TTK-wedstrijdnovember2005verhalen II
De duivel in het spel
Dit verhaal werd geschreven door _Arual_
Het dorp was veranderd sinds zij er woonde. Wanneer tegen het einde
van de middag de school uit was, trokken drommen kinderen geruisloos
door de straten heen naar huis. Uit de kroeg, het mannendomein,
weerklonken nooit meer dronkemansliederen. De meest fervente
roddelaarsters spraken niet meer met haar, over haar of over elkaar
-zelfs de barbier (die natuurlijk een man was, maar bovenal barbier),
knipte zijn klanten voortaan in stilte. Sommigen beweerden dat de
kerkklokken minder hard luidden dan vroeger, en dat de vogels lang
niet zo uitbundig floten als voorheen. Het is in ieder geval een feit
dat de honden niet meer blaften. De vier boerderijen die naast elkaar
aan de rand van het dorp stonden, hielden voortaan valse, knauwende
ganzen als erfbewakers.
En toch was het nooit stil in het dorp. Dat lag aan haar, aan de
roodharige vrouw, aan de muziek die uit haar huis kwam. Sinds zij met
haar piano het huis had betrokken, was er altijd maar die stroom van
klanken. Bij zonsopgang waren de straten gevuld met lichtvoetig
gepingel dat de dorpelingen bijna dansend uit hun bedden verdreef. De
middagen waren doortrokken van wat zwaardere barokke tonen. Tegen de
tijd dat de zon onderging, deinden de mensen heen en weer op muziek
die zo vanaf een middeleeuws hof leek te komen. Degenen die ver na
twaalven wakkerschrokken uit een koortsdroom, of zij die midden in de
nacht een koe hielpen bevallen, werden omgeven door spookachtige
liederen die kilometers verderop ook nog te horen moesten zijn.
Van heinde en verre werden mensen aangetrokken door de betoverende
klanken. Sprakeloos stonden ze te luisteren naar de piano die nooit
ophield. En wanneer de beluisteraars uren na hun arriveren op hun
paard sprongen en weer naar hun eigen dorp vertrokken, slaagden ze er
tot hun verbijstering niet in om ook maar ��n stukje van wat ze
gehoord waren te neuri�n.
Wanneer ze thuis gevraagd werden waar ze naar hadden geluisterd,
antwoordden ze na enkele ogenblikken stilte: "Daar heb ik eigenlijk
geen woorden voor." Of: "Dat kan ik niet zeggen." Iemand als ik zou
waarschijnlijk verzucht hebben dat het nauwelijks beschrijven viel.
Het verhaal gaat dat een groot musicus uit de hoofdstad probeerde om
de muziek op papier te zetten. Maar de tonen die hij hoorde, konden
onmogelijk in notenschrift worden vastgelegd.
Jaar na jaar ging het zo door. De timmermannen van het dorp bouwden
ongevraagd een tribune bij het raam waarachter zij sto�cijns piano zat
te spelen. De geiten aten het gras op dat uit haar tuin was
verwijderd. Men rukte bramen- en bessenstruiken uit de grond, maar
niet voordat de vruchten ervan geplukt en opgegeten waren door de
kleuters uit het plaatsje. De houthakker kapte de bomen in de tuin om,
het hout dat dit opleverde werd in de tribune verwerkt. De vrouw keek
niet eens op toen een groep jongens de stenen die bij wijze van paadje
richting haar voordeur liepen, ��n voor ��n met geweld uit de grond
bikten.
Slechts ��n enkele keer maakte de vrouw haar blik los van de
toetsen onder haar handen. Dat was toen een jonge timmermansknecht de
rode rozenstruik die tussen de voordeur en het raam groeide, uit de
bodem wilde trekken. Terwijl hij de struik vasthield, staarden
plotseling twee roodfonkelende ogen hem aan. Tegelijkertijd groeiden
de doornen van de struik dwars door zijn handen heen. Op de
achtergrond werd een muziekstuk gespeeld dat wat weg had van wat wij
inmiddels als de Noodlotsymfonie kennen. Misschien dan, ergens in de
verte.
De rozenstruik bleef staan. Hij woekerde binnen korte tijd door tot
aan de voet van de tribune. En altijd droeg de struik bloemen, in de
herfst en in de winter niet minder dan in de lente of de zomer. Een
zee was het, nee, een oceaan van de mooiste rode rozen die een levend
wezen zich voor kan stellen. Het kwam bij niemand nog op om ook maar
een van de rozen te plukken en die thuis in een vaasje op de tafel te
zetten. Het verhaal van de timmermansknecht was weliswaar niet
doorverteld, maar sommige dingen weten mensen instinctief. Als
eskimo's die automatisch op de loop gaan voor een beest dat ze niet
kennen. Een leeuw bijvoorbeeld, of een reuzenslang.
Het was een vreemd gezicht, de volledig in bloei staande struik,
midden in de winter. IJzel en sneeuw hadden geen enkele invloed op de
roodheid van de bloemenblaadjes. Ook de mensen lieten zich door de
weersomstandigheden niet tegenhouden. Juist in de koude wintermaanden
wilden de mensen zich laten verwarmen door de muziek, en zat de
tribune meer dan vol.
Het was op zo'n drukke, sneeuwachtige avond dat er voor het eerst in
tientallen jaren een dissonant klonk. Daarna niets meer. De muziek was
gestopt. Het volk op de tribune ontwaakte vervroegd uit de hypnose, en
trok verdwaasd het duister in. Kinderen schrokken wakker en huilden.
Mannen en vrouwen, weggekropen onder stapels dekens, fluisterden met
elkaar. De enige hond die nog in het dorp was, begon te janken als een
wolf. Daarna sloeg de kerkklok op volle kracht twaalf slagen. (Velen
houden tot op de dag van vandaag vol dat het er dertien waren.) Het
sneeuwen hield op, die nacht.
