TTK-Wedstrijd/december2005verhalen

Uit FOK!wiki
Versie door Ancient (overleg | bijdragen) op 25 dec 2005 om 13:05
Ga naar: navigatie, zoeken

Wedstrijd inzendingen Verhalen, December 2005

De tweede TTK-wedstrijd, December 2005. Het onderwerp was 'Regenachtige nacht/Nachtelijke regen'. Dit zijn de inzendingen in de catagorie Verhalen. (Men kan rechtstreeks naar een verhaal door op de inhoudsopgave hier links te klikken.)
De inzendingen voor de catagorie Kunst en Gedichten kan je vinden door op de link te klikken.
Klik hier om terug te gaan naar de grote TTK-wedstrijd pagina

Hier komen de 6 inzendingen:

Satyre


Een regendruppel viel op haar neus. Achter haar sloeg de deur van de discotheek dicht. Ze keek op haar horloge. Het was al ��n uur, laat, en ze zou naar binnen moeten sluipen, anders werd haar moeder erg boos. Met moeite opende ze het fietsslot en ze haalde het fiets uit het rek. Het was een gezellige avond geweest, lekker met vriendinnen Breezers drinken, beetje flirten, dansen. Maar ze moest nog een paar kilometers door het bos naar het dorp fietsen, daar zag ze tegenop.
Ook andere druppels vielen nu een voor een op haar neus. Dat moest er nog bijkomen, regen. Gelukkig regende het niet hard. Ze trok haar jasje dicht. Nog net kon ze een auto ontwijken. Ze hoorde de bestuurder schelden, maar ze fietste hard door. Aan het eind van de straat waren de eerste bomen van het bos te zien. Daar zou ze redelijk beschut zijn tegen de regen. Ze fietste even door en al snel omringde de bomen haar.

