TTK-wedstrijdnovember2005verhalen II: verschil tussen versies

Uit FOK!wiki
Ga naar: navigatie, zoeken
(Lilith.)
Regel 1: Regel 1:
== De duivel in het spel ==
 
 
<br>Dit verhaal werd geschreven door _Arual_
 
<br>
 
<br>Het dorp was veranderd sinds zij er woonde. Wanneer tegen het einde
 
<br>van de middag de school uit was, trokken drommen kinderen geruisloos
 
<br>door de straten heen naar huis. Uit de kroeg, het mannendomein,
 
<br>weerklonken nooit meer dronkemansliederen. De meest fervente
 
<br>roddelaarsters spraken niet meer met haar, over haar of over elkaar
 
<br>-zelfs de barbier (die natuurlijk een man was, maar bovenal barbier),
 
<br>knipte zijn klanten voortaan in stilte. Sommigen beweerden dat de
 
<br>kerkklokken minder hard luidden dan vroeger, en dat de vogels lang
 
<br>niet zo uitbundig floten als voorheen. Het is in ieder geval een feit
 
<br>dat de honden niet meer blaften. De vier boerderijen die naast elkaar
 
<br>aan de rand van het dorp stonden, hielden voortaan valse, knauwende
 
<br>ganzen als erfbewakers.
 
<br>
 
<br>En toch was het nooit stil in het dorp. Dat lag aan haar, aan de
 
<br>roodharige vrouw, aan de muziek die uit haar huis kwam. Sinds zij met
 
<br>haar piano het huis had betrokken, was er altijd maar die stroom van
 
<br>klanken. Bij zonsopgang waren de straten gevuld met lichtvoetig
 
<br>gepingel dat de dorpelingen bijna dansend uit hun bedden verdreef. De
 
<br>middagen waren doortrokken van wat zwaardere barokke tonen. Tegen de
 
<br>tijd dat de zon onderging, deinden de mensen heen en weer op muziek
 
<br>die zo vanaf een middeleeuws hof leek te komen. Degenen die ver na
 
<br>twaalven wakkerschrokken uit een koortsdroom, of zij die midden in de
 
<br>nacht een koe hielpen bevallen, werden omgeven door spookachtige
 
<br>liederen die kilometers verderop ook nog te horen moesten zijn.
 
<br>
 
<br>Van heinde en verre werden mensen aangetrokken door de betoverende
 
<br>klanken. Sprakeloos stonden ze te luisteren naar de piano die nooit
 
<br>ophield. En wanneer de beluisteraars uren na hun arriveren op hun
 
<br>paard sprongen en weer naar hun eigen dorp vertrokken, slaagden ze er
 
<br>tot hun verbijstering niet in om ook maar n stukje van wat ze
 
<br>gehoord waren te neurin.
 
<br>Wanneer ze thuis gevraagd werden waar ze naar hadden geluisterd,
 
<br>antwoordden ze na enkele ogenblikken stilte: "Daar heb ik eigenlijk
 
<br>geen woorden voor." Of: "Dat kan ik niet zeggen." Iemand als ik zou
 
<br>waarschijnlijk verzucht hebben dat het nauwelijks beschrijven viel.
 
<br>Het verhaal gaat dat een groot musicus uit de hoofdstad probeerde om
 
<br>de muziek op papier te zetten. Maar de tonen die hij hoorde, konden
 
<br>onmogelijk in notenschrift worden vastgelegd.
 
<br>
 
<br>Jaar na jaar ging het zo door. De timmermannen van het dorp bouwden
 
<br>ongevraagd een tribune bij het raam waarachter zij stocijns piano zat
 
<br>te spelen. De geiten aten het gras op dat uit haar tuin was
 
<br>verwijderd. Men rukte bramen- en bessenstruiken uit de grond, maar
 
<br>niet voordat de vruchten ervan geplukt en opgegeten waren door de
 
<br>kleuters uit het plaatsje. De houthakker kapte de bomen in de tuin om,
 
<br>het hout dat dit opleverde werd in de tribune verwerkt. De vrouw keek
 
<br>niet eens op toen een groep jongens de stenen die bij wijze van paadje
 
<br>richting haar voordeur liepen, n voor n met geweld uit de grond
 
<br>bikten.
 