De volgende ochtend kwam de angst. Er waren pootafdrukken te zien door
het hele dorp. De bloedrode sporen in de sneeuw hadden de vorm van een
kleine U. Het waren onmiskenbaar afdrukken van een wezen dat op twee
bescheiden hoefjes door het leven ging.
De voetstappen vormden een lange, kaarsrechte lijn. Ze begonnen
bij het huis van de roodharige vrouw, gingen dwars over de straten en
liepen recht omhoog tegen muren op. De hoefafdrukken waren terug te
vinden op de steilste daken, in door hoge schuttingen omgeven tuinen.
Het iets was tegen de voorkant van de kerk gelopen, om via het dak
aan de achterkant weer naar beneden te komen. In een paardenkadaver
dat op een van de boerderijen toevallig net in de lijn lag, waren de
sporen ook te vinden. Ze leken in het vel van het dier te zijn
gebrand. De afdrukken waren te zien aan de ene kant van de rivier, om
er aan de andere kant op dezelfde lijn weer uit te komen.
Honderden kilometers verderop rapporteerde een veldwachter dat er
hoefafdrukken via het strand recht naar de zee leidden. Daar hield het
duivelse spoor op.
De ooit pianospelende vrouw zat opgesloten in haar woning. De
rozenstruik hadden een op het oog ondoordringbare haag rond het huis
gevormd. Houthakkers probeerden zich met geweld een weg door de
bloemenzee heen te banen. De takken waren dik en taai, maar de doornen
leken verdwenen. Het duurde uren en uren voordat de mannen tot de
voordeur waren doorgedrongen. Het huis was leeg, bijna dan. Naast stof
en spinnenwebben was er de vrouw die verstild achter haar piano zat.
Ze was gestorven maar eigenlijk wist iedereen dat al.
De piano was even dood als de vrouw. Hij was als de rest van het
huis bedekt met spinnenrag en grauw stof. Er zaten wormen in het hout.
E�n van de houthakkers deed de klep van het instrument open. Een nest
muizen kwam tevoorschijn, en toen de beestjes tijdens hun vlucht over
de toetsen raasden, bleek hoe vals het instrument was. Een logboekje
dat ergens slordig in de hoek van de kamer was neergeworpen, vertelde
dat het instrument ooit keurig ieder half jaar gestemd was geweest. De
laatste stemming dateerde van zesentwintig jaar terug.
Het kerkhof stond vol, enkele dagen later. Het hele dorp was
uitgelopen om de begrafenis van de vrouw bij te wonen. Familie van de
vrouw was er niet niemand kon vertellen wat haar naam was. De
gewijde grond van de begraafplaats bood geen onderdak voor mensen die
naar de hel gingen, en zeker niet voor slechte muzikanten die een pact
met de satan niet schuwden. Dus werd de vrouw begraven aan de rand van
het kerkhof. Ze kwam te liggen tussen ongedoopte babys, gevallen
vrouwen en een pastoor er tijdens zijn werkzame leven niet in geslaagd
was om zich te beheersen.
Op de kist van de vrouw lag een krans van rode rozen. De rozen
uit haar tuin hadden zich gewillig laten plukken. Toen iedereen de
laatste ronde om de kist had gemaakt, trok een meisje een van de rozen
uit de krans. De bloemen in de krans verwelkten op slag, en de roos in
de handen van het meisje veranderde van kleur. Een witte kerstroos was
wat ervan overbleef.
In de verte begon een vogel te fluiten.
Erythrofobia
Dit verhaal werd geschreven door DaMart
Ik weet nog hoe Julia de eerste keer mijn kamer betrad. Ze droeg een lichtgroene broek en een fleurig shirt. Haar haar hing in een paardenstaart over haar rug. Eigenlijk was ze nog een kind met haar elf levensjaren. Maar ze straalde niet de vrolijkheid en onbezorgdheid van een kind uit. Ze had een angstige, droevige blik in haar blauwe ogen en haar gezichtsuitdrukking was serieuzer dan je van iemand van haar leeftijd mag verwachten. Toch verbaasde de aanblik van dit jonge meisje mij niet.
Haar medisch dossier was de laatste maanden behoorlijk gegroeid. Verschillende artsen hadden haar grondig onderzocht, maar konden geen oorzaak vaststellen voor haar gedrag. Het moest wel in haar hoofd zitten, zo oordeelden ze, dus gaven ze haar vader het advies dat ze misschien eens met iemand moest gaan praten. En dus kwam ze bij mij terecht.
Ik hield de deur voor haar open toen ze naar binnen liep en glimlachte. Ze knikte schuchter en stapte voorzichtig de kamer binnen. Schuw keek ze om zich heen, en ze verstarde even toen ze de rode sofa die tegenover mijn bureau stond, zag staan. Ik gebaarde met mijn arm dat ze wel mocht gaan zitten, maar wild schudde ze haar hoofd. Niet daar., zei ze en ging demonstratief in kleermakerszit op de grond zitten. Midden in de kamer, met haar rug naar de sofa gekeerd. Je houdt niet van sofas?, vroeg ik haar. Zonder een woord te zeggen haalde ze haar schouders op. Je weet waarom je hier bent, Julia? Ze knikte voorzichtig. Ze denken dat ik gek ben. En, ben je dat dan? Ze schudde wild haar hoofd. Iedereen is gek, behalve ik.
Ik pakte mijn notitieschrift en ging in kleermakerszit tegenover haar zitten. Toen ik het schrift opende, draaide ze haar hoofd weg. Onbedoeld keek ze naar mijn sofa en draaide haar hoofd terug, waardoor mijn schrift weer in haar blik gevangen raakte. Ik zag hoe ze begon te zweten en steeds wilder om zich heen begon te kijken. Julia, gaat het met je? Terwijl de woorden over mijn tong rolden, verweet ik mezelf de domheid van die vraag. Als het ging dan had ze hier immers niet gezeten.
