TTK-wedstrijdnovember2005verhalen I
Inhoud
Wedstrijd inzendingen Verhalen. November 2005
De eerste wedstrijd van November 2005. Het onderwerp was 'Rood'. Dit zijn de inzendingen in de catagorie Verhalen. (Men kan rechtstreeks naar een kunstwerk door op de inhoudsopgave hier links te klikken.)
Hier zijn de inzendingen voor de catagorie Kunst en Gedichten
Klik hier om terug te gaan naar de TTK-wedstrijd pagina
Dit zijn de 12 inzendingen van deze maand:
De as van het kwaad
Het schijnsel van de volle maan zocht zijn ogen. De maan was bijna volledig verborgen door een
pak wolken, maar her en der vielen er gaten in de mantel die om de stad lag. Achter de
wolken kon men soms een ster zien, of de maan, maar hij was vooral blij om de donkerrode
gloed te zien, die de hemel kleurde. Het was altijd prettig om een vertrouwt iets te zien,
vooral in tijden van onrust. Hij kon nog herinneren dat hij vroeger, voor de oorlog, wel
eens samen met zijn kinderen op het dak van zijn huis stond, naar de sterren te kijken, of
naar Helios die met zijn vurige wagen de stad verlichtte. Zijn kinderen waren nu ver weg,
vechtend voor hun idealen, maar hij zou ze weer terug zien, in dit leven of daarna.
Zijn hand zocht in zijn zak naar een kogel. Hij voelde de koude metalen huls tegen zijn
vingers glijden. Hij pakte de kogel uit zijn zak, geruisloos, zoals ze hem dat hadden
geleerd. Met een zachte klink laadde hij het geweer.
Alleen een geoefend oog kon hem nu zien, of een hitte sensor. Hij was goed verborgen in de
schaduwen. Toch, voorbereiding zorgde ervoor dat in onverwachte situaties hij toch kon
overleven, en voor geruststelling. Als iemand hem, per ongeluk, toch zou vinden, zou hij
zich nog kunnen redden. Hopelijk hoefde het niet zo ver te komen, de nacht was nog jong, en
de soldaten zouden vast en zeker stoppen met zoeken voordat het ochtend werd.
Een schreeuw klonk door de straten. Geen angstige kreet, maar een commanderende. Soldaten.
Ze klonken niet ver weg, enkele straten. Ze waren zeker op zoek naar hem. Zelfs vanaf hier
kon hij het vuur zien, boven de gebouwen, reikend naar de hemel. Het vuur was rood, soms
met geel erdoorheen. Hij kon zich soms helemaal verliezen in het vuur, en nergens aan
denken. Daar was het nu alleen geen tijd voor. Zijn lijf stond strak van de spanning. Hij
veegde met zijn hand de zweetdruppels van zijn gezicht.
Het vuur was al geminderd, en alleen de toppen van de vlammen waren nog te zien voor hem.
De zware voetstappen van legerkisten die door de straten marcheerden waren ook gestopt.
Blijkbaar was de zoektocht stopgezet, ze zouden vast een ander hebben gevonden om de schuld
te geven. Het was nu tijd om uit zijn schuilplaats te komen. Voorzichtig zette hij zijn
schoenen op de straattegels. Hij verlichtte de wijzerplaat van zijn horloge. Half vijf,
binnenkort zou licht weer over de straten schijnen.
Hij was nu bijna bij het huis. Zijn hand zocht de deurklink, terwijl hij in het zwakke
licht van een straatlantaarn even verderop soldaten zag aankomen. Gelukkig zagen ze hem
niet, want hij stond in de portiek. Hij gleed snel naar binnen en sloot de deur achter
zich. Een zucht volgde snel.
Hij kneep zijn ogen dicht. De lamp die aan het afbrokkelende plafond hing scheen fel in
zijn ogen. Hij keek in de spiegel die aan de met blauwe vlinders behangen muur hing. Het
lichtrood van zijn huid was in schril contrast met zijn zwarte haarkleur. Zijn haar wierp
zich omlaag langs zijn gezicht en zorgde voor een baardje bij de kin. Door de spanning
waren de blauwe aderen in zijn ogen nog steeds goed te zien. Hij ging met zijn hand langs
zijn gezicht, eerst zijn neus, toen zijn mond, daarna zijn oren en als laatst zijn kleine
hoorns, die aan beide kanten van zijn gezicht net boven het haar uitstaken.
Om niemand wakker te maken deed hij zachtjes de deur naar de kelder open. De deur kraakte
even, maar niet erg hard. Hij liep snel naar het lichtschijnsel dat onderaan de trap
scheen. In het midden van de kelder stond een tafel, stoelen daaromheen. Er maar een
iemand, Jehroed.
Ik ben terug, zou ik met haar kunnen praten? Vroeg hij aan Jehroed. Hij legde zijn geweer
op de tafel. het ministerie staat in de fik. Jehroed antwoordde niet meteen, maar na een
korte tijd zei hij: Je kan doorlopen, je weet de weg. Jehroed wees op een donkere gang.
Hij was er al veel eerdere keren doorgeweest, maar die gang had altijd iets
onheilspellends. Het was niet het rode licht dat de gang verlichtte, maar meer de vele
deuren. Achter elke deur zou zich iets kunnen verschuilen waar zelfs hij, een half-demon,
bang van zou worden. Wezens uit de lagere lagen van de hel, sterkere wezens, die hun plaats
dicht bij de leider al reeds verdient hadden.
Aan het eind van de gang opende hij een deur. In het licht van vurig brandende kaarsen
stond Zij. Zij had een kleed over zich heen, zodat ze niet herkend zou worden. Zo konden
rebellen, als ze opgepakt werden door de soldaten, ook niet vertellen wie het is. Het was
een kleed dat ook wel gebruikt werd tegen de stormen der woestijn. Hierdoor kwamen de ogen
niet vol met zand te zitten. Het kleed was bloedrood gekleurd. Een vrouwenstem klonk uit
het kleed.
Je hebt je werk gedaan, je zal hiervoor beloont worden. We zullen je voor onderdak zorgen
en je naam zal gegeven worden aan machten die hoger dan mij staan. Verlaat me nu, en drink
op de overwinning.
Gretig zette hij zijn lippen aan de aardewerken beker. Het bloed baande zich een weg via
zijn lippen naar binnen. Koel bloed, vers gehouden in de kelder, waar geen licht het kon
verwarmen of laten bederven. Volbloed mensen, al dienden ze zelf voor niets, hun bloed was
altijd verfrissend om te drinken. Al waren sommige mensen �cht nuttig, de meesten waren
stomme kuddedieren, die achter elkaar aanliepen. In steden werden ze gefokt om daarna
geslacht te worden voor de demonen. Hij zette zijn hoektanden in een arm, en scheurde het
vel weg. Hij zuchtte diep. Oh, hoe hij verlangde naar zijn zoons.
Drie maanden geleden was het begonnen. Ze leefden allemaal onder de macht van Sadann. Het
leven was hard, maar ze konden goed rondkomen, er was altijd eten, en geen grote problemen.
Nadat hij zijn vrouw had getrouwd was hij uit het leger gegaan. Hij was een winkeltje
begonnen in de stad en ze hadden twee prachtige zoons gekregen, Masmed en Lokit. Zijn zoons
waren opgegroeid, en gingen al bijna naar de universiteit tot het hele leven opeens
veranderde.
Het leger van de hemel viel binnen. Met man en macht en al snel waren de steden verovert,
het land ingenomen. Ze kwamen onder valse voorwendselen; dat de demonen wapens zouden
hebben die ze niet mochten hebben, en dat mensen onder zich zouden hebben die de koloni�n
van hemel wouden terroriseren. Maar pas toen de as van het kwaad binnen vielen, pas toen
waaide de as op, en de wind nam het mee. Het as daalde neer in de koloni�n der hemel. Ook
zijn eigen zoons waren naar het westen getrokken, uit woede, uit haat.
Hij zette zijn beker neer met een klap, en het bloed gonsde over de rand heen.
Met valse redenen waren ze binnengevallen en al snel hadden ze enkele poorten gesloten en
ze wouden nog meer poorten naar de hel sluiten. Uiteindelijk alle poorten, zodat de engelen
een paradijs op aarde zouden schapen en iedereen blij en vrolijk is. Maar de engelen waren
net zo wreed als demonen, en ook hun doel was verovering. Het zal een paradijs worden voor
de engelen, die zich te goed doen aan het menselijk vlees. Het enige wat verandert is het
evenwicht op de wereld, die hevig verstoort zou worden. Werkelijk een hel op aarde.
Hij hoorde de deur slaan en ontwaakte meteen uit zijn gedachtes. Snelle voetstappen kwamen
in de buurt van de kelder deur. gekraak, de deur werd geopend. De voetstappen kwamen
dichterbij, de trap af. Er was haast, die voetstappen waren nu bijna bij de laatste treden.
De schoenen waren eerst te zien, daarna de mantel, die men aanhad als men over straat ging
of tegen hogere demonen sprak. Een jonge man, iets jonger dan dertig geschat, hield
uitgeput bij de tafel halt. Zezeze komen eraan. kon de man net met zin laatste adem
uitbrengen. Hij wist alweer waar hij deze man van kende, het was een wachter.