Godverdomme, kankerfiets! Ze schopte tegen de fiets. Ze voelde aan de kettingkast. De ketting was eraf geschoten. Olie kleefde aan haar vingers. Er was niet genoeg licht om hem er terug op te zetten. Teringfiets, waarom moest hij nou net nu kapot. Ze zuchtte. De bosweg was nog ongeveer drie kilometer. Dan maar lopen. Haar vieze vingers zette ze aan het stuur. Achter haar klonk iets.
Geen bladeren, het had geklonken als.gelach
De wind? Of waren het haar gedachtes?
Ik heb het vast verbeeld, praatte ze zichzelf aan. Ze deed weer een stap. Nu klonk het gelag weer. Nu harder. Was het haar angst die haar dingen liet horen. Ze staarde om haar heen. De regen tikte nog steeds vrolijk op haar schouder. Er was niets achter haar. Het was verbeelding. Maar wat was dat op de tak? In het vale licht van de weinige lantaarns naast het fietspad zag ze een schim, een schaduw.
Lukt het? Het was een duidelijke stem geworden. Het klonk vanaf de kant van de tak. Ze zette haar fiets tegen de boom en liep over het fietspad de kant van de stem op. Ik woon in het bos, als je wilt kun je met me meekomen en bij mij overnachten. Het was een jongen die op de tak zat. Best knap. Ze schatte hem ongeveer achttien jaar. Ik.Ik moet naar huis.en het is nog een lange weg. Antwoordde ze. Weet je zeker dat je niet wilt? het begon harder te regenen. Haar haar werd nu echt nat, en ze wou dat ze ergens kon schuilen. Nouokay dan, maar haal je niets in je hoofd, ik heb een mes bij me, en een deospray en aansteker.
De jongen sprong van de tak. Met een plof raakte zijn zwarte schoenen het asfalt van de weg. Met kleine passen, het leken bijna sprongetjes, liep hij naar haar toe. Hij tikte haar even tegen de schouder. Deze weg. Hij liep naar de struiken, en samen baanden ze een weg erdoorheen. Hij leek geen last te hebben van de regen, zijn kleren leken niet nat te worden en ook zijn haar was nog droog. Vreemd, want haar kleren waren al helemaal doorweekt. Uit het bos klonken geluiden. Het was muziek, ze kon niet zeggen dat ze het mooi vond, maar het was welapart. Tussen de bladeren zag ze vuur, en drie schaduwen stonden eromheen. mijn vrienden. Verklaarde de jongen. De schaduwen begonnen al vorm te krijgen. Ze waren ongeveer even oud als hij. Twee hadden een mediterraans uiterlijk. In hun midden was er een groot vuur gestookt die geen moeite had met branden door de regen. In tegendeel, de druppels leken het juist aan te wakkeren. Nu ze er toch aan dacht, de vrienden waren ook niet nat.
Zoals ze al gehoord had, hadden de jongens instrumenten. Een had trommels bij zich, een ander had een panfluit bij zich en de laatste een klein harpachtig ding. De muziek die ze maakte werkte hypnotiserend op haar. Haar lichaam moest dansen, ze kon zich niet verzetten. Ook de jongen uit het bos, hij zei dat hij Jan heette ofzoiets, ze had hem niet goed kunnen verstaan, danste. Ze vervielen in een heftige dans, en ook de regendruppels leken om hun heen te dansen, te wervelen. Een storm, zonder begin en zonder einde.
Opeens hield de muziek op, maar ze was nog steeds in hun ban. Jan, was het Jan?, liep naar haar toe. Je kleding zal wel nat zijn, trek het maar uit, dan kunnen we het bij het vuur drogen. Ze leek geen keus te hebben, ze kon alleen toegeven. Hij hielp haar met het ontdoen van haar kleding, die bij het vuur werd gelegd. Het was niet koud, want het vuur en de actie verwarmde haar. Ook de jongens deden hun kleding af, al waren die niet nat geworden. Ze nam het spektakel aan zonder te denken, want ze had haar wil niet meer onder controle. Ze moest wel even blozen toen ze de grote fallus zag, want zo gigantisch had ze hem nooit gezien.
De jongens begonnen weer op de muziek te spelen. Het was nog niet tot haar doorgedrongen dat ook het uiterlijk van de jongens veranderd was. Hun benen waren veel dikker geworden, en harig. Hun voeten waren hoeven geworden en aan hun hoofden groeiden hoorns. De dans werd weer voortgezet. De tijd leek eeuwig te duren. In de tussentijd was de regen overgelopen naar hagel. De steentjes sloegen in op haar huid, maar door de trance merkte ze er niets van. Ze moest doorgaan, doordansen, tot het einde der tijden.
En alweer hielden de jongens op met hun muzikale talenten te tonen. Dit keer boden ze haar aan om iets te drinken. Uit het huisje haalden ze een fles wijn, wat kruiden en een bokaal. Ze deden de kruiden in de bokaal en goten er wijn over. Gluhwein, lekker met dit weer. Ze had al eerder gluhwein gedronken, en dat was haar toen goed bevallen. De bokaal werd verwarmt op het vuur en ze liepen plechtig naar haar toe. Ze nam een slok. De hitte golfde door haar heen. Heerlijk. Ze dronk de beker leeg. De jongens waren alweer naar hun instrumenten gelopen en ze was weer helemaal klaar om te dansen. Ze zat weer volop nieuwe energie. Ze begonnen nu een ander lied te spelen, zwaarder en donkerder. Het was niet zo vrolijk als de vorige liedjes. Toch vervielen ze weer in een dans, tot ze pijn voelde in haar buik. Ze greep direct naar haar maag, omdat er daar iets roerde. Jan begon met het lied mee te zingen. .thentos pino..kala fila..
Haar tenen kromde. Een verschrikkelijke kramp sloeg door haar voeten. Ze viel op de grond, en ze greep naar haar voeten. Ze werden hard en kregen een grijze kleur. Haar benen werden ook behaarder, met rode haren. De hagelstenen kwamen extra hard aan op het veranderende lichaam. Ze kon niet meer tegen de pijn en ze kwam in een staat van bewusteloosheid.
Haar voeten veranderde in hoeven, haar benen in poten. In de stille nacht, die verbroken werd door muziek en het geluid van de slaande hagel, fluisterde Pan We kunnen ons ras voortzetten, jongens, Satyrs zullen nooit uitsterven. De hagel veranderde in sneeuw die een laagje vormde om de bewusteloze gestalte op de grond. Ze droomde over haar hergeboorte, haar nieuwe leven als ze wakker zou worden, waar ze nu alleen nog maar van kon dromen, badend in het vruchtwater.

Regen wast de hersenen schoon


Bah wat haat ze files. Yvonne had er zelf voor gekozen om elke dag van Zandvoort naar Amsterdam te rijden, omdat ze zo graag aan zee wilde wonen. Maar die files, oh god die files. En dat terwijl ze vandaag vroeg genoeg klaar was met werken om de spits voor te zijn, maar Ivo erop stond dat ze koffie zouden gaan drinken. Zij kon natuurlijk niet anders dan toestemmen. Hij heeft zoiets onweerstaanbaars, al weet ze niet precies w�t het is.

