TTK-Wedstrijd/december2005verhalen

Uit FOK!wiki
Versie door Ancient (overleg | bijdragen) op 25 dec 2005 om 12:58
Ga naar: navigatie, zoeken

Wedstrijd inzendingen Verhalen, December 2005

De tweede TTK-wedstrijd, December 2005. Het onderwerp was 'Regenachtige nacht/Nachtelijke regen'. Dit zijn de inzendingen in de catagorie Verhalen. (Men kan rechtstreeks naar een verhaal door op de inhoudsopgave hier links te klikken.)
De inzendingen voor de catagorie Kunst en Gedichten kan je vinden door op de link te klikken.
Klik hier om terug te gaan naar de grote TTK-wedstrijd pagina

Hier komen de 6 inzendingen:

Satyre


Een regendruppel viel op haar neus. Achter haar sloeg de deur van de discotheek dicht. Ze keek op haar horloge. Het was al ��n uur, laat, en ze zou naar binnen moeten sluipen, anders werd haar moeder erg boos. Met moeite opende ze het fietsslot en ze haalde het fiets uit het rek. Het was een gezellige avond geweest, lekker met vriendinnen Breezers drinken, beetje flirten, dansen. Maar ze moest nog een paar kilometers door het bos naar het dorp fietsen, daar zag ze tegenop.
Ook andere druppels vielen nu een voor een op haar neus. Dat moest er nog bijkomen, regen. Gelukkig regende het niet hard. Ze trok haar jasje dicht. Nog net kon ze een auto ontwijken. Ze hoorde de bestuurder schelden, maar ze fietste hard door. Aan het eind van de straat waren de eerste bomen van het bos te zien. Daar zou ze redelijk beschut zijn tegen de regen. Ze fietste even door en al snel omringde de bomen haar.