Alarmfase, zijn hand zocht automatisch de alarmknop. Al snel loeiden de sirenes, niet erg
hard, maar hard genoeg om men uit zijn slaap te schudden. Een officier kwam naar hem
toe. Wat is er? Waarom gaat het alarm?
De soldaten, ze komen, we moeten terug vechten.
Al snel was iedereen op zijn plek. Velen waren ge�vacueerd door de poort. Op de daken lagen
sluipschutters, en bij de ramen hadden ze machinegeweren. Zelf stond hij voor de deur, die
met ijzer was versperd. Een roep van boven. De soldaten waren blijkbaar in zicht. Spanning
trilde door zijn lijf. Schoten werden gevuurd, van buiten van een gil. Voetstappen aan de
andere kant van de ijzeren muur. Automatisch laadde hij zijn geweer. Concentreren, dan
schieten. Het gonsde door zijn hoofd. Gebonk klonk op het ijzer. Deuken lieten het effect
zien. Nog steeds klonken er schoten buiten. Schoten en gebonk. Bijna, en de ijzeren muur
was weg. Hij kon nog weg, vluchten naar de poort. Maar dan wordt hij daar vermoord. Niet
vluchten, verdedigen. Het ijzer brak. Hij haalde de trekker van het geweer over. Een
laatste gil. Voor het rode leger!
Poezelige voetjes [bouqeutte-reeks]
Wat heb jij met rood?
Rood staat voor socialisme en communisme, de liefde natuurlijk en het straalt warmte uit.
Niet zo gek dat de hoeren een rode lamp voor de deur hebben hangen. Dat oefent een
onweerstaanbare aantrekkingskracht uit onder sommige onder ons, de man. Ik heb er zelf
nooit rode wangetjes van gekregen. Er straalt een zekere armzaligheid vanaf. Als man moet
je een zekere realiteitskrisis hebben ondergaan alvorens je op een hoer afstapt. Een
gebroken hart dat daarna is verzuurt. Althans dat is mijn beeld van de klandizie van een
gemiddelde hoer.
Wil je zeggen Tenko, dat je nog nooit naar een hoer bent geweest?
Nee, hoezo?
Je bent nogal neerbuigend over het oudste beroep van de wereld. En iedere vent is minimaal
��n keer in zijn leven naar de hoeren geweest.
Dus jij beweert dat je naar de hoeren bent geweest.
Natuurlijk, wat is daar verkeerd aan?
Je hebt je dus laten afzuigen door een hoer met een dikke zaadbek? Die eerst zaadklonters
uit haar mondhoeken moet vegen voordat jij aan mag.
Even rustig aan Tenk, je bent blijkbaar zo groen als gras. Je wilt niet weten hoeveel
jongemannen zich laten afzuigen naast de deur. Er zitten schoonheidjes tussen hoor. Het
zijn niet allemaal van die speenvarkens uit het oostblok. De meeste mannen hebben een
beeldschone vriendin of vrouw!
Die dan blijkbaar niet aan hun trekken, een mooi popje maar O zo kleinzerig. Hoe kil ben
jij om Yola zo bedonderen. Ze is niet het meest intellectuele typje, dat ben ik met je
eens. Maar om haar zo achter haar rug te bedondere getuigd van weinig respect Ben.
Respect! Niet zo zwart wit jongen, het is een kwestie van afwisseling. Verandering van
spijs doet eten zegt men. Het is de natuur. De man moet zijn genen zo vaak en zo snel
mogelijk verspreiden en de vrouw moet de kinders opvoeden.
Bla bla bla. Via het orale infuus? Nou geef mijn portie maar aan fikkie. Of wil je zeggen
dat jij iedere avond een andere hoer bevrucht?
Nee niet iedere dag, eens in de week. Dit gesprek is zo oud als de mensheid, wat zeg ik,
sinds de evolutie. Genen, je weet wel, survival of the fittest! Probeer het eens, en dan
spreek je de volgende keer.
Dat argument heb je net al gebruikt. Geen haar op mijn hoofd die daar aan denkt. En dat
zijn er niet zo veel meer helaas. Ik had er niet over moeten beginnen, even wat and...
Man, lul niet! Neuk een hoer!
Ehm, hey Saskia! Ik hoorde je niet aankomen.
Wat zijn dat voor praatjes die je aan mijn vent smeert? Neuk een hoer? Praat je ook zo
stoer naast Yool? Ik kom net uit de stad, ben met dr wezen eten in de Holdia. Nou kom op,
wat is er gaande!
Ben was net over zijn hoerenloperij aan het vertellen.
Sorry Tenko. Ik had mijn grote mond moeten houden in jullie gezelschap. Willen jullie me
een plezier doen en niets tegen mijn lieve dinnetje zeggen?
Wees gerust kerel, als jij iedere week een hoer wil volspuiten, ik weet van niks.
Sas, je kunt toch wel een geheimpje bewaren voor de beste vriend van je vriend?
Ik wil niets met je vreemdgang te maken hebben. De eerst volgende keer dat ik Yola spreek
kan ik niet zwijgen. Dat weet jij net zo goed als ik.
Sas, lieve, lieve Sas. Ik maak nu even geen grapjes meer. Weet je al hoe lang Yool en ik
samen zijn? Zie je niet welke onherstelbare schade je haar en mij aandoet, door dit lullige
geheimpje te verklappen. Kun je het contact niet voor een paar maanden verbreken? Bedenk
een smoes, zeg dat je een maand gaat reizen met Ben.
Ik kan mijn geweten niet zomaar uitschakelen Ben. Ik verbaas me dat jij dat wel kunt Tenk,
slappe lul.
Spreek voor jezelf pop. Voor vrienden heb ik een selectief geweten, zeker als het om een
pijnlijke kwestie als deze gaat.
Ik hoop dat je geweten wel aan staat wanneer je met mij praat?
Sas, maak er alsjeblieft geen drama van, ik wil alleen maar aangeven dat mijn loyaliteit
ook bij mijn vriend ligt. Als daar niet mee kunt leven hebben wij ook een probleem.
Godver, Tenk, ik wil niet stoken in een goed huwelijk. Maar Saskia, ik verzoek je toch h��l
vriendelijk doch dwingend, om niets tegen Yola te zeggen.
Wat een ongelofelijk blok ijs moet dat hart van jou zijn.
Laat maar, ik zie jullie wel weer. Deze hopeloze discussie heeft geen oplossing. Ik zie je
zaterdag in de Ladak Tenko?
Ehm, ja ik ben er.
[Telefoon gaat] Sas, hoe gaat het ermee?
Yool, hou je vast, ik moet je wat vertellen. Ik vanavond ontdekt dat Ben vreemd gaat.
Sorry? Wat zeg je?
Hij was hier vanavond met Tenko, en vertelde net dat hij naar prostituees gaat. Hij is de
deur uit en beval me vriendelijk om niets tegen je zeggen. Maar ik kan geen geheimen voor
je bewaren. En ik wilde je eigenlijk al vanaf het begin waarschuwen wat een lul die Ben is!
Sorry, ik bedoelde het niet zo grof. Maar als mijn beste vriendin wil ik je dit vertellen.
Ik kan zoiets niet voor je verzwijgen.
Rustig Sas, Ben heeft me de eerste dag al vertelt dat hij zijn bezoekjes aan de rosse buurt
nooit voor me zou kunnen opzeggen. Maar vind je Ben een lul?
Sorry, ik bedoelde het niet zo grof. Maar ik begrijp niet dat je je leven kunt geven aan
een man die dagelijks..
wekelijks..
...wekelijks een prostituee bezoekt en hem hem trouw blijft?
Ja, ik noem het gewoon hoeren, maar ik vind het schokkender dat je Ben een lul vindt.
Jullie kunnen het meestal prima met elkaa vinden, ik word er soms jaloers van!
Ik snap inderdaad niet wat je in hem ziet.
Wij hebben een open relatie Saskia. Hij heeft zijn behoeften en ik wil soms ook wat
variatie. Om scheve blikken te voorkomen houden we dat voor ons zelf.
Daarom mocht ik dus niets tegen je zeggen van Ben. Je moet je vent beter opvoeden, hij
heeft gisteren zijn mond voorbij gepraat. Hij wrong zich in allerlei bochten om mijn mond
te snoeren. De lul! Sorry...
Alsof jij zon muurbloempje bent trut! Je loopt altijd te kakelen over Geert en zijn
lekkere kontje. Ik voeg de daad bij het woord, gisteren heerlijk gebeft op de bank, door
Geert.
Ik veroordeel je niet, maar je kunt dit soort dingen best in vertrouwen met me delen!
Nou, dan weet je nu al mijn geheimen, wat is jou geheim?
Ehm... Dat kan ik niet zeggen.
Ik wil geen spelbreker zijn, maar je vertelde net dat we alle geheimen met elkaar konden
delen, trut. Draagt Tenko stiekum vrouwenkleren? Ben je als man geboren, of pijp je de
buurman stiekum?
Slet, dat jij een voor man en alleman plat gaat. Ik heb een aantal normen en waarden er is
een fatsoensgrens Yool.
Laat jij je leven door Balkenende leiden?
Niet zo vreselijk bijdehand Yool, je irriteert me.
Vertel me dan wat jou geheim is, gaat het over mij?
Nee, er zit me niets dwars, ik... kan je alleen niet alles vertellen.