Ze stopt haar favoriete meezing-cd in de speler en sluit zich af van de mensen in auto's naast haar. Even sluit ze haar ogen en ziet ze Ivo voor zich, met zijn glanzend zwarte krullen. Dan komt de rij auto's weer een beetje in beweging en het dringt tot haar door dat ze wel bij de weg moet blijven.

Eindelijk draait ze de afslag op, weer thuis. Hoewel ze de laatste tijd wel minder plezier heeft in de thuiskomst. Ze houdt onverminderd van de zee, maar stiekem begint ze zich te ergeren aan haar saaie leventje. Elke dag gaat ze naar haar werk en daarna meteen weer terug naar Zandvoort. Ze zou zo graag weer eens een nacht feesten in de stad, zoals ze vroeger deed. Nu is haar enige vertier de schilderclub op dinsdagavond en zo af en toe een bezoekje aan een getrouwde vriendin elders in het land. Dat is dan volwassen worden, denkt ze. Ouders die constant op reis zijn van hun vervroegde pensioen en vriendinnen die het in Limburg en Groningen te druk hebben met hun kinderen. Die zij ook nog eens niet kan krijgen. En dan Ferdinand. Een lieve echtgenoot, maar ze hebben nog zo weinig met elkaar.

Yvonne zet het uit haar hoofd. Ze klikt haar gordel los en pakt haar tas van de passagiersstoel. Ze zeewind strijkt door haar haren, heerlijk vindt ze dat. Even blijft ze staan, om vervolgens snel naar huis te lopen. Ferdinand zal waarschijnlijk het eten al klaar hebben. Het is woensdag, dus eten ze slavinkjes met spinazie. Ze hoopt dat hij er een lekker eitje bij heeft gekookt. Snel gooit ze haar jas over de kapstok en trapt ze haar schoenen uit, het is aangenaam warm binnen. Ze loopt naar de keuken en geeft Theo een kus in zijn nek. 'Hoi lieverd, dat ruikt lekker.' 'Dank je. Hoe was het op je werk vandaag?' 'Oh prima hoor, veel papierwerk weer.' 'Ja, dat hou je toch h�, met die kantoorbaan.' 'Nou, jij kan er anders ook wat van,' grapt Yvonne.

Ferdinand is schrijver. Hij heeft een rommelhok met stapels papier en een immense boekenkast. 'Je moet veel lezen om goed te kunnen schrijven,' is zijn motto. De hele dag thuis zitten maakt hem niet uit, daar kan hij prima schrijven. En als het hem echt niet meer lukt loopt hij met zijn lange jas over de boulevard of gaat hij naar Haarlem. Met de trein, want hij heeft geen rijbewijs.

Ze zitten tegenover elkaar aan tafel en bespreken de dag. Yvonne kan maar met moeite haar hoofd erbij houden, nu ze telkens zo aan Ivo moet denken. Na het eten stapelt ze voorzichtig de afwas in de vaatwasser. Met een mandarijntje en een pot thee gaat ze richting televisie. Elke woensdag kijkt ze naar het waargebeurde verhaal op RTL 4, zoals echte Libelle en Margriet-lezende huisvrouwen dat doen. Al heeft ze geen abonnement op deze bladen. Dat vindt ze te frustrerend, met al die kinderonderwerpen. Ferdinand heeft zich inmiddels alweer teruggetrokken in zijn schrijfkamer. Achter een oud computertje, want 'ik hoef toch niet te internetten'.

Het waargebeurde verhaal gaat over een vrouw die haar man had vermoord omdat hij de kinderen mishandelde. Bij haar executie aan het eind pinkt Yvonne een traantje weg. Ze drinkt de laatste slokken thee op en druktede televisie uit. 'Ik ga naar bed hoor lieverd,' roept ze op weg naar de keuken.
In bed gaan haar gedachten weer naar Ivo. Ze fantaseert over met hem in zijn appartement in Amsterdam dineren, om daarna ietwat aangeschoten van de vele wijn naast hem in slaap te vallen. Zijn geur is zo mannelijk, maar jong mannelijk. Zo anders dan die van Ferdinand. Ferdinand is een lieverd, ongetwijfeld, maar hij windt haar niet op. Niet meer.