<br>Slechts n enkele keer maakte de vrouw haar blik los van de
 
<br>toetsen onder haar handen. Dat was toen een jonge timmermansknecht de
 
<br>rode rozenstruik die tussen de voordeur en het raam groeide, uit de
 
<br>bodem wilde trekken. Terwijl hij de struik vasthield, staarden
 
<br>plotseling twee roodfonkelende ogen hem aan. Tegelijkertijd groeiden
 
<br>de doornen van de struik dwars door zijn handen heen. Op de
 
<br>achtergrond werd een muziekstuk gespeeld dat wat weg had van wat wij
 
<br>inmiddels als de Noodlotsymfonie kennen. Misschien dan, ergens in de
 
<br>verte.
 
<br>
 
<br>De rozenstruik bleef staan. Hij woekerde binnen korte tijd door tot
 
<br>aan de voet van de tribune. En altijd droeg de struik bloemen, in de
 
<br>herfst en in de winter niet minder dan in de lente of de zomer. Een
 
<br>zee was het, nee, een oceaan van de mooiste rode rozen die een levend
 
<br>wezen zich voor kan stellen. Het kwam bij niemand nog op om ook maar
 
<br>een van de rozen te plukken en die thuis in een vaasje op de tafel te
 
<br>zetten. Het verhaal van de timmermansknecht was weliswaar niet
 
<br>doorverteld, maar sommige dingen weten mensen instinctief. Als
 
<br>eskimo's die automatisch op de loop gaan voor een beest dat ze niet
 
<br>kennen. Een leeuw bijvoorbeeld, of een reuzenslang.
 
<br>Het was een vreemd gezicht, de volledig in bloei staande struik,
 
<br>midden in de winter. IJzel en sneeuw hadden geen enkele invloed op de
 
<br>roodheid van de bloemenblaadjes. Ook de mensen lieten zich door de
 
<br>weersomstandigheden niet tegenhouden. Juist in de koude wintermaanden
 
<br>wilden de mensen zich laten verwarmen door de muziek, en zat de
 
<br>tribune meer dan vol.
 
<br>
 
<br>Het was op zo'n drukke, sneeuwachtige avond dat er voor het eerst in
 
<br>tientallen jaren een dissonant klonk. Daarna niets meer. De muziek was
 
<br>gestopt. Het volk op de tribune ontwaakte vervroegd uit de hypnose, en
 
<br>trok verdwaasd het duister in. Kinderen schrokken wakker en huilden.
 
<br>Mannen en vrouwen, weggekropen onder stapels dekens, fluisterden met
 
<br>elkaar. De enige hond die nog in het dorp was, begon te janken als een
 
<br>wolf. Daarna sloeg de kerkklok op volle kracht twaalf slagen. (Velen
 
<br>houden tot op de dag van vandaag vol dat het er dertien waren.) Het
 
<br>sneeuwen hield op, die nacht.
 
<br>
 
<br>De volgende ochtend kwam de angst. Er waren pootafdrukken te zien door
 
<br>het hele dorp. De bloedrode sporen in de sneeuw hadden de vorm van een
 
<br>kleine U. Het waren onmiskenbaar afdrukken van een wezen dat op twee
 
<br>bescheiden hoefjes door het leven ging.
 
<br>De voetstappen vormden een lange, kaarsrechte lijn. Ze begonnen
 
<br>bij het huis van de roodharige vrouw, gingen dwars over de straten en
 
<br>liepen recht omhoog tegen muren op. De hoefafdrukken waren terug te
 
<br>vinden op de steilste daken, in door hoge schuttingen omgeven tuinen.
 
<br>Het iets was tegen de voorkant van de kerk gelopen, om via het dak
 
<br>aan de achterkant weer naar beneden te komen. In een paardenkadaver
 
<br>dat op een van de boerderijen toevallig net in de lijn lag, waren de
 
<br>sporen ook te vinden. Ze leken in het vel van het dier te zijn
 
<br>gebrand. De afdrukken waren te zien aan de ene kant van de rivier, om
 
<br>er aan de andere kant op dezelfde lijn weer uit te komen.
 
