Orkaan

Uit FOK!wiki
Ga naar: navigatie, zoeken


Een orkaan is een zware storm (cycloon) die men het vaakst tegenkomt in de gebieden juist ten noorden en ten zuiden van de evenaar, de keerkringen. Ze ontstaan doordat relatieve koude luchtstromingen in aanraking komen met de hete luchtstroom op de evenaar. Een orkaan heet hurricane in de Verenigde Staten, tyfoon of cycloon in [[Azi�]] en willy-willie in [[Australi� (continent)|Australi�]].

Tropische stormen zijn kleinschalige depressies die vergezeld gaan van veel wind, overvloedige regenval, hoge zeegolven en vloedgolven. Bereikt de wind orkaankracht (windkracht 12), dan spreekt met van een tropische cycloon.

Gerekend over de gehele aardbol zijn er elk jaar 80-90 tropische stormen; ongeveer 2 op de 3 stormen ontwikkelen zich tot een orkaan. Op de Noord-Atlantische Oceaan loopt het aantal tropische stormen per jaar uiteen van 4 (1983) tot 21 (1933); gemiddeld zijn het er ongeveer 10.

Sommige, naar het noorden afgebogen, tropische cyclonen komen terecht in de westelijke stroming van de gematigde breedten. Ze gaan dan over in een 'normale' depressie en worden in de richting van Europa gevoerd. Voor zover bekend maakte een tropische cycloon slechts ��nmaal de oceaanoversteek af en kwam terecht aan de Ierse westkust, waar hij veel schade aanrichtte; dat was Debbie in 1961. In onze omgeving wordt gemiddeld eens per jaar een ex-cycloon gesignaleerd; vaak gaat het dan om actieve depressies die veel regen en wind met zich meebrengen.

Schaal van Saffir en Simpson

De meteorologie hanteert de schaal van Saffir en Simpson om orkanen naar hun kracht in te delen. Alle tropische cyclonen zijn gevaarlijk, maar sommige zijn gevaarlijker dan andere. Daarom is er een classificatie ontwikkeld om onderscheid te kunnen maken tussen bijvoorbeeld krachtige en verwoestende hurricanes en om zich beter op de te verwachten schade te kunnen voorbereiden. De schaal werd opgesteld in 1969 door consultant Herbert Saffir, gespecialiseerd in stormschade aan gebouwen, en Bob Simpson, directeur van het National Hurricane Centre. De schaal wordt gebruikt om een inschatting te maken van mogelijke schade wanneer de hurricane de kust bereikt. Een hurricane van klassen 2, 3, 4 en 5 is respectievelijk 10, 50 100 en 250 maal zo verwoestend als een zwakke hurricane van klasse 1. Overigens hangt de schade op een bepaalde plaats af van verschillende factoren, zoals de afstand tot het gebied met de hoogste windsnelheden, open of beschutte ligging, de bouwvoorschriften ter plekke, begroeiing van het landschap en of er al dan niet overstromingen optreden.

Er is geen verband tussen de omvang van een tropische cycloon en het verwoestend potentieel; zo was de zeer krachtige orkaan Andrew uit 1992, klasse 4 op de Saffir-Simpsonschaal, betrekkelijk klein.

  • Klasse 1: zwakke storm met windsnelheden tussen 118 en 152 kilometer per uur. Verwachte schade: licht.
  • Klasse 2: matige storm met windsnelheden tussen 153 en 176 kilometer per uur. Dak- en vensterschade, belangrijke schade aan bomen en gewassen.
  • Klasse 3: krachtige storm met windsnelheden tussen de 177 en 208 kilometer per uur. Grote schade met uitgebreide vernielingen aan gebouwen.
  • Klasse 4: zeer krachtige storm met windsnelheden tussen de 209 en 248 kilometer per uur. Daken worden weggeblazen, veel waterschade en schade aan gebouwen. Voorbeelden: Luis, Felix en Opal in 1995, Andrew in 1992.
  • Klasse 5: verwoestende storm met windsnelheden groter dan 248 kilometer per uur. Vrijwel alles wordt weggeblazen, grote schade aan gebouwen en infrastructuur, overstromingen. Voorbeelden: Mitch en Gilbert in 1998, Ivan in 2004

Op de Schaal van Beaufort heeft een orkaan kracht 12.

