Elfzesendertig
Vogelbekdier[bewerken]
Het vogelbekdier (Ornithorhynchus anatinus) is een opmerkelijk zoogdier omdat het een opvallend aantal kenmerken deelt met vogels en reptielen. Toch wordt het vogelbekdier tot de zoogdieren gerekend, omdat het haar jongen voedt met melk uit gespecialiseerde melkklieren. Het is het enige lid van de onderorde Platypoda, één van de nog weinig voorkomende soorten cloacadieren. Het is één van de weinige zoogdieren dat eieren legt.
Het vogelbekdier is niet verwant aan vogels. De kenmerken van dit primitieve zoogdier herinneren eraan hoe zoogdieren (en vogels) geleidelijk zijn geëvolueerd uit reptielen.
Leefwijze[bewerken]
Vogelbekdieren komen voor in Australië en zijn echte waterbewoners. Ze bewonen vooral rivieren en meren, maar komen ook wel in ondiepe gedeelten in zee voor. Hun lichaam is helemaal afgestemd op leven in het water, hoewel ze zich ook op het land kunnen voortbewegen. Op het land lopen ze enigszins wijdbeens en waggelend.
Vogelbekdieren leven solitair en zijn territoriaal. Ze graven holen in oevers waarin ze zich overdag schuilhouden. De holen bevinden zich vooral boven de waterspiegel. Ze foerageren vooral 's nachts. Ze zijn ongeveer vijftig tot zestig centimeter lang (de staart meegerekend) en kunnen ongeveer zeventien jaar oud worden
Eigenschappen
De voorste poten van een vogelbekdier dienen als peddels, de achterste poten als stuur. De dikke staart kan fungeren als een soort roer, maar er wordt ook vet in opgeslagen. Tussen de tenen zitten zwemvliezen. Deze vliezen kan het vogelbekdier onder zijn poten wegvouwen, zodat er klauwen vrijkomen en het graven kan. De korte fluwelige vacht lijkt op die van een mol en is waterdicht.
Snavel
Vogelbekdieren leven van vis, wormen, weekdieren en garnalen. Hun eendachtige snavel is in tegenstelling tot bij vogels, niet hard, maar zacht en flexibel en wordt gebruikt om in modder te wroeten op zoek naar voedsel. De snavel is bedekt met huid. Deze huid is nog wel eens beschadigd doordat ze zichzelf hebben gestoten of gesneden aan scherpe objecten onder water. In de snavel zitten kleine zintuigen die gevoelig zijn voor elektrische signalen die prooidieren afgeven. Bij het foerageren onder water vertrouwt het vogelbekdier geheel op zijn snavel. De oren en ogen worden afgesloten. Een jong vogelbekdier heeft tanden. Later gaan de tanden verloren en worden ze vervangen door rijen horizontaal geplaatste hoornachtige ribbels. De voorste ribbels zijn scherp en snijden het voedsel, de achterste ribbels zijn stomper en vervullen de functie van kiezen.
Eieren
Het vrouwelijke vogelbekdier legt 2 tot 3 eieren. Deze zijn niet hard en breekbaar maar leerachtig, zoals bij reptielen. Het wijfje legt haar eieren in een hol en bebroedt ze ongeveer tien dagen, door zich eromheen te krullen. Tijdens het broeden verlaat ze het hol vrijwel niet. Wanneer de jongen geboren worden zijn ze nog blind en hebben nog geen vacht. Ze zijn op dat moment ongeveer vijfentwintig millimeter groot.
Zogen
Vogelbekdieren hebben geen tepels. De melk vloeit bij het wijfje uit de talgklieren van de haren die in melkvelden aangelegd worden op haar borst. De melk lekt langs de haren en de jongen likken het op. Na vier maanden verlaten de jongen het hol en kunnen ze zelfstandig eten.
Gif
Mannelijke vogelbekdieren hebben aan beide achterpoten sporen waarmee ze gif kunnen injecteren. Meestal wordt dit gif ingezet om tijdens de paartijd concurrerende mannetjes te bestrijden, maar het dier zet dit wapen ook in tegen andere vijanden. Het gif is niet direct dodelijk, maar kan bij mensen extreme en chronische pijn veroorzaken. Vogelbekdieren zijn geen agressieve dieren, maar een mannetje dat wordt opgepakt en zich bedreigd voelt zal niet aarzelen om zijn belager te prikken.
Lichaam
De Lichaamstemperatuur is bij de vogelbekdieren niet constant, maar schommelt tussen de 25 en 35 °C.
DNA[bewerken]
Recent onderzoek naar het DNA van vogelbekdieren leidde onder andere tot de conclusie dat het genoom van een vogelbekdier voor 80% overeenkomt met dat van andere zoogdieren. Daarbij werd het DNA vergeleken met dat van mensen, muizen, honden, buidelratten en kippen. Uit het DNA-onderzoek bleek ook dat het in het DNA besloten genoom dat verantwoordelijk is voor het vermogen om eieren te leggen met delen van het DNA van de kip overeenkwam.Deze informatie bevestigt de theorie dat het vogelbekdier een soort 'tussenfase' is tussen reptielen, vogels en zoogdieren.