Dan houdt dit gesprek op. Ik hoef je niet meer te zien of horen voordat je geheim bij mij
bekent is. Dag Saskia [Klik]
Hee kerel, waar bleef je nou, ik wacht al een kwartier op je. De kruk naast me is gewild.
Laten ze tegenwoordig hoeren toe in de Ladak?
Nee fijne vent, haal die ogen uit je de broekzak, de tent zit bomvol man. Het is Hazes
avond, het dak gaat er af. De volkszanger met zijn hart op de juiste plaats. Over honderd
jaar wordt zijn muziek nog steeds gedraaid, in dit cafe, let op mijn woorden. Heb je de NRC
vandaag gelezen?
Ja, hoezo, bedoel je dat artikel van Zeeman?
Nee intellectueeltje van me, er schijnt een nieuw griepvirus te zijn uitgebroken. In
Haarbest is een kip gevonden die de griepvariant HN5L van zijn boer heeft opgelopen. Ze
hebben de boer preventief geruimd!
Om je te bescheuren Ben. Ik via van Saskia gehoord dat Yool niet meer met haar wil praten.
Ze alleen wil niet zeggen waarom.
Tenk, even tussen jou en mij. Ik weet dat je me niet laat vallen voor Saskia. Wat een
kutwijf trouwens, ik had dat soort achterbakse gedrag niet achter haar gezocht! Ik had de
deur godverdomme geen minuut achter me dichtgetrokken of dat lievertje belt Yola op! Ik had
haar zo uitdrukkelijk gevraagt te zwijgen. Nu heeft Yool een week van rouw in gelast. Een
week geen sex! En bedankt Sas. Kun je dat wijf van je wat beter africhten?
Dat wijf is mijn vriendin Ben. En ik vind het klote hoe het is gegaan. Aan de andere kant
ik begrijp haar wel.
Wat ben je toch een ongelofelijke goedzak Tenk. Je leert me het portie nederigheid wel, ik
heb daar wel respect voor. Maar laten we niet te lang stilstaan bij de pijnlijke kwestie,
het lot is ondoorgrondelijk. Je bent trouw aan je vriendinnetje, ik zal er geen woord meer
over vuil maken. Ik wil er nog ��n ding kwijt, Yool en ik hebben en open relatie. Dat heb
je waarschijnlijk al gehoord en vraag me niet waarom, dat heb ik je al proberen uit te
leggen.
Je bedoelt dat echte-mannen-neuken-hoeren verhaal van je?
Dat heeft een aantal consequenties. Ik ben aartslelijk en mis de energie tegenwoordig om
een ieder weekend een andere vrouw te verleiden. Weet je hoe moeilijk dat is in Nederland.
Die wijven kijken je niet meer aan al werp je rode rozen voor hun poezelige voetjes. Hoeren
hebben die arrogantie niet, ik bedoel eigenlijk dat ze niet zo onzeker zijn. Ik ben het dan
ook volstrekt niet met je eens dat hoeren en hun lopers kil zijn. Ze geven een hoop mannen
genegenheid. Dat rode-lamp verhaal van jou is ook zo lek als een mandje.
Zoals ik al eerder zei Ben, geef mijn portie maar aan fikkie. We missen de helft van de
wedstrijd. Wacht even mijn telefoon gaat.
[Tring] Saskia, schoonheid, wat doe jij voor mijn deur?
Ik kom voor Yola Ben, geen reden om je gevleid te voelen.
Ze is vanavond bij haar broer op bezoek.
Nou dan ga ik weer.
Niet zo snel Sas, laat me je minimaal mijn excuses aanbieden voor de manier waarop ik je
trachtte te laten zwijgen.
Ach, het geeft niet rakker je bent wel lekker als je zo serieus kijkt.
En jij ook lieve schat als je zo boos kijkt. Dat rode rokje staat je beeldig, optima forma!
Heb je nog plannen vanavond?
Vuile, godver, waarom...
Wat, heb ik iets verkeerd gezegd?
Nee, je oefent juist een grote aantrekkingskracht uit, ik moet dit niet zeggen.
Ahaaaaa! Kom binnen Sas, dan praten we binnen even verder, ik zal niets tegen Yool zeggen.
Rotzak, wat ben je toch een ongelofelijk lekker vent, als je je kop maar kunt houden.
Natuurlijk, willen de poezelige voetjes zelf over de drempel lopen, of hebben ze hulp nodig?
Rood
Ze zit nog in een leeftijd dat meisjes onschuldig lijken. De groeispurt is nog niet gekomen,
een verlegen lachje siert haar prille perzik-gezichtje, de borsten zijn al aan het groeien,
maar nog lang niet het forse vrouwenreli�f. Ze fietst op een volwassenenfiets, die net te
groot voor haar is. Haar kontje zwiept heen en waar op het zadel terwijl haar voeten in een
uiterste strekking trachten de pedalen bij te houden. Een wat koddig, aandoenlijk gezicht;
reden voor enkele straatjochies om haar na te joelen. Het is haar onvermijdelijke lot,
zolang ze nog niet tot passende proporties is gegroeid, en zwijgend aanhoort ze de termen
die langs haar suizen. Het zal niet de laatste keer zijn dat obscene insinuaties haar
deelgenoot worden.
Haar borstjes gedragen zich de laatste dagen wat anders dan ze gewend is. Ze zijn wat
gevoeliger dan de normaal en de kleine tepels zijn plots opgezweld en harder geworden.
Gisteren regende het, en had ze het in haar dunne zomerjas behoorlijk koud gehad, dus daar
kon het best aan hebben gelegen. Vandaag is het echter een zonnige herfstdag, de bomen
kleuren langzaam vurig rood en geel, de eerst bladeren stapelen zich in de straten op. Zou
deze plotse gevoeligheid van haar puntige, trots vooruitstaande, borsten dan een voorbode
zijn van die, al zo langverwachte, groeispurt? Het is wat haar wensen influisteren;
bijblijven met die andere meisjes, waarvan een groot deel inmiddels al aardig boven haar is
uitgestegen. Ze zal tenslotte toch niet eeuwig zon klein meisje blijven, die nagefloten
wordt terwijl ze fietst, of die moet opkijken tegen haar leeftijdsgenoten?
Zouden haar vriendinnen weten waar deze ongewone aandacht die haar punten van vrouwelijke
volwassenheid plots vragen aan ligt? Met haar vriendinnen bespreekt ze normaal bijna alles,
van vriendjes die verjaardagen vergeten tot ouders die verbieden kinky ondergoed te dragen.
Maar dit is wel erg persoonlijkhaar vriendinnen zouden vast in giechelen uitbarsten of
haar bang maken met verhalen over allerlei ongeloofwaardige ziektes. Haar ouders zijn
evenmin een optie: nu al vindt ze dat haar ouders te weinig vrijheid voor haar laten, en
aan de bezwerende woorden van haar vader of de bezorgde reacties van haar moeder heeft ze
al danig een hekel gekregen dat ze dergelijke confrontaties nu wel uit de weg gaat. Een
lichte twijfel slaat toe; het zal morgen toch wel over zijn? En wat als het steeds erger
wordt?
Het alerte wiebelkontje is verworden tot een in gedachten verzonken fietser. Op
automatische piloot vervolgt ze haar route naar huis. Al zou een jongenskoor haar naroepen,
haar twijfel benevelt haar zintuigen, en beperkt haar tot het slechts nog horen en zien van
schimmen. Een lichte hoofdpijn komt opzetten; de gedachten verdwijnen er niet van. Ze
schrikt even op als ook een heftige buikpijn tot haar doordringt, maar al even snel wordt
ze weer teruggerukt in haar splijtende twijfel. De pijn wordt erger; maar ze blijft zich
verzetten tegen de gedachte met deze klachten naar iemand toe te gaan. Het verkeer wordt
drukker, enkele voorbijgangers kijken het schijnbaar emotieloos en compleet onoplettend
voortfietsende wiebelkontje met verbazing aan. Een zombie op de fiets, compleet bedwelmd
door haar eigen hersenspinsels.
Een voorrangsweg maakt een acuut einde aan haar gedachtegang. Ze moet acuut remmen voor een
voorbij scherende en luid toeterende auto. Hijgend staat ze voor de haaientanden, terwijl
de autos voorbij blijven rijden en haar buikpijn een voorlopig hoogtepunt bereikt blijkt
te hebben. Een paar minuten, enkele opwellende tranen en een uiteindelijk geslaagde poging
de pijn voorlopig te verbijten later brengt ze de pedalen langzaam weer in beweging. Het
voelt oncomfortabel; haar wiebelkontje begint langzaam tegen kleding aan te plakken en
geeft een klef gevoel. Na even doorrijden merkt ze het pas volledig: vocht begint zich in
de weinige ruimte tussen haar dijen en haar kleding te vermengen. Een paniekreactie, ze
stuurt haar fiets op de stoep en weet met enige moeite het grote, onhandige vehikel van
zich af te schudden. Het enige wat door haar hoofd suist is dat ze midden op straat is,
weliswaar vlakbij huis, maar kwetsbaar in de openbaarheid. Een sportveld met onooglijke
groenstrook is haar ge�mproviseerde redding. De bosjes beschermen haar van de boze ogen van
de straat, het sportveld is een verlaten vlakte waar geen mens is om het lieflijke,
kolkende meisjeslichaam te zien. Ze verlost haar heup van de strakke riem en trekt haar
strakke spijkerbroek omlaag. Een slagveld wordt onthuld.