Ik twijfelde even, maar legde mijn handen op haar schouders, terwijl ik kalmerende woorden sprak. Ze haalde een paar keer diep adem en werd weer rustiger. Toen ik weer wilde gaan zitten en het schrift pakte schudde ze haar hoofd. Niet schrijven. Ze draaide haar hoofd naar de deur. Ik stond op en legde het schrift weg. Toen ik me weer om wilde draaien viel mijn oog op haar dossier. Ik had het nog open liggen en zag hoe ik twee woorden had omcirkeld: Moeder weggelopen..
Mis je je moeder?, vroeg ik terwijl ik weer tegenover haar ging zitten. Ze keek me schichtig aan. We praten over mij, niet over haar. Maar ze is een belangrijk onderdeel van je leven, nietwaar? Julia schudde haar hoofd. Nee. Kunnen we het over iets anders hebben? Waarover wilde je het dan hebben? Jij bent de praatdeskundige. En ik wilde het graag over je moeder hebben. Ik niet. Verontwaardigd keek ze me aan. Ik wil je helpen, Julia. Dat mag. Ben je goed in geschiedenis? Ik keek haar verbaasd aan. Je wilt toch helpen? Dan maak je mijn huiswerk maar.
Voor ik het wist was er een half uur verstreken en was de sessie voorbij. Ik zie je morgen wel weer. Nee. Aan jou heb ik toch niks. En ik maak mijn huiswerk ook wel zelf, zei ze ge�rriteerd toen ze mijn kamer verliet. Toen ze de deur achter zich dicht had getrokken, pakte ik mijn schrift en maakte alsnog aantekeningen. Al jaren gebruikte ik dezelfde schriften met de harde rode kaft. Bovenaan een lege bladzijde schreef ik haar initialen en de eerste drie cijfers van het dossiernummer. Ik bladerde door mijn aantekenen terwijl ik nadacht over de kennismaking met dit bijzondere meisje. Eigenlijk zijn al mijn pati�nten op hun eigen manier bijzonder. De man met de dwangneurose bijvoorbeeld. Hij stond s ochtends een uur eerder op omdat hij al zijn onderbroeken twee keer aan en uit wilde trekken, om vervolgens zonder onderbroek naar zijn werk te gaan. Een ander was in een zware depressie beland omdat het warenhuis waar ze graag winkelde was afgebrand. Weer een ander dacht dat er marsmannetjes achter hem aanzaten elke keer dat hij een mobiele telefoon hoorde afgaan.
En zoals die mensen hun problemen hadden, zo had ook Julia haar eigen probleem. Aan de hand van de beschikbare informatie probeerde ik een diagnose te stellen, maar mijn conclusie reikte niet veel verder dan dat het weglopen van haar moeder een grote rol speelde.
De volgende dag kwam Julia niet opdagen voor onze afspraak. Het verbaasde me niet echt, maar toch speet het me dat ik me niet verder kon verdiepen in dit meisje. Ook de dagen die volgden zag ik Julia niet meer. Ik had het dossier voor mezelf al bijna afgesloten, toen een week na onze eerste ontmoeting haar vader ineens in mijn spreekkamer stond. Hij oogde een beetje nerveus, en de wallen onder zijn ogen verrieden dat hij al vele nachten slecht geslapen had. Het spijt me dat ik zo kom binnenvallen, mevrouw, maar het gaat over mijn dochter. Zijn stem klonk onzeker. Ik knikte hem toe en nodigde hem uit om te gaan zitten. Hij hield zijn jas aan toen hij op de rode sofa plaatsnam. Julia is vorige week bij u geweest. Het spijt me dat ze niet meer is teruggekomen, maar ze weigerde resoluut. Sinds haar moeder is weggelopen, is ze veranderd.
Ik knikte en haalde mijn aantekeningenschrift tevoorschijn. Ze wordt midden in de nacht gillend wakker. Op een ochtend raakte ze in paniek en heeft, nadat ze haar digitale wekker kapot had gegooid, de gordijnen naar beneden getrokken en uit het raam gegooid. Zaten er misschien speciale emoties aan die gordijnen? De man knikte. Haar moeder had ze zelf voor haar gemaakt. Ze verdiende wel eens wat bij met haar naaimachine. Van een opdracht had ze een grote lap rode stof over. Julia was dolenthousiast over die kleur en smeekte haar moeder om er nieuwe gordijnen van te maken. En zijn u nog andere vreemde dingen opgevallen aan Julia? De man knikte. Ze heeft haar haar geblondeerd. Uit zijn zak haalde hij een foto van een meisje met rode haren dat ik vaag herkende als Julia. Dit was Julia voor haar metamorfose. Wist u dat ze het haar van haar moeder heeft? Daarna zweeg hij enkele minuten en maakte aanstalten om weg te gaan. Ik wil Julia graag helpen Denkt u dat ze te helpen is? Ik glimlachte. Ik zal mijn best doen.
Hoewel ik er niet meer op rekende, stond Julia twee dagen later ineens voor de deur van mijn spreekkamer. Ik ben hier om van het gezeur van mijn vader af te zijn. Dat is een begin. Ze keek me schuchter aan, terwijl ze weer in kleermakerszit op de grond ging zitten. Hoe voel je je vandaag, Julia? Gaat wel. Ik ben geschorst op school. Waarom? Gewoon, daarom. Zo gewoon is dat toch niet? Het is ook niet normaal als een leraar mijn proefwerk vol kliedert met rode kruizen en loze opmerkingen. En als je daar dan wat van zegt Ze balde haar vuist en keek kwaad. Julia, ik wil dat je je ontspant. Sluit je ogen eens, en haal diep adem. In plaats van mijn woorden op te volgen, stond ze op. Je begrijpt er helemaal niets van he! Het is gevaarlijk om mijn ogen dicht te doen als het licht is. Waarom? Julia wilde weglopen. Julia, weglopen helpt je niet verder. Waarom is het gevaarlijk om je ogen dicht te doen? Julia draaide zich om. Omdat ik haar mijn naam dan weer hoor roepen.
