
keer langsgaan, om te bedanken.
We stonden met zijn allen tien in totaal op de stoep voor het huis van
onze papierlerares. Wij hadden een bloemetje bij ons, een bos narcissen,
waar wij zelf gevouwen bloemetjes tussen hadden gestopt. Wij trokken
allemaal trieste gezichten, omdat het onze laatste keer was.
De bel klonk deze keer veel zwaarder dan anders. Met een glimlach op haar
gezicht deed ze open. Kom binnen, kinderen, ik zal wat lekkere thee
opzetten.
Zoals gewoonlijk gingen we weer rond de tafel zitten en bracht ze ons de
gewoonlijke thee. Oh kinderen, waarvoor hebben jullie die mooie bloemen
meegebracht?
Van onze ouders mogen we niet meer komen, dit is onze laatste keer,
mevrouw.
Menen jullie dat, wat jammer is dat, laten we dan van deze laatste keer en
vrolijk geheel maken. Trek eens wat blijere gezichten. Ik zal jullie iets
laten zien wat nog niemand heeft gezien.
Wij dronken onze thee en daarna vroeg ze ons om haar te volgen. Wij gingen
door een deur heen en we kwamen in een gang. Aan het plafon waren allemaal
papieren vogels met touwtjes opgehangen. De muur was met de meest bonte
kleuren beschilderd. Wij keken onze ogen uit. Aan het eind van de gang was
nog een deur. Er was ook nog een trap naar boven, maar de deur was
belangrijk. Achter de deur was een trap. Toen we met zijn allen op de trap
stonden, trok mevrouw Smit opeens de deur achter ons dicht. Het duister
omringde ons en op de tast gingen we de trap af. De trap leek oneindig. Uren
liepen we door, totdat onze voeten eindelijk vlakke grond raakten.
De grond was zacht onder onze voeten, niet zo hard als de stenen trap. Naast
ons stonden bloemen, in alle kleuren van de regenboog gevouwen. Ze bewogen
met de wind die uit het ventilatie werd geblazen. Of was dat wel zo?
Het was een andere wind die door het vertrek waaide, een wind die ons opriep
om de tempel te betreden. Toen wij dicht bij de steen waren kwam er iets
onvoorstelbaars van achter het altaar. Het waren elfjes, gevouwen van
papier, die door de lucht vlogen. Ze waren levend! en vlogen om ons heen.
Mevrouw Smit kwam bij ons staan, "Is het niet prachtig kinderen? een waar
schouwspel, gemaakt door mens en natuur. Een echte samenwerking, wat ik vouw
zal door de Smaragd levend worden gemaakt" Een elfje landde op mijn
schouder. Wij begonnen met vouwen. En wij maakten. Wij lieten onze
kunstwerken levend maken, zodat ook zij bewogen. Op gegeven moment kwam
mevrouw Smit bij ons en ze zei dat we moesten stoppen, onze ouders zouden
weldra komen Wij wouden onze wezens meenemen en aan onze ouders laten zien,
maar volgens mevrouw Smit kon dat niet, onze ouders zouden het niet
begrijpen. De werken konden ook niet leven, ver weg van de smaragd.
Wij lieten ze daar, in die kelder. en wij vertrokken weer uit het huis, voor
de laatste keer dat we er zouden komen. Wij zijn er nooit meer geweest, al
spraken we mevrouw Smit soms wel nog. Over de kelder werd nooit meer een
woord gerept.
De papieren bekentenis[bewerken]
Geschreven door Biancavia
Hoe bedoel je, er is geen brief? Sandra keek haar vader verbaasd aan. Ze zaten in de keuken tegenover elkaar aan tafel en Sandra had net haar verjaardagscadeau gekregen van haar vader. Hij stond op om koffie in te schenken en terwijl hij met zijn rug naar haar toe stond zei hij: Het spijt me, Sandra. Vorig jaar heb ik je de laatste brief gegeven.
Met gemengde gevoelens had Sandra de avond voor haar ��nentwintigste verjaardag de stapel papieren uit het onderste laatje van het nachtkastje gehaald. Het waren de brieven van haar moeder die ze sinds haar twaalfde ieder jaar op haar verjaardag van haar vader had gekregen. Morgen zou ze de laatste krijgen en ze verheugde zich erop, omdat ze het gevoel had dat juist in deze laatste brief iets bijzonders zou staan. Aan de andere kant vond ze het erg jammer dat ze na morgen nooit meer iets van haar moeder zou horen.
Ze was nog maar elf jaar toen haar moeder zo ziek werd. Ze kan het zich nog herinneren, de ziekenhuisbezoeken en hoe haar moeder steeds ouder leek te worden. Ze weet nog hoe boos ze was. Op de dokter, omdat hij haar moeder niet beter kon maken. Op haar vader, omdat die er ook niets aan kon doen. Op haar moeder, omdat zij steeds zieker werd en er ook niets tegen leek te doen.