<br>Honderden kilometers verderop rapporteerde een veldwachter dat er
 
<br>hoefafdrukken via het strand recht naar de zee leidden. Daar hield het
 
<br>duivelse spoor op.
 
<br>
 
<br>De ooit pianospelende vrouw zat opgesloten in haar woning. De
 
<br>rozenstruik hadden een op het oog ondoordringbare haag rond het huis
 
<br>gevormd. Houthakkers probeerden zich met geweld een weg door de
 
<br>bloemenzee heen te banen. De takken waren dik en taai, maar de doornen
 
<br>leken verdwenen. Het duurde uren en uren voordat de mannen tot de
 
<br>voordeur waren doorgedrongen. Het huis was leeg, bijna dan. Naast stof
 
<br>en spinnenwebben was er de vrouw die verstild achter haar piano zat.
 
<br>Ze was gestorven  maar eigenlijk wist iedereen dat al.
 
<br>De piano was even dood als de vrouw. Hij was als de rest van het
 
<br>huis bedekt met spinnenrag en grauw stof. Er zaten wormen in het hout.
 
<br>En van de houthakkers deed de klep van het instrument open. Een nest
 
<br>muizen kwam tevoorschijn, en toen de beestjes tijdens hun vlucht over
 
<br>de toetsen raasden, bleek hoe vals het instrument was. Een logboekje
 
<br>dat ergens slordig in de hoek van de kamer was neergeworpen, vertelde
 
<br>dat het instrument ooit keurig ieder half jaar gestemd was geweest. De
 
<br>laatste stemming dateerde van zesentwintig jaar terug.
 
<br>
 
<br>Het kerkhof stond vol, enkele dagen later. Het hele dorp was
 
<br>uitgelopen om de begrafenis van de vrouw bij te wonen. Familie van de
 
<br>vrouw was er niet  niemand kon vertellen wat haar naam was. De
 
<br>gewijde grond van de begraafplaats bood geen onderdak voor mensen die
 
<br>naar de hel gingen, en zeker niet voor slechte muzikanten die een pact
 
<br>met de satan niet schuwden. Dus werd de vrouw begraven aan de rand van
 
<br>het kerkhof. Ze kwam te liggen tussen ongedoopte babys, gevallen
 
<br>vrouwen en een pastoor er tijdens zijn werkzame leven niet in geslaagd
 
<br>was om zich te beheersen.
 
<br>Op de kist van de vrouw lag een krans van rode rozen. De rozen
 
<br>uit haar tuin hadden zich gewillig laten plukken. Toen iedereen de
 
<br>laatste ronde om de kist had gemaakt, trok een meisje een van de rozen
 
<br>uit de krans. De bloemen in de krans verwelkten op slag, en de roos in
 
<br>de handen van het meisje veranderde van kleur. Een witte kerstroos was
 
<br>wat ervan overbleef.
 
<br>
 
<br>In de verte begon een vogel te fluiten.
 
 
== Erythrofobia ==
 
 
<br>Dit verhaal werd geschreven door DaMart
 
<br>
 
<br>Ik weet nog hoe Julia de eerste keer mijn kamer betrad. Ze droeg een lichtgroene broek en een fleurig shirt. Haar haar hing in een paardenstaart over haar rug. Eigenlijk was ze nog een kind met haar elf levensjaren. Maar ze straalde niet de vrolijkheid en onbezorgdheid van een kind uit. Ze had een angstige, droevige blik in haar blauwe ogen en haar gezichtsuitdrukking was serieuzer dan je van iemand van haar leeftijd mag verwachten. Toch verbaasde de aanblik van dit jonge meisje mij niet.
 
 
<br>Haar medisch dossier was de laatste maanden behoorlijk gegroeid. Verschillende artsen hadden haar grondig onderzocht, maar konden geen oorzaak vaststellen voor haar gedrag. Het moest wel in haar hoofd zitten, zo oordeelden ze, dus gaven ze haar vader het advies dat ze misschien eens met iemand moest gaan praten. En dus kwam ze bij mij terecht.
 