Godverdomme, kankerfiets! Ze schopte tegen de fiets. Ze voelde aan de kettingkast. De ketting was eraf geschoten. Olie kleefde aan haar vingers. Er was niet genoeg licht om hem er terug op te zetten. Teringfiets, waarom moest hij nou net nu kapot. Ze zuchtte. De bosweg was nog ongeveer drie kilometer. Dan maar lopen. Haar vieze vingers zette ze aan het stuur. Achter haar klonk iets.
Geen bladeren, het had geklonken als.gelach
De wind? Of waren het haar gedachtes?
Ik heb het vast verbeeld, praatte ze zichzelf aan. Ze deed weer een stap. Nu klonk het gelag weer. Nu harder. Was het haar angst die haar dingen liet horen. Ze staarde om haar heen. De regen tikte nog steeds vrolijk op haar schouder. Er was niets achter haar. Het was verbeelding. Maar wat was dat op de tak? In het vale licht van de weinige lantaarns naast het fietspad zag ze een schim, een schaduw.
Lukt het? Het was een duidelijke stem geworden. Het klonk vanaf de kant van de tak. Ze zette haar fiets tegen de boom en liep over het fietspad de kant van de stem op. Ik woon in het bos, als je wilt kun je met me meekomen en bij mij overnachten. Het was een jongen die op de tak zat. Best knap. Ze schatte hem ongeveer achttien jaar. Ik.Ik moet naar huis.en het is nog een lange weg. Antwoordde ze. Weet je zeker dat je niet wilt? het begon harder te regenen. Haar haar werd nu echt nat, en ze wou dat ze ergens kon schuilen. Nouokay dan, maar haal je niets in je hoofd, ik heb een mes bij me, en een deospray en aansteker.
De jongen sprong van de tak. Met een plof raakte zijn zwarte schoenen het asfalt van de weg. Met kleine passen, het leken bijna sprongetjes, liep hij naar haar toe. Hij tikte haar even tegen de schouder. Deze weg. Hij liep naar de struiken, en samen baanden ze een weg erdoorheen. Hij leek geen last te hebben van de regen, zijn kleren leken niet nat te worden en ook zijn haar was nog droog. Vreemd, want haar kleren waren al helemaal doorweekt. Uit het bos klonken geluiden. Het was muziek, ze kon niet zeggen dat ze het mooi vond, maar het was welapart. Tussen de bladeren zag ze vuur, en drie schaduwen stonden eromheen. mijn vrienden. Verklaarde de jongen. De schaduwen begonnen al vorm te krijgen. Ze waren ongeveer even oud als hij. Twee hadden een mediterraans uiterlijk. In hun midden was er een groot vuur gestookt die geen moeite had met branden door de regen. In tegendeel, de druppels leken het juist aan te wakkeren. Nu ze er toch aan dacht, de vrienden waren ook niet nat.
Zoals ze al gehoord had, hadden de jongens instrumenten. Een had trommels bij zich, een ander had een panfluit bij zich en de laatste een klein harpachtig ding. De muziek die ze maakte werkte hypnotiserend op haar. Haar lichaam moest dansen, ze kon zich niet verzetten. Ook de jongen uit het bos, hij zei dat hij Jan heette ofzoiets, ze had hem niet goed kunnen verstaan, danste. Ze vervielen in een heftige dans, en ook de regendruppels leken om hun heen te dansen, te wervelen. Een storm, zonder begin en zonder einde.
Opeens hield de muziek op, maar ze was nog steeds in hun ban. Jan, was het Jan?, liep naar haar toe. Je kleding zal wel nat zijn, trek het maar uit, dan kunnen we het bij het vuur drogen. Ze leek geen keus te hebben, ze kon alleen toegeven. Hij hielp haar met het ontdoen van haar kleding, die bij het vuur werd gelegd. Het was niet koud, want het vuur en de actie verwarmde haar. Ook de jongens deden hun kleding af, al waren die niet nat geworden. Ze nam het spektakel aan zonder te denken, want ze had haar wil niet meer onder controle. Ze moest wel even blozen toen ze de grote fallus zag, want zo gigantisch had ze hem nooit gezien.
De jongens begonnen weer op de muziek te spelen. Het was nog niet tot haar doorgedrongen dat ook het uiterlijk van de jongens veranderd was. Hun benen waren veel dikker geworden, en harig. Hun voeten waren hoeven geworden en aan hun hoofden groeiden hoorns. De dans werd weer voortgezet. De tijd leek eeuwig te duren. In de tussentijd was de regen overgelopen naar hagel. De steentjes sloegen in op haar huid, maar door de trance merkte ze er niets van. Ze moest doorgaan, doordansen, tot het einde der tijden.
En alweer hielden de jongens op met hun muzikale talenten te tonen. Dit keer boden ze haar aan om iets te drinken. Uit het huisje haalden ze een fles wijn, wat kruiden en een bokaal. Ze deden de kruiden in de bokaal en goten er wijn over. Gluhwein, lekker met dit weer. Ze had al eerder gluhwein gedronken, en dat was haar toen goed bevallen. De bokaal werd verwarmt op het vuur en ze liepen plechtig naar haar toe. Ze nam een slok. De hitte golfde door haar heen. Heerlijk. Ze dronk de beker leeg. De jongens waren alweer naar hun instrumenten gelopen en ze was weer helemaal klaar om te dansen. Ze zat weer volop nieuwe energie. Ze begonnen nu een ander lied te spelen, zwaarder en donkerder. Het was niet zo vrolijk als de vorige liedjes. Toch vervielen ze weer in een dans, tot ze pijn voelde in haar buik. Ze greep direct naar haar maag, omdat er daar iets roerde. Jan begon met het lied mee te zingen. .thentos pino..kala fila..
Haar tenen kromde. Een verschrikkelijke kramp sloeg door haar voeten. Ze viel op de grond, en ze greep naar haar voeten. Ze werden hard en kregen een grijze kleur. Haar benen werden ook behaarder, met rode haren. De hagelstenen kwamen extra hard aan op het veranderende lichaam. Ze kon niet meer tegen de pijn en ze kwam in een staat van bewusteloosheid.
Haar voeten veranderde in hoeven, haar benen in poten. In de stille nacht, die verbroken werd door muziek en het geluid van de slaande hagel, fluisterde Pan We kunnen ons ras voortzetten, jongens, Satyrs zullen nooit uitsterven. De hagel veranderde in sneeuw die een laagje vormde om de bewusteloze gestalte op de grond. Ze droomde over haar hergeboorte, haar nieuwe leven als ze wakker zou worden, waar ze nu alleen nog maar van kon dromen, badend in het vruchtwater.