Orkaanseizoen

De meeste tropische cyclonen, daar hurricanes genoemd, treden er op in de maanden augustus, september en oktober. Het seizoen wordt ingeperkt door ��n van de voorwaarden voor het ontstaan van tropische cyclonen: een zeewatertemperatuur van ten minste 26 graden Celsius. Ook voor delen van de Stille Oceaan en voor het noorden van de Indische Oceaan geldt dit orkaanseizoen, maar er zijn ook gebieden waar cyclonen het hele jaar door kunnen voorkomen.

Schade door orkanen

De meeste schade wordt veroorzaakt op het moment dat de tropische cyclonen de kust bereiken. De slachtoffers vallen vooral door vloedgolven, die tot 6 m hoog kunnen worden. Inhammen kunnen het vloedgolfeffect nog versterken: de Bathurst Bay Hurricane veroorzaakte in 1899 in de gelijknamige baai in Australi� een opzet van maar liefst 13 m.

Als record voor het aantal slachtoffers gold lange tijd de cycloon van 7 oktober 1737 in de Golf van Bengalen, waarbij meer dan een kwart miljoen slachtoffers te betreuren waren. Inmiddels is men van mening dat een vloedgolf in Bangladesh uit 1970 daar niet voor onderdeed; sommige bronnen schatten het aantal doden bij die catastrofe zelfs op 300 000.

Ook als de schade in het kustgebied gering is, kan overvloedige neerslag meer landinwaarts plotseling opkomende overstromingen teweeg brengen. Soms komen neerslaghoeveelheden voor van 750 mm, dat is evenveel als er in Nederland in een heel jaar valt. De neerslag vormt bij alle tropische stormen die het land optrekken, een even grote bedreiging. Boven zee treden extreem hoge golven op, bijvoorbeeld 30 m bij de hurricane Luis uit 1995.

In de laatste decennia (tot 2003) eisen de tropische cyclonen vooral een hoge tol in bijvoorbeeld Bangla Desh, waar vloedgolven makkelijk ver het land kunnen binnendringen en de infrastructuur ontbreekt om de bevolking te beschermen, te evacueren of tijdig te waarschuwen. In de Verenigde Staten viel het aantal slachtoffers de laatste decennia mee. Deels komt dit door tijdiger signalering dankzij weersatellieten, nauwkeuriger verwachtingen, effectievere berichtgeving, tijdiger evacuaties, een beter voorbereid publiek en een professioneler 'calamiteitenmanagement' door de Amerikaanse overheid. Daarnaast is er sprake van toeval of, zo men wil, geluk: naar verhouding weinig belangrijke orkanen trokken in dichtbevolkte streken het land op. Door de sterke groei van de bevolking langs de Amerikaanse oostkust en de complexiteit van een evacuatie, is ook in de Verenigde Staten een ramp in de toekomst toch niet uit te sluiten.

Ontstaan

Tropische cyclonen zijn kleinschaliger dan 'gewone' hoge- en lagedrukgebieden van de gematigde breedten; ze hebben een doorsnede van 500-1500 km. De orkaanwinden doen zich uitsluitend voor in de kern, die slechts 1-4 procent beslaat van de totale omvang. De levensduur bedraagt gewoonlijk 5-10 dagen, maar is soms veel langer. In 2002 had Kyle een levensduur van 22 dagen; Ginger hield het in 1971 28 dagen vol.