 
<br>Ik hield de deur voor haar open toen ze naar binnen liep en glimlachte. Ze knikte schuchter en stapte voorzichtig de kamer binnen. Schuw keek ze om zich heen, en ze verstarde even toen ze de rode sofa die tegenover mijn bureau stond, zag staan. Ik gebaarde met mijn arm dat ze wel mocht gaan zitten, maar wild schudde ze haar hoofd. Niet daar., zei ze en ging demonstratief in kleermakerszit op de grond zitten. Midden in de kamer, met haar rug naar de sofa gekeerd. Je houdt niet van sofas?, vroeg ik haar. Zonder een woord te zeggen haalde ze haar schouders op. Je weet waarom je hier bent, Julia? Ze knikte voorzichtig. Ze denken dat ik gek ben. En, ben je dat dan? Ze schudde wild haar hoofd. Iedereen is gek, behalve ik.
 
 
<br>Ik pakte mijn notitieschrift en ging in kleermakerszit tegenover haar zitten. Toen ik het schrift opende, draaide ze haar hoofd weg. Onbedoeld keek ze naar mijn sofa en draaide haar hoofd terug, waardoor mijn schrift weer in haar blik gevangen raakte. Ik zag hoe ze begon te zweten en steeds wilder om zich heen begon te kijken. Julia, gaat het met je? Terwijl de woorden over mijn tong rolden, verweet ik mezelf de domheid van die vraag. Als het ging dan had ze hier immers niet gezeten.
 
 
<br>Ik twijfelde even, maar legde mijn handen op haar schouders, terwijl ik kalmerende woorden sprak. Ze haalde een paar keer diep adem en werd weer rustiger. Toen ik weer wilde gaan zitten en het schrift pakte schudde ze haar hoofd. Niet schrijven. Ze draaide haar hoofd naar de deur. Ik stond op en legde het schrift weg. Toen ik me weer om wilde draaien viel mijn oog op haar dossier. Ik had het nog open liggen en zag hoe ik twee woorden had omcirkeld: Moeder weggelopen..
 
 
<br>Mis je je moeder?, vroeg ik terwijl ik weer tegenover haar ging zitten. Ze keek me schichtig aan. We praten over mij, niet over haar. Maar ze is een belangrijk onderdeel van je leven, nietwaar? Julia schudde haar hoofd. Nee. Kunnen we het over iets anders hebben? Waarover wilde je het dan hebben? Jij bent de praatdeskundige. En ik wilde het graag over je moeder hebben. Ik niet. Verontwaardigd keek ze me aan. Ik wil je helpen, Julia. Dat mag. Ben je goed in geschiedenis? Ik keek haar verbaasd aan. Je wilt toch helpen? Dan maak je mijn huiswerk maar.
 
 
<br>Voor ik het wist was er een half uur verstreken en was de sessie voorbij. Ik zie je morgen wel weer. Nee. Aan jou heb ik toch niks. En ik maak mijn huiswerk ook wel zelf, zei ze gerriteerd toen ze mijn kamer verliet. Toen ze de deur achter zich dicht had getrokken, pakte ik mijn schrift en maakte alsnog aantekeningen. Al jaren gebruikte ik dezelfde schriften met de harde rode kaft. Bovenaan een lege bladzijde schreef ik haar initialen en de eerste drie cijfers van het dossiernummer. Ik bladerde door mijn aantekenen terwijl ik nadacht over de kennismaking met dit bijzondere meisje. Eigenlijk zijn al mijn patinten op hun eigen manier bijzonder. De man met de dwangneurose bijvoorbeeld. Hij stond s ochtends een uur eerder op omdat hij al zijn onderbroeken twee keer aan en uit wilde trekken, om vervolgens zonder onderbroek naar zijn werk te gaan. Een ander was in een zware depressie beland omdat het warenhuis waar ze graag winkelde was afgebrand. Weer een ander dacht dat er marsmannetjes achter hem aanzaten elke keer dat hij een mobiele telefoon hoorde afgaan.
 
 
<br>En zoals die mensen hun problemen hadden, zo had ook Julia haar eigen probleem. Aan de hand van de beschikbare informatie probeerde ik een diagnose te stellen, maar mijn conclusie reikte niet veel verder dan dat het weglopen van haar moeder een grote rol speelde.
 