Je moeder? Julia zweeg. En zit ze alleen aan de binnenkant van je ogen? Ze schudde haar hoofd. Ze zit niet daar. Ze zit overal en komt me halen. Ik keek om me heen. Heb je je moeder weer gesproken dan? Ze wil dat ik bij haar kom wonen, maar ik wil hier blijven. Ik kan geen afscheid nemen. Dat wil ik niet. Ze ging weer op de grond zitten en begon te huilen. Je kunt toch altijd terugkomen als het je niet bevalt bij haar? Nee, als ik bij haar ben, dan laat ze me nooit meer gaan. Dat weet je niet. Dat is algemeen bekend.
Er volgde een ongemakkelijke stilte tussen ons. Zie je wel, jij kan me ook niet helpen. Ik keek op uit mijn gedachten en zag Julia al bij de deur staan. Wacht even Julia. Waarom? Ik ga mezelf wel helpen, en met haar mee. Dan ben ik van het gezeik af! Ik volgde haar richting de uitgang, en probeerde haar terug mijn spreekkamer in te praten, maar ze negeerde me volkomen.
Na deze ontmoeting bleef ik aan haar denken, ook toen ik thuis was. Herman had me al vaak gezegd dat ik mijn werk niet in mijn hoofd mee naar huis moest nemen. Maar dat was een moeilijke opgave voor mij. In het geval van Julia was die opgave zelfs onmogelijk. Ik lag al in bed toen Herman besloot ook te gaan slapen. Ik lag op mijn rug en had mijn ogen al dicht, toen hij het licht aan deed. Ik opende mijn ogen en keek op de wekker, waarop de rode cijfers aangaven dat het tien over elf was.
Er ging een rilling door mijn lichaam. Ik sloot mijn ogen weer en draaide mijn hoofd richting de lamp aan het plafond. Herman kroop naast me en deed het licht uit. Ik schoot overeind en deed het licht weer aan. Ik denk dat ik een verband heb gevonden, Herman. Mooi, nu nog een dokter om de wond te verbinden, en dan kunnen we slapen. Normaal gesproken had ik waarschijnlijk moeten lachen om deze gevatheid, maar nu was ik te druk bezig met Julia. Rood. Wat is rood? Het verband natuurlijk! Zie je wel dat je een dokter nodig hebt om het verband te vervangen? Erythrofobia. Angst voor het rode, voor bloed. Waar heb je het in godsnaam over? Die pati�nte, Julia. Ze mijdt alles wat rood is.
Zelden had ik me zo snel aangekleed als die avond. Het was rustig op de weg, en binnen een half uur had ik mijn praktijk bereikt. Ik spoedde me naar mijn spreekkamer en haalde mijn aantekeningen over Julia tevoorschijn. Toen ik de digitale cijfers van mijn wekker zag, herinnerde ik me wat Julias vader me had verteld. Ik kon me wel voor mijn kop slaan dat ik deze samenhang niet eerder had ontdekt. Julias angst voor mijn sofa en schrift, het weggooien van de gordijnen en het slopen van haar wekker. Alles hing samen met ��n kleur: rood. Julias woorden schoten weer door mijn hoofd toen ik met gesloten ogen naar de lamp aan het plafond staarde. Julia associeerde haar moeder met rood. Ze zit overal en komt me halen. Opnieuw klonken haar woorden door mijn hoofd. Ze was bang voor rood, bang voor haar moeder. Het enige wat ik toen nog niet wist, was waarom. En daar was maar op ��n manier achter te komen.
Pas toen ik mijn vinger van de deurbel haalde, besefte ik op wat voor onchristelijk tijdstip ik voor de deur stond. Beschaamd verontschuldigde ik me toen de deur geopend werd. Het spijt me dat ik u zo laat stoor. Dat geeft niets. Ik kon toch de slaap niet vatten. Wilt u binnenkomen? Ik knikte en liep naar binnen. Herman zou me waarschijnlijk de huid vol schelden dat ik midden in de nacht bij een vreemde naar binnen stapte, maar iets zei me dat ik er dit keer goed aan deed. Heeft u Julia ook meegenomen? Ik keek de man verbaasd aan. Hoe bedoelt u? Nadat ik haar heb afgezet bij uw praktijk heb ik haar niet meer gezien. Op dat moment bekroop me een angstig gevoel.
Mijnheer de Graaf Zegt u alstublieft Jaap. Uw dochter is midden in de sessie weggegaan. Ik dacht dat ze naar huis zou gaan. Ik denk dat ik weet wat er met uw dochter aan de hand is. Ze is bang voor de kleur rood omdat ze die met haar moeder associeert. Heeft u enig idee waarom ze bang zou kunnen zijn voor haar moeder? Jaap schudde zijn hoofd. Ze hadden een hele hechte band. Mag ik haar kamer zien? Ik wist niet wat ik hoopte te vinden in de kamer van Julia, en ergens was het misschien ongepast om zo diep in het priv�-leven van mijn pati�nt te duiken, maar steeds meer dingen vielen op hun plek.
Haar kamer was rommelig. Voor de ramen hingen zwarte gordijnen, waardoor geen straaltje licht naar binnen kon schijnen. De dekens op haar bed lagen opengeslagen, en op haar nachtkastje lag een dagboek. Hoewel ik het enigszins ongepast vond, pakte ik het dagboek en sloeg het open. Instinctief bladerde ik naar de datum waarop haar moeder verdwenen was. Op de bijna lege pagina had ze een paar woorden gekrabbeld. Ik heb haar op de trein gezet. Het is mijn schuld. Heeft u iets gevonden? Ik knikte. Als ik het goed begrijp heeft Julia haar moeder geholpen met weglopen. Ze heeft haar op de trein gezet. Jaap keek me vragend aan. Julias woorden galmden nog steeds na in mijn gedachten. Ik denk dat ik weet waar we haar kunnen vinden.