De volgende ochtend in de auto schrikt ze van de ontdekking die ze de avond ervoor in bed heeft gedaan. Ferdinand en zij hebben niets meer over dan een saai 'houden van'. De seks is saai en ze verlangt naar iemand anders. Dit is haar nooit eerder overkomen. Vandaag zal ze Ivo weer onder ogen komen, dat kan niet anders.

En jawel. Als Yvonne bij de koffieautomaat staat te wachten op de kopjes voor een hele vergadering, komt Ivo even naar haar toe. 'Ik vond het heel gezellig gisteren, Yvonne.' Hij komt gevaarlijk dicht bij haar staan, maar ze vindt het niet erg. 'Ik ook,' stamelt ze. Ivo is iets brutaler. 'Heb je zin om zo met me te lunchen? Ik heb een geweldig tentje ontdekt hier vlak om de hoek.' 'Ehh, ok� dan. Kom me zometeen maar ophalen.'

Zo, vandaag ontloopt ze de file wel. In een over de snelweg razende auto denkt ze terug aan haar lunch met Ivo vandaag. Het was heerlijk, ze hadden het over zo veel kunnen hebben. Yvonne heeft het gevoel dat ze echt verliefd op hem is. Haar telefoon piept. Met een schuin oog kijkt ze naar het smsje: 'Hoi Yvon, ik vond het heerlijk vandaag. Ik droom ervan dat jij vannacht bij me bent. Ivo.' Hij overvalt haar. Dit had ze niet verwacht, terwijl het te verwachten viel. Ze reageert er niet op.

Die avond in bed geeft ze Ferdinand een kus. Ze wil bij hem weg, maar daar zou hij nooit overheen komen. Als hij slaapt loopt ze naar beneden en belt Ivo op. 'Hoi, ik las je sms.' 'Ja, sorry daarvoor, ik weet niet waarom ik' 'Nee! Ik ben heel blij dat je dit hebt gezegd. Ik zit hier ook al een tijd mee. Ik kom naar je toe.' Ze hangt op.

Yvonne schrijft een briefje aan Ferdinand en loopt naar buiten. De regen valt uit de zwarte lucht op haar hoofd, en spoelt haar tranen weg. Ze heeft medelijden met Ferdinand, die lieve Ferdinand. Altijd doet hij alles voor haar en wat krijgt hij van haar terug? Stank voor dank! Snel rent ze terug naar binnen, verscheurt ze haar brief en gaat ze met haar natte kleren weer naast hem in bed liggen. Ze kijkt naar hem en haar hart vult zich zoals de eerste keer dat ze hem zag.

Morgen zal ze stoppen met Ivo, nu echt. Echt.

Een Duister Lot


Daar lag hij volkomen hulpeloos in het duister. Hij voelde de pijn van de val die hij zojuist gemaakt had terwijl het water over zijn naakte lichaam stroomde. Langzaam probeerde hij overeind te komen. Voelend waar de muur begon ging hij voorzichtig op zijn voeten staan. Hij besefte dat hij een manier moest vinden om een einde te maken aan deze situatie.
Alles in zijn leven had hij op orde gehad en nu was er iets gebeurd wat zijn leven zo veranderd had dat hij volkomen afhankelijk was geworden van anderen. Het was gewoon niet eerlijk. Hij was woedend over dit onrecht, maar hij wist dat hij er niets aan had kunnen doen. Het was zijn schuld niet, het was niemand zijn schuld. Geen mens had het kunnen voorkomen. Het was de schuld van het leven zelf en hij wist dat er maar ��n oplossing was om deze schuld te vereffenen.

Het begon toen hij nog even voor zijn werk een belangrijke vergadering aan het voorbereiden was, toen hij opeens zijn eigen tekeningen niet goed meer kon bekijken. Hij wreef in zijn ogen, maar alles om hem heen was wazig. Hoewel het nog vroeg in de avond was, dacht hij dat het door oververmoeidheid zou kunnen komen. Het was nogal druk geweest de laatste tijd op zijn werk. Vanwege de grote orders die hij had binnengehaald was hij nu al wekenlang zon tien tot twaalf uur per dag bezig alles in orde te krijgen. Als toparchitect moet je nu eenmaal veel uren in je werk steken. Hij was goed in zijn werk en hij haalde bakken met geld binnen. Zijn huis stond dan ook vol met de nieuwste snufjes op elektronicagebied, waar hij dan ook erg trots op was.