 
<br>De volgende dag kwam Julia niet opdagen voor onze afspraak. Het verbaasde me niet echt, maar toch speet het me dat ik me niet verder kon verdiepen in dit meisje. Ook de dagen die volgden zag ik Julia niet meer. Ik had het dossier voor mezelf al bijna afgesloten, toen een week na onze eerste ontmoeting haar vader ineens in mijn spreekkamer stond. Hij oogde een beetje nerveus, en de wallen onder zijn ogen verrieden dat hij al vele nachten slecht geslapen had. Het spijt me dat ik zo kom binnenvallen, mevrouw, maar het gaat over mijn dochter. Zijn stem klonk onzeker. Ik knikte hem toe en nodigde hem uit om te gaan zitten. Hij hield zijn jas aan toen hij op de rode sofa plaatsnam. Julia is vorige week bij u geweest. Het spijt me dat ze niet meer is teruggekomen, maar ze weigerde resoluut. Sinds haar moeder is weggelopen, is ze veranderd.
 
 
<br>Ik knikte en haalde mijn aantekeningenschrift tevoorschijn. Ze wordt midden in de nacht gillend wakker. Op een ochtend raakte ze in paniek en heeft, nadat ze haar digitale wekker kapot had gegooid, de gordijnen naar beneden getrokken en uit het raam gegooid. Zaten er misschien speciale emoties aan die gordijnen? De man knikte. Haar moeder had ze zelf voor haar gemaakt. Ze verdiende wel eens wat bij met haar naaimachine. Van een opdracht had ze een grote lap rode stof over. Julia was dolenthousiast over die kleur en smeekte haar moeder om er nieuwe gordijnen van te maken. En zijn u nog andere vreemde dingen opgevallen aan Julia? De man knikte. Ze heeft haar haar geblondeerd. Uit zijn zak haalde hij een foto van een meisje met rode haren dat ik vaag herkende als Julia. Dit was Julia voor haar metamorfose. Wist u dat ze het haar van haar moeder heeft? Daarna zweeg hij enkele minuten en maakte aanstalten om weg te gaan. Ik wil Julia graag helpen Denkt u dat ze te helpen is? Ik glimlachte. Ik zal mijn best doen.
 
 
<br>Hoewel ik er niet meer op rekende, stond Julia twee dagen later ineens voor de deur van mijn spreekkamer. Ik ben hier om van het gezeur van mijn vader af te zijn. Dat is een begin. Ze keek me schuchter aan, terwijl ze weer in kleermakerszit op de grond ging zitten. Hoe voel je je vandaag, Julia? Gaat wel. Ik ben geschorst op school. Waarom? Gewoon, daarom. Zo gewoon is dat toch niet? Het is ook niet normaal als een leraar mijn proefwerk vol kliedert met rode kruizen en loze opmerkingen. En als je daar dan wat van zegt Ze balde haar vuist en keek kwaad. Julia, ik wil dat je je ontspant. Sluit je ogen eens, en haal diep adem. In plaats van mijn woorden op te volgen, stond ze op. Je begrijpt er helemaal niets van he! Het is gevaarlijk om mijn ogen dicht te doen als het licht is. Waarom? Julia wilde weglopen. Julia, weglopen helpt je niet verder. Waarom is het gevaarlijk om je ogen dicht te doen? Julia draaide zich om. Omdat ik haar mijn naam dan weer hoor roepen.
 
<br>Je moeder? Julia zweeg. En zit ze alleen aan de binnenkant van je ogen? Ze schudde haar hoofd. Ze zit niet daar. Ze zit overal en komt me halen. Ik keek om me heen. Heb je je moeder weer gesproken dan? Ze wil dat ik bij haar kom wonen, maar ik wil hier blijven. Ik kan geen afscheid nemen. Dat wil ik niet. Ze ging weer op de grond zitten en begon te huilen. Je kunt toch altijd terugkomen als het je niet bevalt bij haar? Nee, als ik bij haar ben, dan laat ze me nooit meer gaan. Dat weet je niet. Dat is algemeen bekend.
 