Het perron was verlaten toen ik het samen met Julias vader betrad. We liepen ieder een kant op en keken op alle banken en in de wachtkamers, maar van Julia was geen spoor te bekennen. Toen ik de bellen hoorde, tuurde ik in de richting van de spoorwegovergang. In de verte zag ik de lichten van de aanstormende trein naderen. Mijn hart bonkte in mijn keel toen vanuit het niets een meisje de spoorwegovergang opliep. Ze bleef midden op de overweg staan en draaide zich naar de trein. Julia, niet doen! Ik sprong van het perron, en rende langs de rails richting de spoorwegovergang. De locomotief toeterde, en ik hoorde de remmen van de trein piepen. Julia, ga daar weg!
Als versuft keek ik naar de stilstaande trein. De rode lichten van de spoorbomen knipperden nog steeds. Er dwarrelde een velletje papier vlak voor mijn voeten op de grond. Ik raapte het op. Het was een krantenartikel: Zelfmoord bij spoor. Politie tast in duister over identiteit dode vrouw. Ik dacht aan wat Julia die middag had gezegd: Dan roept ze mijn naam weer. Nogmaals las ik de krantenkop en keek naar de rode knipperlichten. Rood. Weer die kleur. En toen drong de harde werkelijkheid tot me door. Julias schuldgevoel had een reden. En die reden moest wel verband houden met eenzelfde tafereel als wat zich voor mijn ogen had afgespeeld. Dit keer was ik het die tevergeefs haar naam riep. En uiteindelijk was Julia toch met haar moeder meegegaan.
Herfstprinses
Dit verhaal werd geschreven door P-etr-a
Hoe tergend langzaam de tijd kan gaan als je naar de klok kijkt. In de
collegezaal is het goed toeven, maar vandaag kan hij zijn hoofd er
niet bij houden. Rens heeft een afspraak: met een meisje dat hij via
internet heeft ontmoet. Al een tijd lang spreken ze elkaar, de laatste
week zelfs via de telefoon! Hij heeft het meer te pakken dan voor zijn
vorige vlam, zonder dat hij haar ooit heeft ontmoet. Het meest is hij
benieuwd naar haar geur. Een meisje moet lekker ruiken, vindt hij.
Bijvoorbeeld naar bloemen of snoepjes.
Ze zullen een boswandeling gaan maken. Hij verheugt zich er op, dat
zeker. Maar die tijd! Vijf minuten nog. Nog maar vijf minuten. Rens
pakt een briefje en schrijft haar naam er op in zijn mooiste
handschrift: Julia. Het klinkt als een sprookje. Zou ze er ook zo
uitzien? Hij heeft foto's gezien, natuurlijk, maar wat zegt dat. Hij
bedenkt zich dat hij er zo min mogelijk van moet verwachten, al is dat
door de gesprekken die hij met haar heeft gehad onmogelijk.
Om hem heen beginnen mensen hun spullen op te ruimen. 'Rens, ga je nog
even mee een biertje drinken?' 'Nee, vandaag niet jongens. Ik moet
invallen op m'n werk. Tot morgen!' Waarom moest hij daar nu over
liegen? Is het een taboe om iemand te ontmoeten die hij via internet
heeft ontmoet, en met wie het toevallig blijkt erg goed te klikken?
Rens zet de twijfel zo ver mogelijk uit zijn hoofd.
In zijn eentje loopt hij naar het station. Hij heeft afgesproken haar
te ontmoeten bij de roltrap naar spoor 8. Hij is laat en verwacht dat
zij er al zal staan. Als hij de roltrap nadert ziet hij inderdaad
iemand zo onopvallend mogelijk en tegelijkertijd ongeduldig om zich
heen kijken. Een leuk meisje met lang zwart haar en te mooie kleding
aan voor een wandeling door het herfstbos. Rens observeert haar een
poosje van een afstand als hij zich bedenkt dat het wel heel
onbeschoft is om haar te laten wachten.
Nonchalant stelt hij zich voor. 'Hoi, ik ben Rens, jij zal Julia
zijn?' 'Ja. Leuk je te zien, hoe is het met je?' 'Och, goed hoor. Mijn
les liep iets uit. Vandaar dat ik zo laat ben.' 'Geeft niks, ik was er
ook pas net.' Hij weet dat ze liegt. Maar het is wel een lieve leugen.
Samen gaan ze de roltrap af en ze nemen de trein naar
Driebergen-Zeist. Het is niet druk in de trein om 1 uur 's middags.
Julia gaat eerst zitten en in plaats van tegenover haar plaats te
nemen, gaat Rens op hetzelfde bankje zitten. Hij vindt het heerlijk om
tegen haar aan te zitten. Veel te snel naar zijn zin is de trein op de
plaats van bestemming.
Ze lopen een stuk weg van de bebouwde kom en Rens snuift de
herfstgeuren van het bos op. 'Wat is het toch heerlijk om weer eens in
de buitenlucht te zijn. Zo anders dan de stad.' 'Kijk het bladerdeken
hier nu. De herfst is het meest rode seizoen.' Rens lacht. 'Nou, in de
zomer kan ik ook erg rood worden!'
Julia laat zich vallen in de bladeren. Rens kijkt naar haar en weet
niet wat hij moet doen. Ze ziet eruit als een engel. 'Kom je niet bij
me liggen?' Daar wachtte hij op.
'Rens, weet je wat, op zo'n moment zou ik wel willen sterven.' 'Waarom
dan?' 'Ik vind het een mooi idee om het leven niet af te maken. Dan
herinneren mensen je niet als een oude graftak, maar als iemand die
nog een toekomst had. En die zo levendig was.' 'Ja, daar heb je wel
gelijk in, denk ik. Toch zou ik het niet willen. Heb je dan niets meer
om nog voor te leven?' 'Nee. Ik heb genoeg gedaan. Je kunt toch niet
alles willen beleven. En dan maak ik aan mijn leven liever een einde
in deze omgeving en nu, dan in een verzorgingshuis over zestig jaar.'
Hij is verbluft. Waarom zegt ze zoiets tegen hem? Wil ze dit echt
doen? Rens sluit zijn ogen en geniet van de natuur. Het is een mooie
plek, daar heeft ze gelijk in. Maar ietwat drastisch vindt hij het ook
wel. Hij gaat overeind zitten en kijkt naar Julia, schrikt. Als hij
niet beter zou weten zou hij denken dat ze echt dood was, zo stil ligt
ze. Hij voelt aan haar pols. Ze leeft nog.