Achteraf leerde ze natuurlijk dat ze op iedereen boos was geworden om haar verdriet niet te hoeven voelen. Het had nog jaren geduurd voor ze haar verdriet een plek kon geven en het verlies van haar moeder geaccepteerd had.
Haar vader had het in die tijd zeker niet makkelijk met haar gehad. Ze was heel erg dwars als puber, maar haar vader heeft haar altijd gesteund. Ook had ze veel steun gehad aan tante Maartje, de zus van haar vader. Als er weer ruzies waren met haar vader dan kon ze altijd bij haar tante terecht, ze had zelfs een eigen slaapkamer bij haar. Vooral toen ze zestien was en haar vader een nieuwe vriendin kreeg die bij hen thuis kwam wonen heeft Maartje haar maandenlang opgevangen.
Nu woonde ze alweer bijna drie jaar op zichzelf en de band met haar vader was juist alleen maar beter geworden. Ze konden herinneringen ophalen aan haar moeder. Sandra en haar vader hadden dezelfde humor en ze hielden van dezelfde dingen. Ze was heel trots op haar vader, hoe hij haar ondanks zijn eigen verdriet altijd heeft gesteund.
Sandra keek de brieven in haar handen vluchtig door. Ze was zo blij dat haar moeder dit voor haar had gedaan. Haar vader had het haar verteld vlak na de begrafenis. Tien brieven heeft ze voor haar geschreven, die haar vader haar steeds op elke verjaardag aan haar heeft gegeven. In elke brief beschreef haar moeder haar leven zoals zij het beleefd was toen ze de leeftijd van Sandra had en op deze manier heeft ze antwoord kunnen geven op de vragen die Sandra nooit aan haar had kunnen stellen.
Sandra had sterk het vermoeden dat haar vader de brieven eerst allemaal zelf had gelezen voor hij ze door had gegeven, want ze kreeg ze van haar vader in simpele enveloppen waar niet eens haar naam op stond geschreven. Ze nam het haar vader niet kwalijk, ze wist dat hij haar moeder ook ontzettend miste en dat hij op deze manier ook nog wat van haar aanwezigheid kon voelen.
Het mooie ronde handschrift van haar moeder op het simpele lijntjespapier voelde vertrouwd aan in haar handen. Veel gedeeltes had ze zo vaak gelezen dat ze deze bijna letterlijk uit haar hoofd kende. De eerste brieven waren meer beduimeld, hier en daar was duidelijk te zien hoe een traan op het papier gevallen was en de inkt een beetje weggevaagd had. Ze gingen vooral over jongens, school, vriendinnen en andere dingen die zo belangrijk zijn voor tienermeisjes. De latere brieven werden wat serieuzer van aard en hieruit had Sandra geleerd hoe haar moeder tegen het leven aan keek, hoe belangrijk Sandras vader voor haar was geweest, het geluk dat ze had ervaren door Sandra te zien opgroeien. Ook beschreef ze af en toe wat ze op het moment dat ze de brieven schreef voelde, wat de ziekte met haar deed en wat ze dacht over de dood, maar de brieven waren voornamelijk juist positief en zelfs luchtig en met humor geschreven.
Hier en daar las Sandra nog een stukje, maar ze was moe en al gauw stopte ze alle brieven weer bij elkaar en legde ze terug in het nachtkastje. Terwijl ze zich afvroeg wat de inhoud van haar allerlaatste brief zou zijn viel ze in slaap.
Hoewel ze al een paar jaar op zichzelf woonde vierde ze haar verjaardag voor de familie nog bij haar vader thuis.
Het was vrijdag en s ochtends had ze nog een college gehad, maar daarna had ze gelijk haar tas gepakt en met de trein naar haar vader vertrokken. Voor haar vrienden en huisgenoten zou ze haar verjaardag volgende week pas vieren.
Haar vader had haar met de auto van het station opgehaald. Ze hadden thuis taart gegeten, Sandra had haar cadeau uitgepakt en nu zaten ze met een kop koffie tegenover elkaar.
Maar mama had tegen mij gezegd dat ze tien brieven geschreven had, zei Sandra erg teleurgesteld.
Is dat zo? Haar vader keek naar zijn kop koffie die hij met twee handen vasthield. Misschien heb je je vergist.
Nee, zei Sandra, ik weet het zeker. Tien brieven had ze gezegd, en ik heb er tot nu toe negen gehad.
Misschien heeft je moeder zich vergist? Ze was natuurlijk al erg ziek toen ze de laatste brieven geschreven heeft. Haar vader nam een slok koffie en verslikte zich, waardoor hij moest hoesten.
Sandra wist niets te zeggen. Ze had tranen in haar ogen en ze probeerde niet boos te worden op haar moeder. Hoe kon ze zich daar nu zo in vergissen? Nee, dat kon ze zich gewoon niet voorstellen. Haar moeder was wel ziek, maar ze was nog volledig helder van geest geweest, tot op het laatste moment.