 
<br>Er volgde een ongemakkelijke stilte tussen ons. Zie je wel, jij kan me ook niet helpen. Ik keek op uit mijn gedachten en zag Julia al bij de deur staan. Wacht even Julia. Waarom? Ik ga mezelf wel helpen, en met haar mee. Dan ben ik van het gezeik af! Ik volgde haar richting de uitgang, en probeerde haar terug mijn spreekkamer in te praten, maar ze negeerde me volkomen.
 
 
<br>Na deze ontmoeting bleef ik aan haar denken, ook toen ik thuis was. Herman had me al vaak gezegd dat ik mijn werk niet in mijn hoofd mee naar huis moest nemen. Maar dat was een moeilijke opgave voor mij. In het geval van Julia was die opgave zelfs onmogelijk. Ik lag al in bed toen Herman besloot ook te gaan slapen. Ik lag op mijn rug en had mijn ogen al dicht, toen hij het licht aan deed. Ik opende mijn ogen en keek op de wekker, waarop de rode cijfers aangaven dat het tien over elf was.
 
 
<br>Er ging een rilling door mijn lichaam. Ik sloot mijn ogen weer en draaide mijn hoofd richting de lamp aan het plafond. Herman kroop naast me en deed het licht uit. Ik schoot overeind en deed het licht weer aan. Ik denk dat ik een verband heb gevonden, Herman. Mooi, nu nog een dokter om de wond te verbinden, en dan kunnen we slapen. Normaal gesproken had ik waarschijnlijk moeten lachen om deze gevatheid, maar nu was ik te druk bezig met Julia. Rood. Wat is rood? Het verband natuurlijk! Zie je wel dat je een dokter nodig hebt om het verband te vervangen? Erythrofobia. Angst voor het rode, voor bloed. Waar heb je het in godsnaam over? Die patinte, Julia. Ze mijdt alles wat rood is. 
 
 
<br>Zelden had ik me zo snel aangekleed als die avond. Het was rustig op de weg, en binnen een half uur had ik mijn praktijk bereikt. Ik spoedde me naar mijn spreekkamer en haalde mijn aantekeningen over Julia tevoorschijn. Toen ik de digitale cijfers van mijn wekker zag, herinnerde ik me wat Julias vader me had verteld. Ik kon me wel voor mijn kop slaan dat ik deze samenhang niet eerder had ontdekt. Julias angst voor mijn sofa en schrift, het weggooien van de gordijnen en het slopen van haar wekker. Alles hing samen met n kleur: rood. Julias woorden schoten weer door mijn hoofd toen ik met gesloten ogen naar de lamp aan het plafond staarde. Julia associeerde haar moeder met rood. Ze zit overal en komt me halen. Opnieuw klonken haar woorden door mijn hoofd. Ze was bang voor rood, bang voor haar moeder. Het enige wat ik toen nog niet wist, was waarom. En daar was maar op n manier achter te komen.
 
 
<br>Pas toen ik mijn vinger van de deurbel haalde, besefte ik op wat voor onchristelijk tijdstip ik voor de deur stond. Beschaamd verontschuldigde ik me toen de deur geopend werd. Het spijt me dat ik u zo laat stoor. Dat geeft niets. Ik kon toch de slaap niet vatten. Wilt u binnenkomen? Ik knikte en liep naar binnen. Herman zou me waarschijnlijk de huid vol schelden dat ik midden in de nacht bij een vreemde naar binnen stapte, maar iets zei me dat ik er dit keer goed aan deed. Heeft u Julia ook meegenomen? Ik keek de man verbaasd aan. Hoe bedoelt u? Nadat ik haar heb afgezet bij uw praktijk heb ik haar niet meer gezien. Op dat moment bekroop me een angstig gevoel.
 
 
<br>Mijnheer de Graaf Zegt u alstublieft Jaap. Uw dochter is midden in de sessie weggegaan. Ik dacht dat ze naar huis zou gaan. Ik denk dat ik weet wat er met uw dochter aan de hand is. Ze is bang voor de kleur rood omdat ze die met haar moeder associeert. Heeft u enig idee waarom ze bang zou kunnen zijn voor haar moeder? Jaap schudde zijn hoofd. Ze hadden een hele hechte band. Mag ik haar kamer zien? Ik wist niet wat ik hoopte te vinden in de kamer van Julia, en ergens was het misschien ongepast om zo diep in het priv-leven van mijn patint te duiken, maar steeds meer dingen vielen op hun plek.
 