Het witte katoenen slipje is grotendeels rood gekleurd. Enkele druppels menselijk levenssap
vallen op haar gympen. Sprakeloos kijkt ze naar hoe de rode vlek zich langzaam verder
verspreidt over haar slipje, terwijl de buikpijn met scheuten haar ineen doet krimpen.
Langzaam ontstaan roodbruine vlekjes op haar broek en schoenen. Ze lost een oerkreet, snel
gesmoord door haar schaamte. Haar onuitgesproken kreten weergalmen in haar hersenen, en met
haar krijst een nooit geboren kind mee, terwijl haar maagdelijke lichaam zich langzaam van
een onbevrucht embryo ontdoet. Een zielig hoopje mens, dat in al haar onschuldige
kwetsbaarheid zich ten aarde legt, terwijl de opwellingen van buikpijn doorgaan en haar
tranen over haar borsten glijden en via haar buik zich vermengen met het niet stollende
bloed, dat gestaag haar lichaam verlaat, en als een inktvlek over haar ondergoed is
verspreid. En terwijl ze haar doordrenkte slipje met afschuw bekijkt, wordt ze
teruggeworpen in haar panische gedachten, die het laatste stukje kracht uit har wegzuigen.
Slechts pijn en emoties zijn overgebleven, rood als een perfecte zomerse zonsondergang.
De beslissing
Ze zet haar kraag omhoog en trekt de rits van haar jas helemaal dicht, het waait en het is toch kouder dan ze had gedacht. Het bos heeft een rustgevende uitwerking op haar, beschenen door de stralen van de lage namiddagzon hebben de bomen prachtige herfstkleuren. Op het moment dat ze het bos in liep merkte ze al dat een deel van haar spanning verdween.
Ze had tot nu toe in gedachten verzonken gelopen, maar nu ziet ze het natuurschoon waar ze door omringd wordt. Ze blijft stilstaan om naar boven te kijken en ze ziet hoe de bomen zachtjes wuiven met bladeren in allerlei verschillende kleuren. Er staan veel soorten bomen door elkaar, sommige zijn al bijna kaal, andere bomen lijken nog een bijna vol bladerdek te hebben.
E�n boom valt haar het meeste op. Het is een eik met geeloranje gekleurde bladeren. De boom staat een paar meter van het wandelpad af. Zich een weg banend door de vele afgevallen bladeren naast het wandelpad loopt ze naar de eik. De stam voelt stevig aan onder haar handen. Plots schiet weer door haar hoofd waarvoor ze naar het bos was gekomen. Ze moet nadenken. Alles op een rijtje zetten en dan een beslissing nemen. Ze voelt afgunst tegenover de eik waar ze nu naar opkijkt, een boom hoeft niet na te denken, geen besluiten te nemen. Een boom zal niet verdrietig worden als zijn blaadjes verkleuren en hem zullen verlaten.
Ach, wat een onzin. Jaloers worden op een boom. Die kan niets aan de situatie veranderen waar zij nu in zit, ze zal zelf het besluit moeten nemen en verantwoordelijkheid moeten nemen voor de gevolgen.
Het is iets waar ze haar hele leven al moeite mee heeft. Haar opleiding, haar werk, haar relatie, ze heeft zich altijd al laten be�nvloeden door haar omgeving. Altijd vraagt ze eerst haar ouders of vriendinnen naar hun visie als er iets belangrijks is waarvoor ze moet kiezen. Trouwens, niet alleen bij belangrijke dingen, ook bij dingetjes zoals het kopen van een cadeautje voor iemand vraagt ze eerst naar de mening van anderen.
Waarom kan ze nu toch nooit eens op zichzelf vertrouwen? De eik naast haar lijkt vol zelfvertrouwen te zitten. Hij st��t er. Stevig in de aarde geworteld laat hij zichzelf trots aan de wereld zien en ook als de winter zal zijn gekomen zal hij niet minder trots zijn op zijn kale besneeuwde takken. Zorgen over zijn nageslacht heeft hij niet, de eikeltjes die uit de boom zijn gevallen zullen door vogels worden meegenomen en ergens anders in de grond worden gestopt, waarna de niet teruggevonden eikels weer zullen uitgroeien tot nieuwe bomen.
Was het voor haar maar zo makkelijk. Ze weet dat de beslissing die ze moet maken voor altijd invloed zal hebben op de rest van haar leven. Het is een keuze over het belangrijkste wat er voor haar gevoel op deze wereld is. Nieuw leven, waar zij ongewild nu de verantwoordelijkheid voor moet nemen. Of niet? Haar vriend wil het niet. Dat weet ze, hij heeft het haar van begin af aan duidelijk gemaakt dat hij zichzelf niet in een vaderrol ziet. Haar ouders zullen dolgelukkig zijn, waarschijnlijk zullen zij zich behoorlijk met het kindje gaan bemoeien.
Ze schrikt van het beeld wat haar gedachten oproepen. Opnieuw kijkt ze naar boven en ze voelt zich gesterkt door de zelfverzekerdheid van de eik. Haar blik wordt gevangen door een opvallend rood vlekje in het bladerdek, ��n rood blaadje tussen de geeloranje massa. Ze doet een stap achteruit zodat ze dat ene blaadje beter kan zien.
Een windvlaag aait haar nek en ze trekt haar kraag nog wat hoger op. Dan ziet ze hoe het rode blad beweegt tussen het geeloranje en dan plotseling loslaat. Het dwarrelt tussen de takken naar beneden en ze doet twee stappen naar rechts om het blaadje op te vangen. Ze bekijkt het rood wat in haar hand ligt, geen stukje geel of oranje kan ze ontdekken.
Het is een natuurlijk proces. Levende dingen die groeien, veranderen en dan weer plaats maken voor nieuw leven.
Dan weet ze het. Ze hoeft niet eerst aan iedereen te vragen wat ze moet doen. Het is haar eigen natuurlijke proces en haar gevoel dat ze dit intact zal laten bezorgt haar rust. Het zal niet makkelijk zijn, misschien zal ze er zelfs alleen voor komen te staan, toch weet ze dat dit de beslissing is die ze zal nemen.
Ze laat het rode blad vallen en loopt terug naar het wandelpad, maar voordat ze daar is draait ze zich om en loopt weer terug naar de eik, waar ze even stil blijft staan terwijl ze naar de grond tuurt. Daar ziet ze opeens een stukje rood en ze pakt het blad op. Als ze de oranje en gele vlekjes ziet die op het blad zitten en laat ze het weer vallen. Ze zoekt nog even, maar kan het hele rode blaadje niet meer terugvinden.
Terwijl ze naar het wandelpad terug loopt hoort ze de bladeren ritselen onder haar schoenen. Met haar linkerbeen schopt ze de bladeren omhoog en ze kijkt hoe ze langzaam weer naar beneden vallen. Om er zeker van te zijn dat ze alleen is kijkt ze even naar links en rechts over het wandelpad. Er is niemand.
Ze bukt zich en pakt zoveel mogelijk bladeren in haar handen als ze maar kan, om ze vervolgens met kracht boven haar hoofd de lucht in te gooien. Terwijl de bladeren langzaam naar beneden dwarrelen sluit ze met opgeheven hoofd haar ogen en ze voelt hoe sommige bladeren haar gezicht strelen en hoe andere in haar haar blijven hangen. Nog even geniet ze van het moment, waarna ze haar ogen weer open doet en zichzelf geruststelt dat niemand haar heeft gezien.
Ze haalt wat bladeren uit haar haren. Eentje daarvan is net zo egaal rood als het eikenblad wat haar geholpen had in haar besluit. Ze glimlacht en stopt het rode blad in haar jaszak. Het was een goede beslissing geweest om even naar deze plek te gaan.
De duivel in het spel
Het dorp was veranderd sinds zij er woonde. Wanneer tegen het einde
van de middag de school uit was, trokken drommen kinderen geruisloos
door de straten heen naar huis. Uit de kroeg, het mannendomein,
weerklonken nooit meer dronkemansliederen. De meest fervente
roddelaarsters spraken niet meer met haar, over haar of over elkaar
-zelfs de barbier (die natuurlijk een man was, maar bovenal barbier),
knipte zijn klanten voortaan in stilte. Sommigen beweerden dat de
kerkklokken minder hard luidden dan vroeger, en dat de vogels lang
niet zo uitbundig floten als voorheen. Het is in ieder geval een feit
dat de honden niet meer blaften. De vier boerderijen die naast elkaar
aan de rand van het dorp stonden, hielden voortaan valse, knauwende
ganzen als erfbewakers.
En toch was het nooit stil in het dorp. Dat lag aan haar, aan de
roodharige vrouw, aan de muziek die uit haar huis kwam. Sinds zij met
haar piano het huis had betrokken, was er altijd maar die stroom van
klanken. Bij zonsopgang waren de straten gevuld met lichtvoetig
gepingel dat de dorpelingen bijna dansend uit hun bedden verdreef. De
middagen waren doortrokken van wat zwaardere barokke tonen. Tegen de
tijd dat de zon onderging, deinden de mensen heen en weer op muziek
die zo vanaf een middeleeuws hof leek te komen. Degenen die ver na
twaalven wakkerschrokken uit een koortsdroom, of zij die midden in de
nacht een koe hielpen bevallen, werden omgeven door spookachtige
liederen die kilometers verderop ook nog te horen moesten zijn.