Pap, ben je de brief misschien per ongeluk kwijtgeraakt? vroeg Sandra.
Haar vader keek haar aan. Kwijtgeraakt? Nee, natuurlijk niet. Hij klonk licht ge�rriteerd en daar schrok Sandra van. Ze twijfelde sterk of hij wel de waarheid sprak, maar ze durfde het er verder niet over te hebben. Bovendien kwam net Ellen, de nieuwe vrouw van haar vader, binnen om haar te feliciteren.
De rest van de avond was redelijk druk, natuurlijk was Maartje er, haar oma en nog wat ooms en tantes met neven en nichten. Het was gezellig en Sandra vond het altijd fijn haar familie weer te zien. Ze besloot het die avond niet meer over de brief te hebben, maar het bleef wel in haar achterhoofd zitten.
De volgende dag zaterdag zaten ze met zijn drie�n aan tafel. Sandra besloot om het toch nog een keer voorzichtig te vragen. Pap, weet je echt zeker dat je me alle brieven van mama gegeven hebt? Ik kreeg namelijk door haar vorige brief het idee dat ze me nog iets belangrijks wilde vertellen, en ik had verwacht dat dat in deze laatste brief zou staan.
Ze zag hoe haar vader en Ellen een blik met elkaar uitwisselden. Ellen stond op en zei iets over dat ze even naar de was moest gaan kijken.
Haar vader zuchtte een keer en zei: Je hebt gelijk. Er is inderdaad iets dat je nog moet weten. Voordat ik de brieven aan je gaf heb ik ze eerst allemaal gelezen. Dat spijt me, ik weet dat het priv� is, maar ik was bang dat je moeder je iets zou vertellen wat ik zelf nog voor je achter wilde houden.
Sandra kon haar kwaadheid niet meer inhouden toen ze riep: Dat je mijn brieven hebt gelezen, dat wist ik al! Daar kan ik nog wel mee leven, hoewel ik wel vond dat je dat ook wel eerder had mogen vertellen, maar dat je dingen voor me achterhoudt, dat kan gewoon niet! Die laatste brief is voor mij, en ik wil dat je hem n� aan mij geeft!
Haar vader schrok van haar toon. Sandra, lieverd! Ik weet dat ik je die brief gisteren gelijk had moeten geven, maar ik wilde hem voor je achterhouden, omdat ik bang ben voor wat er zal gaan gebeuren als je het weet. Ik heb de hele nacht van wakker gelegen door een schuldgevoel. Ik moest het aan iemand kwijt, dus ik heb het er met Ellen over gehad, en zij vindt ook dat ik dit niet voor je achter mag houden.
Oh, dus Ellen weet ook wat voor belangrijks mijn moeder tegen mij wilde zeggen, maar zelf weet ik het niet! Dat is helemaal mooi!
Haar vader zei niets, maar hij stond op en liep naar de kast. Sandra liep achter hem aan. Daar haalde hij twee vellen papier uit. Precies zoals de andere brieven die ze gekregen had. Hij had niet eens meer de moeite gedaan om ze in een envelop te doen.
Geef hier, eiste Sandra en ze griste de papieren uit haar vaders handen. Haar ogen snelden heen en weer over de papieren en ze zocht naar het stuk waar de bekentenis zou staan. Ze draaide het eerste blad om en toen kwam ze bij het gedeelte waar het om ging. Ze las het, keek haar vader aan, en ze ging weer aan de keukentafel zitten. Daar las ze het gedeelte nog een keer, en daarna las ze pas de gehele brief door. Haar vader was ondertussen alweer tegenover haar gaan zitten. Hij zat zwijgend naar zijn handen te staren toen Sandra klaar was met lezen en opkeek naar haar vader.
Dus nu weet je het, zei hij.
Sandra stond op, liep om de tafel heen en sloeg haar armen om hem heen. Waarom wilde je dit voor me achter houden?
Hij pakte Sandra bij haar schouders vast. Ik was bang dat je boos zou worden en me nooit meer zou willen zien. Dat je niets meer met mij en Ellen en Maartje te maken zou willen hebben.
Het werd haar vader blijkbaar teveel, want Sandra zag zijn ogen nat worden. De laatste en enige keer dat ze dat gezien had was bij de begrafenis van haar moeder.
Sandra lachte en zei: Maar natuurlijk wil ik dat wel! Jij bent degene die mij heeft opgevoed, jij hebt voor mij gezorgd en alles voor me gedaan, ook toen mama er niet meer was.
Het maakt me echt niet uit dat je mijn biologische vader niet bent!
Haar vader pakte haar vast, drukte Sandra tegen zich aan en fluisterde: Dat ik me daar al die jaren druk om heb gemaakt.