De meeste tropische cyclonen komen tot ontwikkeling in een gebied tussen 5 en 20 graden noorder- of zuiderbreedte. Verder van de evenaar weg is het zeewater te koud; hierboven is al gemeld dat dit bij voorkeur 26 graden moet zijn of warmer. Verdampend zeewater is namelijk een belangrijke bron van energie voor een cycloon; daarnaast levert de achtergrondstroming een bijdrage, evenals de condensatiewarmte die vrij komt in de zware buien in de buurt van het centrum van de cycloon. Overigens wordt slechts 2,5 % van die energie gebruikt voor het aandrijven van de orkaanwinden. Het gaat natuurlijk wel om grote hoeveelheden energie: een 'gemiddelde' orkaan bevat een hoeveelheid energie die gelijk is aan vijf maal het totale energiegebruik van de hele mensheid in 1990.

Doordat de afwijkende kracht van de aardrotatie, ook wel corioliskracht genoemd, eveneens een belangrijke rol speelt, houden de cyclonen wat afstand tot de evenaar; in de buurt van de evenaar is de corioliskracht namelijk nul. Om tropische cyclonen tot ontwikkeling te laten komen moet verder de atmosfeer boven de tropische oceaan voldoende onstabiel zijn, zonder dat de wind er weer te veel verandert met de hoogte. Ze ontstaan niet 'uit het niets'; er moeten in de buurt van het aardoppervlak al storingen aanwezig zijn (zogeheten 'easterly waves'), die onder de hierboven genoemde voorwaarden uit kunnen (niet noodzakelijkerwijs moeten) groeien tot een tropische storm. Voor de hurricanes in het Caribische gebied geldt dat die storingen meestal afkomstig zijn uit Afrika; ze drijven al ontwikkelend met de noordoostpassaat - ten zuiden van het subtropisch hogedrukgebied bij de Azoren langs - de Atlantische Oceaan over. Deze stroming drijft ze naar het Caribische gebied, waar ze over de eilanden kunnen razen, aan land kunnen gaan of naar het noorden afbuigen. Boven land neemt de windsnelheid door wrijving enigszins af, maar de vlagerigheid neemt toe. Doordat juist de windstoten de meeste schade veroorzaken, raakt men zo van de regen in de drup, pas na enkele uren boven land begint de orkaan in kracht af te nemen; hij raakt dan namelijk afgesneden van zijn belangrijkste energiebron: het warme zeewater.

Cycloonrestanten

Ex-tropische cyclonen of hurricanes, zoals ze in het Caribisch gebied genoemd worden, worden in hun eindfase vaak meegenomen door de westenwinden, de straalstroom. Zodra de hurricane in de gematigde breedten boven minder warm oceaanwater terechtkomt, zwakt ze af en wordt het een "gewone" depressie. Een voormalige hurricane neemt echter wel veel energie en warmte mee en kan daarmee aan andere depressie voeden. Dat kan leiden tot veel neerslag en stormachtige winden, maar het weer kan ook heel anders worden. Blijven de restanten ten westen van Europa dan kunnen ze hier zorgen voor een sterke warme zuidelijke luchtstroming en wordt het warm (na)zomerweer. In de herfst levert dat vaak een mooie periode op, eind september de oudewijvenzomer genaamd. Pas zodra de depressie verder trekt en onze kant op komt verslechtert het weer. De rekenmodellen waarop de weersverwachtingen zijn gebaseerd, hebben vaak moeite met hurricanerestanten, zodat de prognoses van dag tot dag kunnen veranderen.

Oog

Het meest opvallende kenmerk van een tropische cycloon is het wolkenvrije oog waar dalende luchtbewegingen optreden. Het oog heeft een diameter van 30-50 km en is op satellietbeelden gewoonlijk goed te zien. De luchtdruk is in het oog het laagst. Rondom het oog bevindt zich een 'muur' van actieve bewolking; daar gaat de lucht met snelheden van 100-150 km per uur omhoog. Aan het aardoppervlak direct onder de 'muur' treden de hoogste windsnelheden op. Aan de bovenzijde op zo'n 18 km hoogte, stroomt de lucht met bewolking weer spiraalsgewijs naar buiten. Daardoor vormt er zich aan de bovenkant van de cycloon een kap van ijswolken, die eveneens op satellietbeelden markant zichtbaar is.

