Wetgeving
Totstandkoming[bewerken]
Wetsvorming is een langdurig en ingewikkeld proces. Meestal worden er wetten gemaakt omdat er een probleem is die de overheid moet oplossen. Zo'n onderwerp wordt dan op de politieke agenda geplaatst. Dit kan gebeuren door allerlei partijen, burgers, politieke partijen, belangengroepen, media etc etc.
Voordat er een wetsvoorstel wordt geschreven kijkt men eerst naar de opvattingen in de maatschappij. dit kan door een onafhankelijk onderszoeksbureau gedaan worden. Deze maakt een rapport met een advies en brengt dit uit naardegene die het wetsvoorstel wil doen. Hierover kan overleg plaatsvinden tussen degene die het voorstel wilt indienen en degene die het op de agenda hebben gezet. Vervolgens komt er overleg met andere ministeries. Na al deze voorbereidingen gaat de minister die het voorstel in wilt dienen in overleg met zijn collega's. Dit gebeurt eerst in een van de vaste onderraden van de ministerraad en vervolgens door de ministerraard zelf.
Als het initiatief voor een wetsontwerp komt vanuit de Tweede Kamer, wordt dit besproken door en of meer leden van de Tweede Kamer die het voorstel dan opstellen. In dit geval spreekt men van een inititiatiefwetsontwerp. Het Kamerlid wat betrokken is moet dan zelf het wetsvoorstel verdedigen.
Procedure[bewerken]
De totstandkoming van een wet doorloopt een aantal, elkaar soms overlappende, stappen. Achtereenvolgens zijn zeven stadia te onderscheiden:
- Initiatief
- Ontwerp
- Advisering door de Raad van State
- Behandeling door de Tweede Kamer
- Behandeling door de Eerste Kamer
- Bekrachtiging
- Publicatie in het Staatsblad
Ontwerp[bewerken]
Als er een voorstel is en er blijkt animo voor te zijn wordt er een ontwerp gemaakt. Men begint bij de zogeheten considerans, een inleidende paragraaf van de wet. Hierin staan de beweegredenen van de minister om dit voorstel te doen. Voorgeschreven is dat bij indiening van een wetsontwerp de minister een Memorie van Toelichting schrijft en dat de Raad van State Advies uitbrengt, waarop de minister in hetzelfde document met een 'nader rapport' reageert. In de Memorie van toelichting geeft de minister een overzicht van de eventuele wet of de tot stand koming van het voorstel.
Advies van de Raad van State[bewerken]
Als het voorstel is ingediend bij de Raad van State, zal deze commentaar leveren op het voorstel. De minister kan hierop reageren of het voorstel aanpassen net zolang tot de Raad van State dit voorstel goedkeurd.
Behandeling in de Tweede Kamer[bewerken]
Wetsontwerpen worden in eerste instantie door een kamercommissie van de Tweede Kamer behandeld. De commissie brengt een verslag uit, waar de regering op reageert in de vorm van een Nota naar aanleiding van het verslag. Eventueel kunnen hierop een Nader verslag en een nota naar aanleiding van het nader verslag volgen. Uiteindelijk zal er een stemming komen, waarin blijkt hoeveel partijen ervoor zijn en hoeveel partijen tegen. Om een wet door te krijgen naar de Eerste Kamer moet de helft plus 1 voor stemmen. Dan heeft het wetsvoorstel een meerderheid behaald.
Behandeling in de Eerste Kamer[bewerken]
Na de goedkeuring door de Tweede Kamer gaat het voorstel door naar de Eerste Kamer. Hier wordt het voorstel wederom behandelt. Deze moet het voorstel of steunen of verwerpen. Als deze verworpen wordt, moet het hele voorstel weer van voor af aan beginnen. Wordt deze goedgekeurd kan men naar het volgende stadium.
Bekrachtiging[bewerken]
Volgens de Grondwet wordt een voorstel wet, zodra het door de Staten-Generaal (Eerste en Tweede Kamer gezamenlijk) is aangenomen 'en door de Koning is bekrachtigd' (art.87. lid 1). De koninklijke bekrachtiging vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de betrokken minister, die het aangenomen voorstel meeondertekent ofwel contrasigneert.
Publicatie in het Staatsblad[bewerken]
Het ministerie van Justitie is verantwoordelijk voor de plaatsing van een wet in het Staatsblad.
Uitvoering[bewerken]
Wetten regelen vaak alleen de hoofdlijnen van een bepaald onderwerp. In de wet wordt dan aangegeven dat bepaalde details in uitvoeringsregelingen kunnen worden uitgewerkt. Deze uitvoeringsregelingen zijn net als wetten algemeen verbindende voorschriften. Ze zijn alleen niet onderworpen aan goedkeuring door het parlement. Uitvoeringsregelingen mogen alleen worden vastgesteld voor zover de wet daarvoor toestemming verleent.
Er zijn verschillende soorten uitvoeringsregelingen:
- De wet kan aangeven dat een uitvoeringsregeling door de regering moet worden vastgesteld. Een dergelijke regeling heet een algemene maatregel van bestuur en is een koninklijk besluit dat door de koningin en ��n of meer bewindspersonen moet worden ondertekend.
- De wet kan ook aangeven dat de uitvoeringsregeling door de minister kan worden vastgesteld. In dat geval is sprake van een ministeri�le regeling.
- Ten slotte kan het maken van uitvoeringsregelingen ook worden opgedragen aan bepaalde overheidsfunctionarissen.