Van heinde en verre werden mensen aangetrokken door de betoverende
klanken. Sprakeloos stonden ze te luisteren naar de piano die nooit
ophield. En wanneer de beluisteraars uren na hun arriveren op hun
paard sprongen en weer naar hun eigen dorp vertrokken, slaagden ze er
tot hun verbijstering niet in om ook maar ��n stukje van wat ze
gehoord waren te neuri�n.
Wanneer ze thuis gevraagd werden waar ze naar hadden geluisterd,
antwoordden ze na enkele ogenblikken stilte: "Daar heb ik eigenlijk
geen woorden voor." Of: "Dat kan ik niet zeggen." Iemand als ik zou
waarschijnlijk verzucht hebben dat het nauwelijks beschrijven viel.
Het verhaal gaat dat een groot musicus uit de hoofdstad probeerde om
de muziek op papier te zetten. Maar de tonen die hij hoorde, konden
onmogelijk in notenschrift worden vastgelegd.
Jaar na jaar ging het zo door. De timmermannen van het dorp bouwden
ongevraagd een tribune bij het raam waarachter zij sto�cijns piano zat
te spelen. De geiten aten het gras op dat uit haar tuin was
verwijderd. Men rukte bramen- en bessenstruiken uit de grond, maar
niet voordat de vruchten ervan geplukt en opgegeten waren door de
kleuters uit het plaatsje. De houthakker kapte de bomen in de tuin om,
het hout dat dit opleverde werd in de tribune verwerkt. De vrouw keek
niet eens op toen een groep jongens de stenen die bij wijze van paadje
richting haar voordeur liepen, ��n voor ��n met geweld uit de grond
bikten.
Slechts ��n enkele keer maakte de vrouw haar blik los van de
toetsen onder haar handen. Dat was toen een jonge timmermansknecht de
rode rozenstruik die tussen de voordeur en het raam groeide, uit de
bodem wilde trekken. Terwijl hij de struik vasthield, staarden
plotseling twee roodfonkelende ogen hem aan. Tegelijkertijd groeiden
de doornen van de struik dwars door zijn handen heen. Op de
achtergrond werd een muziekstuk gespeeld dat wat weg had van wat wij
inmiddels als de Noodlotsymfonie kennen. Misschien dan, ergens in de
verte.
De rozenstruik bleef staan. Hij woekerde binnen korte tijd door tot
aan de voet van de tribune. En altijd droeg de struik bloemen, in de
herfst en in de winter niet minder dan in de lente of de zomer. Een
zee was het, nee, een oceaan van de mooiste rode rozen die een levend
wezen zich voor kan stellen. Het kwam bij niemand nog op om ook maar
een van de rozen te plukken en die thuis in een vaasje op de tafel te
zetten. Het verhaal van de timmermansknecht was weliswaar niet
doorverteld, maar sommige dingen weten mensen instinctief. Als
eskimo's die automatisch op de loop gaan voor een beest dat ze niet
kennen. Een leeuw bijvoorbeeld, of een reuzenslang.
Het was een vreemd gezicht, de volledig in bloei staande struik,
midden in de winter. IJzel en sneeuw hadden geen enkele invloed op de
roodheid van de bloemenblaadjes. Ook de mensen lieten zich door de
weersomstandigheden niet tegenhouden. Juist in de koude wintermaanden
wilden de mensen zich laten verwarmen door de muziek, en zat de
tribune meer dan vol.
Het was op zo'n drukke, sneeuwachtige avond dat er voor het eerst in
tientallen jaren een dissonant klonk. Daarna niets meer. De muziek was
gestopt. Het volk op de tribune ontwaakte vervroegd uit de hypnose, en
trok verdwaasd het duister in. Kinderen schrokken wakker en huilden.
Mannen en vrouwen, weggekropen onder stapels dekens, fluisterden met
elkaar. De enige hond die nog in het dorp was, begon te janken als een
wolf. Daarna sloeg de kerkklok op volle kracht twaalf slagen. (Velen
houden tot op de dag van vandaag vol dat het er dertien waren.) Het
sneeuwen hield op, die nacht.
De volgende ochtend kwam de angst. Er waren pootafdrukken te zien door
het hele dorp. De bloedrode sporen in de sneeuw hadden de vorm van een
kleine U. Het waren onmiskenbaar afdrukken van een wezen dat op twee
bescheiden hoefjes door het leven ging.
De voetstappen vormden een lange, kaarsrechte lijn. Ze begonnen
bij het huis van de roodharige vrouw, gingen dwars over de straten en
liepen recht omhoog tegen muren op. De hoefafdrukken waren terug te
vinden op de steilste daken, in door hoge schuttingen omgeven tuinen.
Het iets was tegen de voorkant van de kerk gelopen, om via het dak
aan de achterkant weer naar beneden te komen. In een paardenkadaver
dat op een van de boerderijen toevallig net in de lijn lag, waren de
sporen ook te vinden. Ze leken in het vel van het dier te zijn
gebrand. De afdrukken waren te zien aan de ene kant van de rivier, om
er aan de andere kant op dezelfde lijn weer uit te komen.
Honderden kilometers verderop rapporteerde een veldwachter dat er
hoefafdrukken via het strand recht naar de zee leidden. Daar hield het
duivelse spoor op.
De ooit pianospelende vrouw zat opgesloten in haar woning. De
rozenstruik hadden een op het oog ondoordringbare haag rond het huis
gevormd. Houthakkers probeerden zich met geweld een weg door de
bloemenzee heen te banen. De takken waren dik en taai, maar de doornen
leken verdwenen. Het duurde uren en uren voordat de mannen tot de
voordeur waren doorgedrongen. Het huis was leeg, bijna dan. Naast stof
en spinnenwebben was er de vrouw die verstild achter haar piano zat.
Ze was gestorven maar eigenlijk wist iedereen dat al.
De piano was even dood als de vrouw. Hij was als de rest van het
huis bedekt met spinnenrag en grauw stof. Er zaten wormen in het hout.
E�n van de houthakkers deed de klep van het instrument open. Een nest
muizen kwam tevoorschijn, en toen de beestjes tijdens hun vlucht over
de toetsen raasden, bleek hoe vals het instrument was. Een logboekje
dat ergens slordig in de hoek van de kamer was neergeworpen, vertelde
dat het instrument ooit keurig ieder half jaar gestemd was geweest. De
laatste stemming dateerde van zesentwintig jaar terug.
Het kerkhof stond vol, enkele dagen later. Het hele dorp was
uitgelopen om de begrafenis van de vrouw bij te wonen. Familie van de
vrouw was er niet niemand kon vertellen wat haar naam was. De
gewijde grond van de begraafplaats bood geen onderdak voor mensen die
naar de hel gingen, en zeker niet voor slechte muzikanten die een pact
met de satan niet schuwden. Dus werd de vrouw begraven aan de rand van
het kerkhof. Ze kwam te liggen tussen ongedoopte babys, gevallen
vrouwen en een pastoor er tijdens zijn werkzame leven niet in geslaagd
was om zich te beheersen.
Op de kist van de vrouw lag een krans van rode rozen. De rozen
uit haar tuin hadden zich gewillig laten plukken. Toen iedereen de
laatste ronde om de kist had gemaakt, trok een meisje een van de rozen
uit de krans. De bloemen in de krans verwelkten op slag, en de roos in
de handen van het meisje veranderde van kleur. Een witte kerstroos was
wat ervan overbleef.
In de verte begon een vogel te fluiten.
Erythrofobia
Ik weet nog hoe Julia de eerste keer mijn kamer betrad. Ze droeg een lichtgroene broek en een fleurig shirt. Haar haar hing in een paardenstaart over haar rug. Eigenlijk was ze nog een kind met haar elf levensjaren. Maar ze straalde niet de vrolijkheid en onbezorgdheid van een kind uit. Ze had een angstige, droevige blik in haar blauwe ogen en haar gezichtsuitdrukking was serieuzer dan je van iemand van haar leeftijd mag verwachten. Toch verbaasde de aanblik van dit jonge meisje mij niet.
Haar medisch dossier was de laatste maanden behoorlijk gegroeid. Verschillende artsen hadden haar grondig onderzocht, maar konden geen oorzaak vaststellen voor haar gedrag. Het moest wel in haar hoofd zitten, zo oordeelden ze, dus gaven ze haar vader het advies dat ze misschien eens met iemand moest gaan praten. En dus kwam ze bij mij terecht.
Ik hield de deur voor haar open toen ze naar binnen liep en glimlachte. Ze knikte schuchter en stapte voorzichtig de kamer binnen. Schuw keek ze om zich heen, en ze verstarde even toen ze de rode sofa die tegenover mijn bureau stond, zag staan. Ik gebaarde met mijn arm dat ze wel mocht gaan zitten, maar wild schudde ze haar hoofd. Niet daar., zei ze en ging demonstratief in kleermakerszit op de grond zitten. Midden in de kamer, met haar rug naar de sofa gekeerd. Je houdt niet van sofas?, vroeg ik haar. Zonder een woord te zeggen haalde ze haar schouders op. Je weet waarom je hier bent, Julia? Ze knikte voorzichtig. Ze denken dat ik gek ben. En, ben je dat dan? Ze schudde wild haar hoofd. Iedereen is gek, behalve ik.