Daar ligt ze, net Sneeuwwitje. Met haar zwarte haren en bleke huid in
de bladeren, die als een rood kussentje onder haar hoofd liggen.
Rustig beweegt hij haar hand naar zijn mond en geeft er een kus op.
Haar hand ruikt naar bloemen. 'Julia, beloof me dat je de wereld niet
verlaat. Al is het maar voor mij, omdat ik nog niet genoeg van jou heb
gezien, nog niet genoeg van jou heb beleefd.'
Even blijft het stil. Julia's mondhoeken krullen, de mooiste glimlach
die hij ooit zag.
'Beloofd.'
Lilith.
Dit verhaal werd geschreven door LXIV
De eerste keer dat hij haar zag leek ze uit een andere tijd te komen. Op blote voeten, met een kleurige wijde rok aan, liep ze door haar grote verwilderde tuin. Onder haar rechterarm droeg ze een rieten mand. De afgelopen dagen had hij zich al afgevraagd wie er in de oude villa naast hem zou wonen. Overdag bleven de gordijnen meestal gesloten.
Terwijl hij haar gadesloeg bukte ze om iets te plukken. Achteloos, alsof ze zijn aanwezigheid kon voelen, keek ze zijn kant op. Het oog wat niet bedekt werd door haar rode haren leek dwars door hem heen te kijken. Een felgroen oog.
Hij kon niets anders dan blijven staan en naar haar staren. Nadat ze blijkbaar gevonden had wat ze zocht liep ze recht op hem af.
'Jij bent vast de nieuwe buurman?'. Haar schoonheid leek zijn keel dicht te knijpen. Een heel blanke egale huid, waardoor haar ogen nog groener leken. Onder een kleine rechte neus een volle mond met rode lippen en witte tanden. Duizenden rode krulletjes omlijstten haar gezicht.
'Ja.. Alex'. Hij was zo onder de indruk dat hij bijna vergat zijn hand over de lage heg te steken.
'Ik ben Lilith. Bevalt het hier?'
'Ja prima. Ik heb lang in de Randstad gewoond en moest hier naartoe verhuizen. Waar was je mee bezig?'
'Kruiden aan het verzamelen. Die gebruik ik voor van alles.'
Zonder verder nog iets te zeggen liep ze terug het huis in. Op de veranda draaide ze zich om en lachte naar hem met schuingehouden hoofd. Voordat hij terug kon lachen was ze al weer binnen. Alex bleef zeker nog een minuut naar de dichtgevallen deur staren.
Die avond kon Alex alleen nog maar aan Lilith denken. Wie was ze, en waar kwam ze vandaan? Wat een geluk dat hij zo'n buurvrouw getroffen had!
Vanaf dat moment was Alex elke avond in zijn tuin te vinden. Hoewel hij helemaal niet van tuinieren hield had hij een excuus nodig om daar zoveel tijd door te brengen. Hij zwoegde en zweette in zijn strijd tegen de distels en braamstruiken. Langzaam veranderde de slecht onderhouden tuin in een paradijs. Soms kwam Lilith de hele avond niet opdagen. Af en toe leek het alsof ze haast had en nam ze snel wat planten mee, zonder veel aandacht aan hem te schenken. Maar er waren ook keren dat ze hem een lange verleidelijke blik gaf, of even met hem praatte. Dat was voor Alex genoeg reden om door te gaan met zijn nieuwe hobby.
Op een zaterdagmorgen werd hij gewekt door de deurbel. Alex keek op zijn wekker. Half acht. Wie kon er nu zo vroeg op de stoep staan? Hij had geen zin om uit bed te komen en bleef liggen. De bel ging opnieuw. Bij de derde keer stond hij met een zachte vloek op en ging in zijn badjas naar beneden. Aan de deur stond een kleine, vrij donkere man met een uniform aan. De postbode dus. Zijn platte pet stond scheef op zijn hoofd. Toen Alex goed keek zag hij dat de man maar ��n oor had.
Met een zekere angst in zijn ogen boog de man zich naar voren om iets te zeggen.
'U woont hier net, h�? U weet nog nergens van, h�?'
Alex had geen idee waar de man op doelde en keek hem vragend aan.
'Nou pas er maar voor op hoor, die vuile heks.'
'Een heks? Waar heeft u het over?' Waarom moest de dorpsgek nu net bij hem aanbellen!
'U weet het wel. U weet het wel. Ik zag jullie al samen!'
Alex kon zich moeilijk voorstellen dat hij het over Lilith had. Alhoewel, hier in zo'n gereformeerd dorp. Een vrouw alleen.
Toen de man vroeg of hij binnen mocht komen vond Alex dat het mooi genoeg was, en deed de deur dicht. Achter het glas hoorde hij de man nog iets van niet aanpakken roepen.
Helemaal de weg kwijt, dacht Alex. Vandaag zou hij lekker vroeg in de tuin beginnen.
Met de half verroeste hark was hij bezig de appels die onder de oude boom lagen bij elkaar te harken. Bijna allemaal waren ze al verrot geweest voordat ze naar beneden vielen. Hij pakte er een op en bekeek hem van dichtbij. Een lange vette worm kroop langzaam uit de schil omhoog.
'Wat doe je?'
Achter hem stond Lilith. Hij had haar niet aan horen komen.
'Je laat me wel schrikken. Ik was net een worm aan het bekijken.'
'Je bent ge�nteresseerd in wormen?'
'Nee, niet echt hoor. Ik.. ach laat maar zitten.'
'Je had vanmorgen al vroeg bezoek?' vroeg ze, terwijl ze hem met haar groene ogen recht aankeek.
'Ja, de dorpsgek waarschijnlijk. Ik heb hem snel weer buiten gezet.'
'Wat had hij allemaal te vertellen?'