Hij voelde zijn ogen irriteren en hij wreef nog een keer, maar hij bleef alles wazig zien. Dit keer besloot hij eens vroeg naar bed te gaan. Hij ging naar de slaapkamer en deed het licht aan, om de brandende lamp zag hij een groene gloed als een ring om het licht hangen. De wekker zette hij op 5.00 uur, zodat hij morgenochtend nog tijd had de rest van de vergadering voor te bereiden, maar bij het instellen van zijn digitale wekker moest hij goed kijken. Het getal 5 kon hij nog maar net van de 6 onderscheiden, de rode LED lampjes vloeiden in elkaar over en leken rode vlekjes te vormen.
Hij deed het licht uit en probeerde te gaan slapen, wat echter niet lukte doordat hij zat zo met zijn presentatie in zijn hoofd zat voor morgen. In zijn hoofd repeteerde hij wat hij wilde zeggen en welke antwoorden hij op eventuele vragen zou kunnen geven. Hij moest en zou deze order binnenhalen.
Blijkbaar was hij toch even in slaap gevallen, want hij werd compleet verward wakker, het zweet stond op zijn voorhoofd. Hij draaide zich om en een gevoel alsof zijn maag werd samengeknepen maakte hem misselijk. Zijn ogen deden pijn en hoe laat het was kon hij niet zien, want de wekker was nu ��n wazige rode vlek geworden. Zijn vingers tasten het nachtkastje af op zoek naar het lichtknopje van zijn lamp. Hij kon het niet vinden en hij voelde een kramp in zijn maag wat zich omhoog werkte naar zijn slokdarm. Snel zette hij zijn voeten op de grond en hij wilde opstaan, maar door duizeligheid en helse pijn in zijn ogen viel hij terug op bed. De misselijkheid was nu ondraaglijk en hij probeerde weer op te staan, terwijl hij zich met ��n hand staande probeerde te houden tegen de muur. Hij voelde zijn maaginhoud omhoog komen en op de tast wist hij de deurklink te vinden, maar het was al te laat. Op zijn knie�n zakkend voelde hij hoe het zuur zich door zijn slokdarm naar boven perste en hij gaf over op zijn dure hoogpolige slaapkamertapijt.
Zijn ogen prikten van de tranen en deden ontzettend pijn. Het voelde alsof zijn ogen uit hun kassen gedrukt zouden worden. Hij kneep zijn oogleden dicht en liet zich op de vloer vallen.
Door de misselijkheid en hevige pijn raakte hij half in paniek en hij probeerde weer overeind te komen. Hij strompelde de gang in, maar voelde hoe hij met zijn voet in zijn eigen braaksel stond. Hij gaf nog een keer over, viel op de grond met zijn hoofd tegen de muur en verloor het bewustzijn.

Toen hij wakker werd was het pikdonker. Zijn ogen deden pijn en hij voelde nog steeds krampen in zijn maag.
Hij besefte langzaam dat hij in de gang lag en hij stond op om het lichtknopje te zoeken. Toen hij het licht aanzetten deed de lamp het niet. Hij vloekte en voelde op de tast hoe hij naar de woonkamer kon lopen. Ook daar deed het licht het niet.
De telefoon ging. Hij ging op het geluid af, maar hij botste overal tegenaan en hij was te laat met opnemen.
Na een paar minuten ging de telefoon weer. Hij ging weer op het geluid af en eindelijk had hij hem te pakken. Waar blijf je nou? Je had hier al 20 minuten moeten zijn!

Het was een nachtmerrie. Hij had rillend in zijn onderbroek en T-shirt op de grond gezeten toen ze hem vonden.
Het spijt me, had de dokter gezegd. Er is niets meer wat we voor u kunnen doen. Acuut glaucoom is niet te genezen als het niet direct behandeld wordt. U zult de rest van uw leven blind zijn.

Hij woont nu tijdelijk in een centrum waar ze hem proberen te leren omgaan met zijn nieuwe leven. Ze hebben aangeboden dat hij in aanmerking kon komen voor een geleidehond. Een hond! Zon vies stinkbeest, daar moet hij echt niets van hebben.
Ze willen hem leren lezen met braille. Wat heeft hij daaraan? Hij kan toch niet meer ontwerpen, niet tekenen.
Zijn carri�re was zijn leven, hij had alleen zichzelf, hij had geleefd voor zijn huis, zijn televisie, zijn apparatuur en zijn auto.
Nu heeft hij er niets meer aan. Helemaal niets! Al het geld in de wereld kan hem zijn gezichtsvermogen nog niet teruggeven. Waarom? Waarom was juist hem dit overkomen? Het was gewoon niet eerlijk. Alles is zwart geworden.

s Nachts schrikt hij wakker en hij weet niet of hij nog droomt of wakker is. Soms ziet hij dingen in zijn slaapkamer, schimmen, maar dan beseft hij weer dat dat niet kan en dat hij had liggen dromen. Elke nacht is een hel. Het zweet loopt in straaltjes langs zijn gezicht.
Niets kan hij meer. Zijn leven is niets meer waard. Bij alles heeft hij hulp nodig.