Ik pakte mijn notitieschrift en ging in kleermakerszit tegenover haar zitten. Toen ik het schrift opende, draaide ze haar hoofd weg. Onbedoeld keek ze naar mijn sofa en draaide haar hoofd terug, waardoor mijn schrift weer in haar blik gevangen raakte. Ik zag hoe ze begon te zweten en steeds wilder om zich heen begon te kijken. Julia, gaat het met je? Terwijl de woorden over mijn tong rolden, verweet ik mezelf de domheid van die vraag. Als het ging dan had ze hier immers niet gezeten.
Ik twijfelde even, maar legde mijn handen op haar schouders, terwijl ik kalmerende woorden sprak. Ze haalde een paar keer diep adem en werd weer rustiger. Toen ik weer wilde gaan zitten en het schrift pakte schudde ze haar hoofd. Niet schrijven. Ze draaide haar hoofd naar de deur. Ik stond op en legde het schrift weg. Toen ik me weer om wilde draaien viel mijn oog op haar dossier. Ik had het nog open liggen en zag hoe ik twee woorden had omcirkeld: Moeder weggelopen..
Mis je je moeder?, vroeg ik terwijl ik weer tegenover haar ging zitten. Ze keek me schichtig aan. We praten over mij, niet over haar. Maar ze is een belangrijk onderdeel van je leven, nietwaar? Julia schudde haar hoofd. Nee. Kunnen we het over iets anders hebben? Waarover wilde je het dan hebben? Jij bent de praatdeskundige. En ik wilde het graag over je moeder hebben. Ik niet. Verontwaardigd keek ze me aan. Ik wil je helpen, Julia. Dat mag. Ben je goed in geschiedenis? Ik keek haar verbaasd aan. Je wilt toch helpen? Dan maak je mijn huiswerk maar.
Voor ik het wist was er een half uur verstreken en was de sessie voorbij. Ik zie je morgen wel weer. Nee. Aan jou heb ik toch niks. En ik maak mijn huiswerk ook wel zelf, zei ze ge�rriteerd toen ze mijn kamer verliet. Toen ze de deur achter zich dicht had getrokken, pakte ik mijn schrift en maakte alsnog aantekeningen. Al jaren gebruikte ik dezelfde schriften met de harde rode kaft. Bovenaan een lege bladzijde schreef ik haar initialen en de eerste drie cijfers van het dossiernummer. Ik bladerde door mijn aantekenen terwijl ik nadacht over de kennismaking met dit bijzondere meisje. Eigenlijk zijn al mijn pati�nten op hun eigen manier bijzonder. De man met de dwangneurose bijvoorbeeld. Hij stond s ochtends een uur eerder op omdat hij al zijn onderbroeken twee keer aan en uit wilde trekken, om vervolgens zonder onderbroek naar zijn werk te gaan. Een ander was in een zware depressie beland omdat het warenhuis waar ze graag winkelde was afgebrand. Weer een ander dacht dat er marsmannetjes achter hem aanzaten elke keer dat hij een mobiele telefoon hoorde afgaan.
En zoals die mensen hun problemen hadden, zo had ook Julia haar eigen probleem. Aan de hand van de beschikbare informatie probeerde ik een diagnose te stellen, maar mijn conclusie reikte niet veel verder dan dat het weglopen van haar moeder een grote rol speelde.
De volgende dag kwam Julia niet opdagen voor onze afspraak. Het verbaasde me niet echt, maar toch speet het me dat ik me niet verder kon verdiepen in dit meisje. Ook de dagen die volgden zag ik Julia niet meer. Ik had het dossier voor mezelf al bijna afgesloten, toen een week na onze eerste ontmoeting haar vader ineens in mijn spreekkamer stond. Hij oogde een beetje nerveus, en de wallen onder zijn ogen verrieden dat hij al vele nachten slecht geslapen had. Het spijt me dat ik zo kom binnenvallen, mevrouw, maar het gaat over mijn dochter. Zijn stem klonk onzeker. Ik knikte hem toe en nodigde hem uit om te gaan zitten. Hij hield zijn jas aan toen hij op de rode sofa plaatsnam. Julia is vorige week bij u geweest. Het spijt me dat ze niet meer is teruggekomen, maar ze weigerde resoluut. Sinds haar moeder is weggelopen, is ze veranderd.
Ik knikte en haalde mijn aantekeningenschrift tevoorschijn. Ze wordt midden in de nacht gillend wakker. Op een ochtend raakte ze in paniek en heeft, nadat ze haar digitale wekker kapot had gegooid, de gordijnen naar beneden getrokken en uit het raam gegooid. Zaten er misschien speciale emoties aan die gordijnen? De man knikte. Haar moeder had ze zelf voor haar gemaakt. Ze verdiende wel eens wat bij met haar naaimachine. Van een opdracht had ze een grote lap rode stof over. Julia was dolenthousiast over die kleur en smeekte haar moeder om er nieuwe gordijnen van te maken. En zijn u nog andere vreemde dingen opgevallen aan Julia? De man knikte. Ze heeft haar haar geblondeerd. Uit zijn zak haalde hij een foto van een meisje met rode haren dat ik vaag herkende als Julia. Dit was Julia voor haar metamorfose. Wist u dat ze het haar van haar moeder heeft? Daarna zweeg hij enkele minuten en maakte aanstalten om weg te gaan. Ik wil Julia graag helpen Denkt u dat ze te helpen is? Ik glimlachte. Ik zal mijn best doen.
Hoewel ik er niet meer op rekende, stond Julia twee dagen later ineens voor de deur van mijn spreekkamer. Ik ben hier om van het gezeur van mijn vader af te zijn. Dat is een begin. Ze keek me schuchter aan, terwijl ze weer in kleermakerszit op de grond ging zitten. Hoe voel je je vandaag, Julia? Gaat wel. Ik ben geschorst op school. Waarom? Gewoon, daarom. Zo gewoon is dat toch niet? Het is ook niet normaal als een leraar mijn proefwerk vol kliedert met rode kruizen en loze opmerkingen. En als je daar dan wat van zegt Ze balde haar vuist en keek kwaad. Julia, ik wil dat je je ontspant. Sluit je ogen eens, en haal diep adem. In plaats van mijn woorden op te volgen, stond ze op. Je begrijpt er helemaal niets van he! Het is gevaarlijk om mijn ogen dicht te doen als het licht is. Waarom? Julia wilde weglopen. Julia, weglopen helpt je niet verder. Waarom is het gevaarlijk om je ogen dicht te doen? Julia draaide zich om. Omdat ik haar mijn naam dan weer hoor roepen.
Je moeder? Julia zweeg. En zit ze alleen aan de binnenkant van je ogen? Ze schudde haar hoofd. Ze zit niet daar. Ze zit overal en komt me halen. Ik keek om me heen. Heb je je moeder weer gesproken dan? Ze wil dat ik bij haar kom wonen, maar ik wil hier blijven. Ik kan geen afscheid nemen. Dat wil ik niet. Ze ging weer op de grond zitten en begon te huilen. Je kunt toch altijd terugkomen als het je niet bevalt bij haar? Nee, als ik bij haar ben, dan laat ze me nooit meer gaan. Dat weet je niet. Dat is algemeen bekend.
Er volgde een ongemakkelijke stilte tussen ons. Zie je wel, jij kan me ook niet helpen. Ik keek op uit mijn gedachten en zag Julia al bij de deur staan. Wacht even Julia. Waarom? Ik ga mezelf wel helpen, en met haar mee. Dan ben ik van het gezeik af! Ik volgde haar richting de uitgang, en probeerde haar terug mijn spreekkamer in te praten, maar ze negeerde me volkomen.
Na deze ontmoeting bleef ik aan haar denken, ook toen ik thuis was. Herman had me al vaak gezegd dat ik mijn werk niet in mijn hoofd mee naar huis moest nemen. Maar dat was een moeilijke opgave voor mij. In het geval van Julia was die opgave zelfs onmogelijk. Ik lag al in bed toen Herman besloot ook te gaan slapen. Ik lag op mijn rug en had mijn ogen al dicht, toen hij het licht aan deed. Ik opende mijn ogen en keek op de wekker, waarop de rode cijfers aangaven dat het tien over elf was.
Er ging een rilling door mijn lichaam. Ik sloot mijn ogen weer en draaide mijn hoofd richting de lamp aan het plafond. Herman kroop naast me en deed het licht uit. Ik schoot overeind en deed het licht weer aan. Ik denk dat ik een verband heb gevonden, Herman. Mooi, nu nog een dokter om de wond te verbinden, en dan kunnen we slapen. Normaal gesproken had ik waarschijnlijk moeten lachen om deze gevatheid, maar nu was ik te druk bezig met Julia. Rood. Wat is rood? Het verband natuurlijk! Zie je wel dat je een dokter nodig hebt om het verband te vervangen? Erythrofobia. Angst voor het rode, voor bloed. Waar heb je het in godsnaam over? Die pati�nte, Julia. Ze mijdt alles wat rood is.