De genoemde regelingen kunnen allerlei bevoegdheden bevatten, bijvoorbeeld om vergunningen te verlenen of subsidies te verstrekken. De regels laten vaak een zekere ruimte over de wijze van toepassing ('beleidsvrijheid'). Een minister kan schriftelijke aanwijzingen geven over de manier waarop een voorschrift moet worden toegepast. Soms zijn deze beleidsregels (richtlijnen, circulaires) alleen bedoeld als instructies voor ambtenaren, maar in andere gevallen dienen ze ook om het publiek te informeren en worden zij gepubliceerd.
Publicatie[bewerken]
De Grondwet schrijft voor dat algemeen verbindende voorschriften van het Rijk pas in werking treden nadat zij bekendgemaakt zijn:
- Wetten en koninklijke besluiten waarbij algemeen verbindende voorschriften worden vastgesteld, worden gepubliceerd in het Staatsblad.
- Alle overige algemeen verbindende voorschriften van het Rijk worden gepubliceerd in de Staatscourant, met uitzondering van de voorschriften die betrekking hebben op het onderwijs. Deze laatste worden gepubliceerd in het blad Uitleg.
- Internationale verdragen worden gepubliceerd in het Tractatenblad.
- Het is niet verplicht om beleidsregels te publiceren. Als tot publicatie wordt overgegaan gebeurt dit veelal in de Staatscourant of in Uitleg.
Controle op het bestuur[bewerken]
Openbaarheid[bewerken]
De vergaderingen van Eerste en Tweede Kamer, van provinciale staten, gemeenteraden, waterschapsbesturen en besturen van openbare lichamen voor beroep en bedrijf zijn openbaar. Dit geldt ook voor terechtzittingen. Ook alle documenten van de overheid met bestuurlijke informatie (rapporten, verslagen, onderzoeken, nota's, e.d.) zijn in beginsel openbaar. Desgevraagd heeft iedere burger recht op inzage of afschrift van deze documenten (in het laatste geval kan een vastgestelde vergoeding per pagina worden gevraagd). Sommige documenten of gegevens mogen geheim gehouden worden, bijvoorbeeld in verband met de veiligheid, opsporing van strafbare feiten, financi�le belangen en privacy. De openbaarheid van bestuur stelt iedere burger in staat om zelf toezicht uit te oefenen op de overheid.
Controlerende organen[bewerken]
Parlement[bewerken]
Het parlement (de Staten-Generaal) heeft verschillende instrumenten om de regering te controleren. In de eerste plaats kunnen mondelinge en schriftelijke vragen worden gesteld aan de regering. Voor de mondelinge vragen staat er wekelijks een vragenuurtje op de agenda van de Tweede Kamer. Bij belangrijke of spoedeisende zaken kan een kamerlid de minister ter verantwoording roepen door middel van een interpellatie. De lopende agenda van de kamer wordt dan onderbroken voor een kort spoeddebat. Een belangrijk verschil tussen vragen en interpelleren is dat in het laatste geval moties kunnen worden ingediend. Bij ingewikkelde en omvangrijke vraagstukken kan een Kamer ook een speciale commissie instellen die een onderzoek instelt naar een bepaalde kwestie. Een bijzondere vorm hiervan is de [[parlementaire enqu�te]]. Voor een dergelijk onderzoek is een meerderheid in de Kamer nodig. Getuigen zijn verplicht om voor de enqu�tecommissie te verschijnen en kunnen onder ede worden gehoord. De Tweede Kamer heeft een speciale commissie die klachten van burgers behandelt: de commissie voor de verzoekschriften. De commissie behandelt alleen klachten over individuele zaken waarvoor geen beroep bij de rechter mogelijk is. Als de commissie vindt dat er iets gedaan moet worden aan een klacht van de burger kunnen de leden hiertoe gebruik maken van de parlementaire bevoegdheden waarover zij beschikken.
Algemene Rekenkamer[bewerken]
Dit is een onafhankelijk orgaan dat controleert of de uitgaven van de rijksoverheid rechtmatig (in overeenstemming met regels en besluiten) en doelmatig zijn. De rekenkamer rapporteert haar conclusies aan de Tweede Kamer. Kritiek van de Algemene Rekenkamer kan voor de Tweede Kamer aanleiding zijn om ministers ter verantwoording te roepen. De rapporten van de Algemene Rekenkamer worden als kamerstuk gedrukt (beschikbaar op Internet).
Nationale Ombudsman[bewerken]
Deze onafhankelijke functionaris behandelt klachten van burgers over onbehoorlijk overheidsoptreden. Klachten over het optreden van gemeenten en provincies worden niet behandeld tenzij de Nationale Ombudsman daartoe speciaal door een gemeente of provincie is aangewezen. De Nationale ombudsman behandelt alleen klachten over individuele zaken waarvoor geen beroep bij de rechter mogelijk is. De Nationale ombudsman publiceert zijn conclusies in rapporten, die ook op Internet beschikbaar zijn. De Nationale ombudsman is geen rechter, de overheid is niet verplicht om gevolgen te verbinden aan zijn uitspraken.
Rechtspraak[bewerken]
Tegen het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften kan men niet in beroep gaan bij de rechter. De rechter toetst wel of voorschriften in strijd zijn met hogere voorschriften. Tegen vrijwel alle andere overheidsbesluiten kunnen belanghebbenden in beroep gaan.