Is dit leven? Nee, dit is hel. Leeft hij eigenlijk nog wel? Soms twijfelt hij, denkt hij dat hij al dood is.
Hij was gevallen onder de douche. Toen hij daar volkomen hulpeloos in het duister lag, terwijl het water over zijn naakte lichaam stroomde, kwam bij hem het besef dat hij er een einde aan moest maken. Hij zou wraak nemen op het leven.

Ze proberen het allemaal wel hoor. Laten hem muziek luisteren. Stellen dingen voor. Aangepast werk zou hij kunnen doen. Hij had ze gewoon uitgelachen. Werk? Bezigheidstherapie zou het zijn. Nee, hij wil niet. Geen stok, geen luisterboeken, en al helemaal geen hond. Klaar. Voor hem was het over.
Elke dag krijgt hij ��n antidepressivum. Niet dat hij die slikt, maar men had nu eenmaal besloten dat hij die in moest nemen. Hij bewaart ze in een sok in zijn kastje. Hij herkent de sok door een gaatje in de hiel.

Hij heeft een balkon op zijn kamer. Een keer was hij buiten gaan staan. Het miezerde. Hij voelde de regen op zijn gezicht. Een verzorgster kwam bij hem staan en vroeg wat hij daar deed. Hij vroeg hoe hoog dit balkon was. Ze had hem geen antwoord gegeven, maar hij weet dat het zeker op de derde of vierde verdieping moest zijn, hij kon duidelijk horen dat de weg onder hem langs liep, de autos die er reden klonken van redelijk diep.

s Avonds pakt hij zijn sok, voelt erin en telt de pilletjes. Het is zijn enige houvast tot zijn kamergenoot vertelt dat tegenwoordig zeer zelden mensen overlijden door een overdosis aan antidepressiva door de veranderde samenstelling van de pillen.

Het is donker. Hij is bang, maar hij weet niet waarom. Er is iets dat naar hem kijkt vanuit de hoek. Hij voelt het. Hij wil zijn ogen opendoen, maar het lukt niet. Misschien droomt hij. Ga weg! schreeuwt hij. Het blijft volkomen stil. Hij moet wel wakker zijn. De enige beelden die hij nog ziet zijn in zijn dromen.
Hij hoort hoe de regen tegen het raam striemt. Dat is het enige wat hem nog het gevoel kan geven dat hij nog enigszins leeft. Een douche of regen, het water dat zijn huid aanraakt en hem ervan overtuigt dat hij nog bestaat, dat zijn lichaam er nog is en dat hij nog in staat is om te voelen. Steeds als het regent gaat hij op het balkon staan. Zo ook nu.
Het water loopt in straaltjes van zijn haar zijn nek in. Hij hoort een auto voorbijkomen onder zich.
De reling van het balkon is niet hoog. Hij slaat er een been overheen. Met twee handen houdt hij zich vast. Nu het andere been. Hij staat nu met zijn rug naar de leegte gekeerd, de regen in zijn nek verkilt hem. Hij durft niet.
Lafaard! zegt hij tegen zichzelf. Hij is woedend. Zijn handen klemmen zich om de reling vast. Zijn hele lichaam is verkrampt.
Dan laat hij los.

Hij wordt wakker en hij voelt niets. Alles is donker. Hij ruikt de geur van het ziekenhuis waar hij twee weken geleden ook lag. Hij kan zich niet bewegen. Hij schreeuwt.
Snelle lichte voetstappen haasten zich weg. Nog geen minuut later hoort hij ze terug komen, samen met wat zwaardere voetstappen. Ze stoppen bij zijn bed.
Het spijt me, hoort hij de dokter zeggen. Er is niets meer wat we voor u kunnen doen. Door het breken van uw nek zijn de zenuwen van uw wervelkolom beschadigd geraakt. U zult de rest van uw leven vanaf uw nek verlamd zijn.