Zelden had ik me zo snel aangekleed als die avond. Het was rustig op de weg, en binnen een half uur had ik mijn praktijk bereikt. Ik spoedde me naar mijn spreekkamer en haalde mijn aantekeningen over Julia tevoorschijn. Toen ik de digitale cijfers van mijn wekker zag, herinnerde ik me wat Julias vader me had verteld. Ik kon me wel voor mijn kop slaan dat ik deze samenhang niet eerder had ontdekt. Julias angst voor mijn sofa en schrift, het weggooien van de gordijnen en het slopen van haar wekker. Alles hing samen met ��n kleur: rood. Julias woorden schoten weer door mijn hoofd toen ik met gesloten ogen naar de lamp aan het plafond staarde. Julia associeerde haar moeder met rood. Ze zit overal en komt me halen. Opnieuw klonken haar woorden door mijn hoofd. Ze was bang voor rood, bang voor haar moeder. Het enige wat ik toen nog niet wist, was waarom. En daar was maar op ��n manier achter te komen.
Pas toen ik mijn vinger van de deurbel haalde, besefte ik op wat voor onchristelijk tijdstip ik voor de deur stond. Beschaamd verontschuldigde ik me toen de deur geopend werd. Het spijt me dat ik u zo laat stoor. Dat geeft niets. Ik kon toch de slaap niet vatten. Wilt u binnenkomen? Ik knikte en liep naar binnen. Herman zou me waarschijnlijk de huid vol schelden dat ik midden in de nacht bij een vreemde naar binnen stapte, maar iets zei me dat ik er dit keer goed aan deed. Heeft u Julia ook meegenomen? Ik keek de man verbaasd aan. Hoe bedoelt u? Nadat ik haar heb afgezet bij uw praktijk heb ik haar niet meer gezien. Op dat moment bekroop me een angstig gevoel.
Mijnheer de Graaf Zegt u alstublieft Jaap. Uw dochter is midden in de sessie weggegaan. Ik dacht dat ze naar huis zou gaan. Ik denk dat ik weet wat er met uw dochter aan de hand is. Ze is bang voor de kleur rood omdat ze die met haar moeder associeert. Heeft u enig idee waarom ze bang zou kunnen zijn voor haar moeder? Jaap schudde zijn hoofd. Ze hadden een hele hechte band. Mag ik haar kamer zien? Ik wist niet wat ik hoopte te vinden in de kamer van Julia, en ergens was het misschien ongepast om zo diep in het priv�-leven van mijn pati�nt te duiken, maar steeds meer dingen vielen op hun plek.
Haar kamer was rommelig. Voor de ramen hingen zwarte gordijnen, waardoor geen straaltje licht naar binnen kon schijnen. De dekens op haar bed lagen opengeslagen, en op haar nachtkastje lag een dagboek. Hoewel ik het enigszins ongepast vond, pakte ik het dagboek en sloeg het open. Instinctief bladerde ik naar de datum waarop haar moeder verdwenen was. Op de bijna lege pagina had ze een paar woorden gekrabbeld. Ik heb haar op de trein gezet. Het is mijn schuld. Heeft u iets gevonden? Ik knikte. Als ik het goed begrijp heeft Julia haar moeder geholpen met weglopen. Ze heeft haar op de trein gezet. Jaap keek me vragend aan. Julias woorden galmden nog steeds na in mijn gedachten. Ik denk dat ik weet waar we haar kunnen vinden.
Het perron was verlaten toen ik het samen met Julias vader betrad. We liepen ieder een kant op en keken op alle banken en in de wachtkamers, maar van Julia was geen spoor te bekennen. Toen ik de bellen hoorde, tuurde ik in de richting van de spoorwegovergang. In de verte zag ik de lichten van de aanstormende trein naderen. Mijn hart bonkte in mijn keel toen vanuit het niets een meisje de spoorwegovergang opliep. Ze bleef midden op de overweg staan en draaide zich naar de trein. Julia, niet doen! Ik sprong van het perron, en rende langs de rails richting de spoorwegovergang. De locomotief toeterde, en ik hoorde de remmen van de trein piepen. Julia, ga daar weg!
Als versuft keek ik naar de stilstaande trein. De rode lichten van de spoorbomen knipperden nog steeds. Er dwarrelde een velletje papier vlak voor mijn voeten op de grond. Ik raapte het op. Het was een krantenartikel: Zelfmoord bij spoor. Politie tast in duister over identiteit dode vrouw. Ik dacht aan wat Julia die middag had gezegd: Dan roept ze mijn naam weer. Nogmaals las ik de krantenkop en keek naar de rode knipperlichten. Rood. Weer die kleur. En toen drong de harde werkelijkheid tot me door. Julias schuldgevoel had een reden. En die reden moest wel verband houden met eenzelfde tafereel als wat zich voor mijn ogen had afgespeeld. Dit keer was ik het die tevergeefs haar naam riep. En uiteindelijk was Julia toch met haar moeder meegegaan.
Herfstprinses
Hoe tergend langzaam de tijd kan gaan als je naar de klok kijkt. In de
collegezaal is het goed toeven, maar vandaag kan hij zijn hoofd er
niet bij houden. Rens heeft een afspraak: met een meisje dat hij via
internet heeft ontmoet. Al een tijd lang spreken ze elkaar, de laatste
week zelfs via de telefoon! Hij heeft het meer te pakken dan voor zijn
vorige vlam, zonder dat hij haar ooit heeft ontmoet. Het meest is hij
benieuwd naar haar geur. Een meisje moet lekker ruiken, vindt hij.
Bijvoorbeeld naar bloemen of snoepjes.
Ze zullen een boswandeling gaan maken. Hij verheugt zich er op, dat
zeker. Maar die tijd! Vijf minuten nog. Nog maar vijf minuten. Rens
pakt een briefje en schrijft haar naam er op in zijn mooiste
handschrift: Julia. Het klinkt als een sprookje. Zou ze er ook zo
uitzien? Hij heeft foto's gezien, natuurlijk, maar wat zegt dat. Hij
bedenkt zich dat hij er zo min mogelijk van moet verwachten, al is dat
door de gesprekken die hij met haar heeft gehad onmogelijk.
Om hem heen beginnen mensen hun spullen op te ruimen. 'Rens, ga je nog
even mee een biertje drinken?' 'Nee, vandaag niet jongens. Ik moet
invallen op m'n werk. Tot morgen!' Waarom moest hij daar nu over
liegen? Is het een taboe om iemand te ontmoeten die hij via internet
heeft ontmoet, en met wie het toevallig blijkt erg goed te klikken?
Rens zet de twijfel zo ver mogelijk uit zijn hoofd.
In zijn eentje loopt hij naar het station. Hij heeft afgesproken haar
te ontmoeten bij de roltrap naar spoor 8. Hij is laat en verwacht dat
zij er al zal staan. Als hij de roltrap nadert ziet hij inderdaad
iemand zo onopvallend mogelijk en tegelijkertijd ongeduldig om zich
heen kijken. Een leuk meisje met lang zwart haar en te mooie kleding
aan voor een wandeling door het herfstbos. Rens observeert haar een
poosje van een afstand als hij zich bedenkt dat het wel heel
onbeschoft is om haar te laten wachten.
Nonchalant stelt hij zich voor. 'Hoi, ik ben Rens, jij zal Julia
zijn?' 'Ja. Leuk je te zien, hoe is het met je?' 'Och, goed hoor. Mijn
les liep iets uit. Vandaar dat ik zo laat ben.' 'Geeft niks, ik was er
ook pas net.' Hij weet dat ze liegt. Maar het is wel een lieve leugen.
Samen gaan ze de roltrap af en ze nemen de trein naar
Driebergen-Zeist. Het is niet druk in de trein om 1 uur 's middags.
Julia gaat eerst zitten en in plaats van tegenover haar plaats te
nemen, gaat Rens op hetzelfde bankje zitten. Hij vindt het heerlijk om
tegen haar aan te zitten. Veel te snel naar zijn zin is de trein op de
plaats van bestemming.
Ze lopen een stuk weg van de bebouwde kom en Rens snuift de
herfstgeuren van het bos op. 'Wat is het toch heerlijk om weer eens in
de buitenlucht te zijn. Zo anders dan de stad.' 'Kijk het bladerdeken
hier nu. De herfst is het meest rode seizoen.' Rens lacht. 'Nou, in de
zomer kan ik ook erg rood worden!'
Julia laat zich vallen in de bladeren. Rens kijkt naar haar en weet
niet wat hij moet doen. Ze ziet eruit als een engel. 'Kom je niet bij
me liggen?' Daar wachtte hij op.
'Rens, weet je wat, op zo'n moment zou ik wel willen sterven.' 'Waarom
dan?' 'Ik vind het een mooi idee om het leven niet af te maken. Dan
herinneren mensen je niet als een oude graftak, maar als iemand die
nog een toekomst had. En die zo levendig was.' 'Ja, daar heb je wel
gelijk in, denk ik. Toch zou ik het niet willen. Heb je dan niets meer
om nog voor te leven?' 'Nee. Ik heb genoeg gedaan. Je kunt toch niet
alles willen beleven. En dan maak ik aan mijn leven liever een einde
in deze omgeving en nu, dan in een verzorgingshuis over zestig jaar.'