 
<br>Haar kamer was rommelig. Voor de ramen hingen zwarte gordijnen, waardoor geen straaltje licht naar binnen kon schijnen. De dekens op haar bed lagen opengeslagen, en op haar nachtkastje lag een dagboek. Hoewel ik het enigszins ongepast vond, pakte ik het dagboek en sloeg het open. Instinctief bladerde ik naar de datum waarop haar moeder verdwenen was. Op de bijna lege pagina had ze een paar woorden gekrabbeld. Ik heb haar op de trein gezet. Het is mijn schuld. Heeft u iets gevonden? Ik knikte. Als ik het goed begrijp heeft Julia haar moeder geholpen met weglopen. Ze heeft haar op de trein gezet. Jaap keek me vragend aan. Julias woorden galmden nog steeds na in mijn gedachten. Ik denk dat ik weet waar we haar kunnen vinden.
 
 
<br>Het perron was verlaten toen ik het samen met Julias vader betrad. We liepen ieder een kant op en keken op alle banken en in de wachtkamers, maar van Julia was geen spoor te bekennen. Toen ik de bellen hoorde, tuurde ik in de richting van de spoorwegovergang. In de verte zag ik de lichten van de aanstormende trein naderen. Mijn hart bonkte in mijn keel toen vanuit het niets een meisje de spoorwegovergang opliep. Ze bleef midden op de overweg staan en draaide zich naar de trein. Julia, niet doen! Ik sprong van het perron, en rende langs de rails richting de spoorwegovergang. De locomotief toeterde, en ik hoorde de remmen van de trein piepen. Julia, ga daar weg!
 
 
<br>Als versuft keek ik naar de stilstaande trein. De rode lichten van de spoorbomen knipperden nog steeds. Er dwarrelde een velletje papier vlak voor mijn voeten op de grond. Ik raapte het op. Het was een krantenartikel: Zelfmoord bij spoor. Politie tast in duister over identiteit dode vrouw. Ik dacht aan wat Julia die middag had gezegd: Dan roept ze mijn naam weer. Nogmaals las ik de krantenkop en keek naar de rode knipperlichten. Rood. Weer die kleur. En toen drong de harde werkelijkheid tot me door. Julias schuldgevoel had een reden. En die reden moest wel verband houden met eenzelfde tafereel als wat zich voor mijn ogen had afgespeeld. Dit keer was ik het die tevergeefs haar naam riep. En uiteindelijk was Julia toch met haar moeder meegegaan.
 
  
 
== Herfstprinses ==
 
== Herfstprinses ==

Versie van 26 nov 2005 om 23:48

Herfstprinses


Dit verhaal werd geschreven door P-etr-a

Hoe tergend langzaam de tijd kan gaan als je naar de klok kijkt. In de
collegezaal is het goed toeven, maar vandaag kan hij zijn hoofd er
niet bij houden. Rens heeft een afspraak: met een meisje dat hij via
internet heeft ontmoet. Al een tijd lang spreken ze elkaar, de laatste
week zelfs via de telefoon! Hij heeft het meer te pakken dan voor zijn
vorige vlam, zonder dat hij haar ooit heeft ontmoet. Het meest is hij
benieuwd naar haar geur. Een meisje moet lekker ruiken, vindt hij.
Bijvoorbeeld naar bloemen of snoepjes.

Ze zullen een boswandeling gaan maken. Hij verheugt zich er op, dat
zeker. Maar die tijd! Vijf minuten nog. Nog maar vijf minuten. Rens
pakt een briefje en schrijft haar naam er op in zijn mooiste
handschrift: Julia. Het klinkt als een sprookje. Zou ze er ook zo
uitzien? Hij heeft foto's gezien, natuurlijk, maar wat zegt dat. Hij
bedenkt zich dat hij er zo min mogelijk van moet verwachten, al is dat
door de gesprekken die hij met haar heeft gehad onmogelijk.