'Niks bijzonders, hij sloeg wartaal uit.'.
Om over iets anders te beginnen vroeg Alex haar of ze die avond iets te doen had.
'Vanavond komen er wat vriendinnen van me op bezoek. Misschien een andere keer'
Voordat Alex verder kon vragen was ze alweer vertrokken. Hij keek naar de appel die hij aldoor in zijn hand gehouden had. De worm was verdwenen.
Rond tien uur die avond zag Alex een vijftal vrouwen ��n voor ��n bij de villa aanbellen. Vanuit de slaapkamer aan de voorkant van zijn huis kon hij de voordeur van Lilith goed zien. Helemaal netjes vond hij het niet om zo te staan gluren, maar wist dat hij het niet zou kunnen laten. Het huis van Lilith was slecht verlicht. Het kostte hem moeite om meer dan het silhouet van de bezoeksters te kunnen zien. Ze waren allemaal enigszins alternatief gekleed. Helaas bleef Lilith zelf buiten beeld.
Weer later hing hij op de bank. Zapte van kanaal 1 tot 25 om weer bij 1 te beginnen. Het was inmiddels half twaalf geworden. Voor de derde of vierde keer liep hij naar de keuken om door het raam te kijken. Er was van de buitenkant niets bijzonders aan de villa te zien.
Opnieuw overwoog hij om gewoon aan te bellen. Zich een beetje sociaal gedragen ten opzichte van haar vriendinnen kon nooit kwaad. Terwijl hij terug naar de bank liep hakte hij de knoop door. Wie niet waagt, wie niet wint. Snel trok Alex een schoon overhemd aan en deed wat aftershave op. Keek snel in de spiegel en overtuigde zich ervan dat hij een knappe vent was.
Toen hij aanbelde had hij eigenlijk alweer spijt. Het lag helemaal niet in zijn aard om zichzelf zomaar ergens uit te nodigen. Toen er na een halve minuut tot zijn opluchting nog niet opengedaan was keerde hij om terug te lopen. Op dat moment hoorde hij vaag een bedompte kreet achter de voordeur, nauwelijks menselijk te noemen. Hij bleef even staan om nog eens goed te luisteren. Had hij nu echt iets gehoord? Op dat moment vloog de deur open en kwam Lilith naar buiten. Ze ging recht op hem af. Haar gezicht stond strak, met samengeknepen lippen. Ze keek zo vals dat Alex twee stappen achteruitdeinsde.
'Wat kom je doen? Ga weg hier! Weg!'.
Ze zag er heel anders uit als in de tuin. Haar witte gezicht en priemende ogen waren eerder angstaanjagend als verleidelijk. Haar handen waren bedekt met donkere vlekken.
Hij stamelde wat en liep snel terug de straat op. De voordeur werd met een klap weer dichtgegooid.
Na die avond werd de lust om in zijn tuin te werken minder. Af en toe zag hij haar nog buiten rondscharrelen, god weet wat te zoeken. Haar gezicht, zoals ze hem die avond had aangekeken, stond hem nog altijd voor ogen. Hij probeerde zichzelf gerust te stellen dat ze waarschijnlijk gewoon met New Age of dat soort flauwekul bezig was. Dat deden tegenwoordig wel meer alleenstaande vrouwen van rond de dertig. Toch kon hij zichzelf niet helemaal overtuigen.
De valsheid die hij op haar gezicht gezien had was anders geweest.
Het duurde geen week of ze belde bij hem aan. Daar stond ze, net zo verleidelijk en mooi als de eerste keer dat hij haar gezien had. Met lichte opwinding vroeg hij haar of ze binnen wou komen. Ze volgde hem naar de keuken.
'Ik zie je de laatste tijd nog maar weinig in de tuin werken. Vind je het niet leuk meer?'
'Och, ik heb hier binnen ook nog van alles te doen zoals je ziet. Over een tijdje ga ik wel weer beginnen. Hoe is het verder met jou?'
Ze antwoordde niet maar keek rond in de keuken. Uit de fruitmand nam ze voorzichtig een perzik. Op ��n been tegen de muur leunend, haar blote linkervoet zwevend boven de vloer, betastte ze met haar wijsvinger de perzik. Haar lage jurk liet de spleet tussen haar blanke borsten goed zien.
'Sorry dat ik die ene avond zo tegen je uitviel. Ik heb een hekel aan onaangekondigd bezoek.'
'Het is mijn gewoonte ook niet om zomaar ergens langs te komen. Ik had niet verwacht dat ik je ergens mee zou storen.'
'Zand erover dan maar?' Ze beet in de perzik. Het sap stroomde langs haar kin het decollet� in.
'Zand erover.'
Met haar wijsvinger veegde Lilith het sap van haar borsten af. Terwijl ze de vinger in haar mond stak keek ze Alex sensueel aan. Hij voelde de aderen in zijn hals kloppen. Had hij ooit eerder z� naar een vrouw verlangd? Met een wazige blik deed hij een stap naar voren. Handig ontweek Lilith hem en ging bij de deur staan. Ze leek echter niet ontdaan door deze onhandige poging. Vrolijk lachte ze: 'Dan zie ik je een volgende keer wel weer!' Terwijl Alex zich nog aan het afvragen was of dit nu een uitnodiging of gewoon een afscheid was, hoorde hij de voordeur alweer dichtslaan. Het was toch een hele bijzondere vrouw!
Op het monotone ritme van onzichtbare trommels danst Lilith met gesloten ogen naakt voor het vuur. Door de gloed is haar hele lichaam oranjerood, glanzend van het zweet. Het trommelen gaat sneller en sneller tot het plotsklaps stopt. Lilith heeft opeens een mes in haar hand en snijd hiermee diep in haar linkerborst. Van heel dichtbij kijkt ze hem plotseling aan, haar gezicht vertrokken van pure haat.