Direct buiten de 'muur' bevinden zich regenbanden die evenwijdig aan de wind naar het centrum toe lijken te spiraliseren. Deze banden zijn 5-50 km breed en 100-300km lang. Ze veroorzaken neerslagintensiteiten van 25 mm per uur of meer over een klein oppervlak, ongeveer 10% van het totale gebied waar de cycloon het laat regenen.

Naamgeving

In Japan heet een orkaan typhoon, en gaat meestal gepaard met extreem veel neerslag. Op 20 oktober 2004 werd Japan geraakt door ��n van de zwaarste typhoons uit de laatste decenia (foto: M.Minderhoud)]] De naam 'hurricane' is afgeleid van 'Hurakan', een van de scheppende goden van de Maya's, die met zijn adem over de chaotische wateren blies en zo droog land cre�erde. Op hun beurt hebben tropische cyclonen eveneens namen. Het bekendst zijn de jongens- en meisjesnamen, maar in landen als Korea, Thailand, Vietnam, China, Japan worden historische namen van goden gebruikt, zoals Prapiroon (Regengod), Wukong (Apenkoning) of Dianmu (Moeder van de Bliksem).

Hurricanes in het Caribische gebied werden een aantal eeuwen lang aangeduid met de naam van de heilige van de dag waarop de hurricane optrad. Zo werd Puerto Rico op 26 juli 1825 aan het begin van een vroeg seizoen getroffen door de verwoestende orkaan Santa Ana en op 13 september 1876 door hurricane San Felipe. Toen er in 1928 op dezelfde dag opnieuw een orkaan toesloeg, werd dat San Felipe 2. Overigens paste men in een ver verleden in Nederland een zelfde principe toe. Zo herinnert de Biesbosch thans nog steeds aan de Sint Elisabethsvloed van 18 november 1421 en de vloed op 'St Felix Quade Saterdach', 5 november 1530, gaf de aanzet tot de ondergang van Reimerswaal op Zuid-Beveland.

Na de heiligennamen kwamen de geografische co�rdinaten in gebruik, maar deze praktijk vertraagde de communicatie en gaf aanleiding tot veel fouten in de berichtgeving.

De Australische meteoroloog Clement Wragge komt de eer toe aan het eind van de 19e eeuw als eerste meisjesnamen te hebben gebruikt voor tropische stormen. In de Tweede Wereldoorlog werd dat gebruik van meisjesnamen in alfabetische volgorde ook de normale praktijk in het Caribische gebied. Elke tropische depressie van ten minste windkracht 8 krijgt een eigen naam. In 1978 deden voor het eerst jongensnamen hun intrede, aanvankelijk alleen in het gebied van de Stille Oceaan voor de Amerikaanse westkust, een jaar later ook op de Atlantische Oceaan en in de Golf van Mexico. Er zijn zes namenlijsten opgesteld; om de zes jaar komen dezelfde namen dus weer terug. Een uitzondering wordt gemaakt voor de namen van verwoestende orkanen die weergeschiedenis hebben geschreven en die men zich nog generaties lang kan heugen; deze worden van de lijst afgevoerd en vervangen door nieuwe. Sinds 1954 is dat 40 keer gebeurd. De meest recente voorbeelden zijn Allison, Iris en Michelle uit 2001, Keith uit 2000 en Floyd en Lenny uit 1999.

Voorbeelden van orkanen

Bronnen:
Titel {{{1}}}
Auteur {{{2}}}
ISBN {{{3}}}
Link {{{4}}}