Om hem heen beginnen mensen hun spullen op te ruimen. 'Rens, ga je nog
even mee een biertje drinken?' 'Nee, vandaag niet jongens. Ik moet
invallen op m'n werk. Tot morgen!' Waarom moest hij daar nu over
liegen? Is het een taboe om iemand te ontmoeten die hij via internet
heeft ontmoet, en met wie het toevallig blijkt erg goed te klikken?
Rens zet de twijfel zo ver mogelijk uit zijn hoofd.

In zijn eentje loopt hij naar het station. Hij heeft afgesproken haar
te ontmoeten bij de roltrap naar spoor 8. Hij is laat en verwacht dat
zij er al zal staan. Als hij de roltrap nadert ziet hij inderdaad
iemand zo onopvallend mogelijk en tegelijkertijd ongeduldig om zich
heen kijken. Een leuk meisje met lang zwart haar en te mooie kleding
aan voor een wandeling door het herfstbos. Rens observeert haar een
poosje van een afstand als hij zich bedenkt dat het wel heel
onbeschoft is om haar te laten wachten.

Nonchalant stelt hij zich voor. 'Hoi, ik ben Rens, jij zal Julia
zijn?' 'Ja. Leuk je te zien, hoe is het met je?' 'Och, goed hoor. Mijn
les liep iets uit. Vandaar dat ik zo laat ben.' 'Geeft niks, ik was er
ook pas net.' Hij weet dat ze liegt. Maar het is wel een lieve leugen.
Samen gaan ze de roltrap af en ze nemen de trein naar
Driebergen-Zeist. Het is niet druk in de trein om 1 uur 's middags.
Julia gaat eerst zitten en in plaats van tegenover haar plaats te
nemen, gaat Rens op hetzelfde bankje zitten. Hij vindt het heerlijk om
tegen haar aan te zitten. Veel te snel naar zijn zin is de trein op de
plaats van bestemming.

Ze lopen een stuk weg van de bebouwde kom en Rens snuift de
herfstgeuren van het bos op. 'Wat is het toch heerlijk om weer eens in
de buitenlucht te zijn. Zo anders dan de stad.' 'Kijk het bladerdeken
hier nu. De herfst is het meest rode seizoen.' Rens lacht. 'Nou, in de
zomer kan ik ook erg rood worden!'
Julia laat zich vallen in de bladeren. Rens kijkt naar haar en weet
niet wat hij moet doen. Ze ziet eruit als een engel. 'Kom je niet bij
me liggen?' Daar wachtte hij op.

'Rens, weet je wat, op zo'n moment zou ik wel willen sterven.' 'Waarom
dan?' 'Ik vind het een mooi idee om het leven niet af te maken. Dan
herinneren mensen je niet als een oude graftak, maar als iemand die
nog een toekomst had. En die zo levendig was.' 'Ja, daar heb je wel
gelijk in, denk ik. Toch zou ik het niet willen. Heb je dan niets meer
om nog voor te leven?' 'Nee. Ik heb genoeg gedaan. Je kunt toch niet
alles willen beleven. En dan maak ik aan mijn leven liever een einde
in deze omgeving en nu, dan in een verzorgingshuis over zestig jaar.'

Hij is verbluft. Waarom zegt ze zoiets tegen hem? Wil ze dit echt
doen? Rens sluit zijn ogen en geniet van de natuur. Het is een mooie
plek, daar heeft ze gelijk in. Maar ietwat drastisch vindt hij het ook
wel. Hij gaat overeind zitten en kijkt naar Julia, schrikt. Als hij
niet beter zou weten zou hij denken dat ze echt dood was, zo stil ligt
ze. Hij voelt aan haar pols. Ze leeft nog.

Daar ligt ze, net Sneeuwwitje. Met haar zwarte haren en bleke huid in
de bladeren, die als een rood kussentje onder haar hoofd liggen.
Rustig beweegt hij haar hand naar zijn mond en geeft er een kus op.
Haar hand ruikt naar bloemen. 'Julia, beloof me dat je de wereld niet
verlaat. Al is het maar voor mij, omdat ik nog niet genoeg van jou heb
gezien, nog niet genoeg van jou heb beleefd.'

Even blijft het stil. Julia's mondhoeken krullen, de mooiste glimlach
die hij ooit zag.

'Beloofd.'