Rechtop in bed werd hij wakker, drijfnat van zijn eigen zweet. Hij keek op de wekker. Half drie. Hij ging op de rand van zijn bed zitten en stak een peuk op. De afgelopen drie dagen had Alex aan niets anders als Lilith kunnen denken. Het verlangen knaagde vanuit zijn maag omhoog en maakte hem langzaam gek. Nooit verwacht dat op zijn vijfendertigste een vrouw nog zoveel indruk op hem zou kunnen maken.
Door de gordijnen wierp het maanlicht een lange lichte baan over de houten vloer. Alex stond op en liep naar het venster. Zijn hele tuin was in blauwwit licht gehuld. De blaadjes van de appelboom leken van zilver. Wat zag hij daar achter in Lilith's tuin bewegen? Het leek wel iemand die aan het graven was. Was het Lilith zelf? Hij had wel eens gehoord van de een of andere wortel die pers� in het maanlicht moest worden opgegraven. Dat zou er een bijzondere kracht aan geven. Ze had soms toch wel rare trekjes. Opeens kreeg hij het koud. Hij drukte de sigaret uit en ging terug in bed liggen. Nog lang staarde hij naar het plafond.
Om de een of andere reden liet het beeld van de nachtelijke graafpartij Alex niet los. Hij wou er echter niet naar vragen. Lilith was zoals altijd, alleen verliet ze nu nooit de tuin zonder eerst even met hem te praten. Meestal een kort praatje zonder veel betekenis. Na een paar dagen vertelde ze hem terloops dat ze die avond bij een vriendin op bezoek zou gaan. Alex wist meteen wat hij 's avonds zou gaan doen.
Toen hij haar rond negen uur de villa zag verlaten wachtte hij nog een kwartier voordat hij naar buiten ging. Hij pakte een schop uit de schuur en stapte na een korte aarzeling de tuin van Lilith in. De schemering was langzaam in de nacht aan het veranderen. Nerveus moest hij in zichzelf lachen, ze had hem �cht helemaal gek gemaakt. Op de plek waar hij dacht dat het moest zijn was in het halfduister niet veel te zien. Toch zette hij zijn schop in daar de grond. Al na een paar keer scheppen stootte hij op iets. Voordat hij op zijn knie�n ging zitten wierp hij nog een blik op de villa. Alles was rustig. Met zijn handen door de aarde wroetend voelde hij daar een glad en vlak stuk hout. T�ch een wortel dus, dacht hij opgelucht. Met zijn linkerhand trok hij hem uit de grond. Toen hij goed keek zag hij dat het geen wortel of stuk hout kon zijn. Het was een bot. Het was heel beslist een menselijke rib. Met trillende handen duwde hij het weer terug de grond in. Snel schoof hij het zand weer de ondiepe kuil in. Met zijn rechterarm veegde hij er nog wat takjes en bladeren over. Hij stond op en wilde wegrennen. Nog net dacht hij er aan de schop mee terug te nemen.
In het donker in zijn leren stoel gezeten stak Alex de twaalfde sigaret op. Hij durfde het licht niet aan te doen of naar buiten te kijken. Wat was er aan de hand, verdomme? Weer overwoog hij de politie te bellen. Na lang aandringen zouden ze eindelijk komen. Het zou natuurlijk een varkensbot blijken te zijn. Vreemd om in je tuin te begraven, maar niet verboden. Om daarna dan ooit nog kans te maken bij Lilith zou hij kunnen vergeten.
Heerlijke Lilith... Zo ontzettend mooi en begeerlijk, als geen andere vrouw die hij ooit gezien had. Hij zou er alles voor over hebben om ooit, al was het maar voor ��n nacht, aan haar zijde te liggen.
Maar stiekem wist hij goed dat het een menselijk bot geweest was. Toch de politie bellen? Hij kon zich niet voorstellen dat Lilith gearresteerd zou worden. En hoe dan verder? Hier blijven wonen zonder Lilith zou geen enkele zin meer hebben. Terug naar de Randstad gaan kon ook niet. Hij moest gewoon weten wat er gebeurd was. Hoe en waarom dat bot daar terechtgekomen was. Hij pakte nog een sigaret en blies de rook peinzend voor zich uit. Hij wist dat hij morgen weer in de tuin zou zijn.
De volgende avond ging hij onder de oude appelboom zitten. Hij had geen zin meer om te doen alsof er allerlei werk te verrichten was. In het westen ging de zon net onder. Langgestreepte wolken lichtten rood op aan de hemel. Vlakbij hoorde hij een merel zingen. Voor het eerst sinds weken kwam er rust over hem. Voor hem in het gras lag een dun twijgje. Hij nam het in zijn hand en liet het langzaam tussen zijn duim en wijsvinger draaien. Het was aangenaam warm deze laatste dag van augustus.
Toen Lilith naar buiten kwam droeg ze de rieten mand onder haar arm. Voor de eerste keer ging ze naast hem zitten. Haar schouder raakte licht de zijne.
'Ben je gisteravond nog in de tuin geweest?'
Alex bloosde.
'Ja.'
Ze ging er verder niet op in. Uit haar mand haalde ze een appel.
'Heb je zin vanavond bij mij te zijn?'
Bedachtzaam nam Alex de appel. Hij was helemaal rood en woog zwaar in zijn hand. Hij zweeg.
'Je zult alles te weten komen.' Weer keek ze hem aan.
Alex keek even voor zich uit. Hij wist dat hij het niet doen moest. Toen beet hij in de appel. Hij was zoet, helemaal niet bitter.
Toen hij bijkwam wist hij even niet meer wat er gebeurd was. Hij lag op een koude stenen tafel. Om hem heen zes vrouwen met Lilith aan zijn rechterzijde. Nog helemaal versuft merkte hij dat hij naakt was, maar het kon hem niet schelen. Met een doffe verwondering keek hij naar het mes in Lilith's rechterhand. Instinktief drong het gevaar tot hem door. Hij besloot niet te gaan gillen.
(*Noot van de schrijver: Rood associeer ik met liefde en met gevaar. Vandaar dit verhaal, die twee dingen gecombineerd in ��n vrouw.)