TTK-wedstrijdnovember2005verhalen II
Herfstprinses
Dit verhaal werd geschreven door P-etr-a
Hoe tergend langzaam de tijd kan gaan als je naar de klok kijkt. In de
collegezaal is het goed toeven, maar vandaag kan hij zijn hoofd er
niet bij houden. Rens heeft een afspraak: met een meisje dat hij via
internet heeft ontmoet. Al een tijd lang spreken ze elkaar, de laatste
week zelfs via de telefoon! Hij heeft het meer te pakken dan voor zijn
vorige vlam, zonder dat hij haar ooit heeft ontmoet. Het meest is hij
benieuwd naar haar geur. Een meisje moet lekker ruiken, vindt hij.
Bijvoorbeeld naar bloemen of snoepjes.
Ze zullen een boswandeling gaan maken. Hij verheugt zich er op, dat
zeker. Maar die tijd! Vijf minuten nog. Nog maar vijf minuten. Rens
pakt een briefje en schrijft haar naam er op in zijn mooiste
handschrift: Julia. Het klinkt als een sprookje. Zou ze er ook zo
uitzien? Hij heeft foto's gezien, natuurlijk, maar wat zegt dat. Hij
bedenkt zich dat hij er zo min mogelijk van moet verwachten, al is dat
door de gesprekken die hij met haar heeft gehad onmogelijk.
Om hem heen beginnen mensen hun spullen op te ruimen. 'Rens, ga je nog
even mee een biertje drinken?' 'Nee, vandaag niet jongens. Ik moet
invallen op m'n werk. Tot morgen!' Waarom moest hij daar nu over
liegen? Is het een taboe om iemand te ontmoeten die hij via internet
heeft ontmoet, en met wie het toevallig blijkt erg goed te klikken?
Rens zet de twijfel zo ver mogelijk uit zijn hoofd.
In zijn eentje loopt hij naar het station. Hij heeft afgesproken haar
te ontmoeten bij de roltrap naar spoor 8. Hij is laat en verwacht dat
zij er al zal staan. Als hij de roltrap nadert ziet hij inderdaad
iemand zo onopvallend mogelijk en tegelijkertijd ongeduldig om zich
heen kijken. Een leuk meisje met lang zwart haar en te mooie kleding
aan voor een wandeling door het herfstbos. Rens observeert haar een
poosje van een afstand als hij zich bedenkt dat het wel heel
onbeschoft is om haar te laten wachten.
Nonchalant stelt hij zich voor. 'Hoi, ik ben Rens, jij zal Julia
zijn?' 'Ja. Leuk je te zien, hoe is het met je?' 'Och, goed hoor. Mijn
les liep iets uit. Vandaar dat ik zo laat ben.' 'Geeft niks, ik was er
ook pas net.' Hij weet dat ze liegt. Maar het is wel een lieve leugen.
Samen gaan ze de roltrap af en ze nemen de trein naar
Driebergen-Zeist. Het is niet druk in de trein om 1 uur 's middags.
Julia gaat eerst zitten en in plaats van tegenover haar plaats te
nemen, gaat Rens op hetzelfde bankje zitten. Hij vindt het heerlijk om
tegen haar aan te zitten. Veel te snel naar zijn zin is de trein op de
plaats van bestemming.
Ze lopen een stuk weg van de bebouwde kom en Rens snuift de
herfstgeuren van het bos op. 'Wat is het toch heerlijk om weer eens in
de buitenlucht te zijn. Zo anders dan de stad.' 'Kijk het bladerdeken
hier nu. De herfst is het meest rode seizoen.' Rens lacht. 'Nou, in de
zomer kan ik ook erg rood worden!'
Julia laat zich vallen in de bladeren. Rens kijkt naar haar en weet
niet wat hij moet doen. Ze ziet eruit als een engel. 'Kom je niet bij
me liggen?' Daar wachtte hij op.
'Rens, weet je wat, op zo'n moment zou ik wel willen sterven.' 'Waarom
dan?' 'Ik vind het een mooi idee om het leven niet af te maken. Dan
herinneren mensen je niet als een oude graftak, maar als iemand die
nog een toekomst had. En die zo levendig was.' 'Ja, daar heb je wel
gelijk in, denk ik. Toch zou ik het niet willen. Heb je dan niets meer
om nog voor te leven?' 'Nee. Ik heb genoeg gedaan. Je kunt toch niet
alles willen beleven. En dan maak ik aan mijn leven liever een einde
in deze omgeving en nu, dan in een verzorgingshuis over zestig jaar.'
Hij is verbluft. Waarom zegt ze zoiets tegen hem? Wil ze dit echt
doen? Rens sluit zijn ogen en geniet van de natuur. Het is een mooie
plek, daar heeft ze gelijk in. Maar ietwat drastisch vindt hij het ook
wel. Hij gaat overeind zitten en kijkt naar Julia, schrikt. Als hij
niet beter zou weten zou hij denken dat ze echt dood was, zo stil ligt
ze. Hij voelt aan haar pols. Ze leeft nog.
Daar ligt ze, net Sneeuwwitje. Met haar zwarte haren en bleke huid in
de bladeren, die als een rood kussentje onder haar hoofd liggen.
Rustig beweegt hij haar hand naar zijn mond en geeft er een kus op.
Haar hand ruikt naar bloemen. 'Julia, beloof me dat je de wereld niet
verlaat. Al is het maar voor mij, omdat ik nog niet genoeg van jou heb
gezien, nog niet genoeg van jou heb beleefd.'
Even blijft het stil. Julia's mondhoeken krullen, de mooiste glimlach
die hij ooit zag.
'Beloofd.'