Hij is verbluft. Waarom zegt ze zoiets tegen hem? Wil ze dit echt
doen? Rens sluit zijn ogen en geniet van de natuur. Het is een mooie
plek, daar heeft ze gelijk in. Maar ietwat drastisch vindt hij het ook
wel. Hij gaat overeind zitten en kijkt naar Julia, schrikt. Als hij
niet beter zou weten zou hij denken dat ze echt dood was, zo stil ligt
ze. Hij voelt aan haar pols. Ze leeft nog.
Daar ligt ze, net Sneeuwwitje. Met haar zwarte haren en bleke huid in
de bladeren, die als een rood kussentje onder haar hoofd liggen.
Rustig beweegt hij haar hand naar zijn mond en geeft er een kus op.
Haar hand ruikt naar bloemen. 'Julia, beloof me dat je de wereld niet
verlaat. Al is het maar voor mij, omdat ik nog niet genoeg van jou heb
gezien, nog niet genoeg van jou heb beleefd.'
Even blijft het stil. Julia's mondhoeken krullen, de mooiste glimlach
die hij ooit zag.
'Beloofd.'
Lilith.
De eerste keer dat hij haar zag leek ze uit een andere tijd te komen. Op blote voeten, met een kleurige wijde rok aan, liep ze door haar grote verwilderde tuin. Onder haar rechterarm droeg ze een rieten mand. De afgelopen dagen had hij zich al afgevraagd wie er in de oude villa naast hem zou wonen. Overdag bleven de gordijnen meestal gesloten.
Terwijl hij haar gadesloeg bukte ze om iets te plukken. Achteloos, alsof ze zijn aanwezigheid kon voelen, keek ze zijn kant op. Het oog wat niet bedekt werd door haar rode haren leek dwars door hem heen te kijken. Een felgroen oog.
Hij kon niets anders dan blijven staan en naar haar staren. Nadat ze blijkbaar gevonden had wat ze zocht liep ze recht op hem af.
'Jij bent vast de nieuwe buurman?'. Haar schoonheid leek zijn keel dicht te knijpen. Een heel blanke egale huid, waardoor haar ogen nog groener leken. Onder een kleine rechte neus een volle mond met rode lippen en witte tanden. Duizenden rode krulletjes omlijstten haar gezicht.
'Ja.. Alex'. Hij was zo onder de indruk dat hij bijna vergat zijn hand over de lage heg te steken.
'Ik ben Lilith. Bevalt het hier?'
'Ja prima. Ik heb lang in de Randstad gewoond en moest hier naartoe verhuizen. Waar was je mee bezig?'
'Kruiden aan het verzamelen. Die gebruik ik voor van alles.'
Zonder verder nog iets te zeggen liep ze terug het huis in. Op de veranda draaide ze zich om en lachte naar hem met schuingehouden hoofd. Voordat hij terug kon lachen was ze al weer binnen. Alex bleef zeker nog een minuut naar de dichtgevallen deur staren.
Die avond kon Alex alleen nog maar aan Lilith denken. Wie was ze, en waar kwam ze vandaan? Wat een geluk dat hij zo'n buurvrouw getroffen had!
Vanaf dat moment was Alex elke avond in zijn tuin te vinden. Hoewel hij helemaal niet van tuinieren hield had hij een excuus nodig om daar zoveel tijd door te brengen. Hij zwoegde en zweette in zijn strijd tegen de distels en braamstruiken. Langzaam veranderde de slecht onderhouden tuin in een paradijs. Soms kwam Lilith de hele avond niet opdagen. Af en toe leek het alsof ze haast had en nam ze snel wat planten mee, zonder veel aandacht aan hem te schenken. Maar er waren ook keren dat ze hem een lange verleidelijke blik gaf, of even met hem praatte. Dat was voor Alex genoeg reden om door te gaan met zijn nieuwe hobby.
Op een zaterdagmorgen werd hij gewekt door de deurbel. Alex keek op zijn wekker. Half acht. Wie kon er nu zo vroeg op de stoep staan? Hij had geen zin om uit bed te komen en bleef liggen. De bel ging opnieuw. Bij de derde keer stond hij met een zachte vloek op en ging in zijn badjas naar beneden. Aan de deur stond een kleine, vrij donkere man met een uniform aan. De postbode dus. Zijn platte pet stond scheef op zijn hoofd. Toen Alex goed keek zag hij dat de man maar ��n oor had.
Met een zekere angst in zijn ogen boog de man zich naar voren om iets te zeggen.
'U woont hier net, h�? U weet nog nergens van, h�?'
Alex had geen idee waar de man op doelde en keek hem vragend aan.
'Nou pas er maar voor op hoor, die vuile heks.'
'Een heks? Waar heeft u het over?' Waarom moest de dorpsgek nu net bij hem aanbellen!
'U weet het wel. U weet het wel. Ik zag jullie al samen!'
Alex kon zich moeilijk voorstellen dat hij het over Lilith had. Alhoewel, hier in zo'n gereformeerd dorp. Een vrouw alleen.
Toen de man vroeg of hij binnen mocht komen vond Alex dat het mooi genoeg was, en deed de deur dicht. Achter het glas hoorde hij de man nog iets van niet aanpakken roepen.
Helemaal de weg kwijt, dacht Alex. Vandaag zou hij lekker vroeg in de tuin beginnen.
Met de half verroeste hark was hij bezig de appels die onder de oude boom lagen bij elkaar te harken. Bijna allemaal waren ze al verrot geweest voordat ze naar beneden vielen. Hij pakte er een op en bekeek hem van dichtbij. Een lange vette worm kroop langzaam uit de schil omhoog.
'Wat doe je?'
Achter hem stond Lilith. Hij had haar niet aan horen komen.
'Je laat me wel schrikken. Ik was net een worm aan het bekijken.'
'Je bent ge�nteresseerd in wormen?'
'Nee, niet echt hoor. Ik.. ach laat maar zitten.'
'Je had vanmorgen al vroeg bezoek?' vroeg ze, terwijl ze hem met haar groene ogen recht aankeek.
'Ja, de dorpsgek waarschijnlijk. Ik heb hem snel weer buiten gezet.'
'Wat had hij allemaal te vertellen?'
'Niks bijzonders, hij sloeg wartaal uit.'.
Om over iets anders te beginnen vroeg Alex haar of ze die avond iets te doen had.
'Vanavond komen er wat vriendinnen van me op bezoek. Misschien een andere keer'
Voordat Alex verder kon vragen was ze alweer vertrokken. Hij keek naar de appel die hij aldoor in zijn hand gehouden had. De worm was verdwenen.
Rond tien uur die avond zag Alex een vijftal vrouwen ��n voor ��n bij de villa aanbellen. Vanuit de slaapkamer aan de voorkant van zijn huis kon hij de voordeur van Lilith goed zien. Helemaal netjes vond hij het niet om zo te staan gluren, maar wist dat hij het niet zou kunnen laten. Het huis van Lilith was slecht verlicht. Het kostte hem moeite om meer dan het silhouet van de bezoeksters te kunnen zien. Ze waren allemaal enigszins alternatief gekleed. Helaas bleef Lilith zelf buiten beeld.
Weer later hing hij op de bank. Zapte van kanaal 1 tot 25 om weer bij 1 te beginnen. Het was inmiddels half twaalf geworden. Voor de derde of vierde keer liep hij naar de keuken om door het raam te kijken. Er was van de buitenkant niets bijzonders aan de villa te zien.
Opnieuw overwoog hij om gewoon aan te bellen. Zich een beetje sociaal gedragen ten opzichte van haar vriendinnen kon nooit kwaad. Terwijl hij terug naar de bank liep hakte hij de knoop door. Wie niet waagt, wie niet wint. Snel trok Alex een schoon overhemd aan en deed wat aftershave op. Keek snel in de spiegel en overtuigde zich ervan dat hij een knappe vent was.
Toen hij aanbelde had hij eigenlijk alweer spijt. Het lag helemaal niet in zijn aard om zichzelf zomaar ergens uit te nodigen. Toen er na een halve minuut tot zijn opluchting nog niet opengedaan was keerde hij om terug te lopen. Op dat moment hoorde hij vaag een bedompte kreet achter de voordeur, nauwelijks menselijk te noemen. Hij bleef even staan om nog eens goed te luisteren. Had hij nu echt iets gehoord? Op dat moment vloog de deur open en kwam Lilith naar buiten. Ze ging recht op hem af. Haar gezicht stond strak, met samengeknepen lippen. Ze keek zo vals dat Alex twee stappen achteruitdeinsde.
'Wat kom je doen? Ga weg hier! Weg!'.
Ze zag er heel anders uit als in de tuin. Haar witte gezicht en priemende ogen waren eerder angstaanjagend als verleidelijk. Haar handen waren bedekt met donkere vlekken.
Hij stamelde wat en liep snel terug de straat op. De voordeur werd met een klap weer dichtgegooid.
Na die avond werd de lust om in zijn tuin te werken minder. Af en toe zag hij haar nog buiten rondscharrelen, god weet wat te zoeken. Haar gezicht, zoals ze hem die avond had aangekeken, stond hem nog altijd voor ogen. Hij probeerde zichzelf gerust te stellen dat ze waarschijnlijk gewoon met New Age of dat soort flauwekul bezig was. Dat deden tegenwoordig wel meer alleenstaande vrouwen van rond de dertig. Toch kon hij zichzelf niet helemaal overtuigen.
De valsheid die hij op haar gezicht gezien had was anders geweest.
Het duurde geen week of ze belde bij hem aan. Daar stond ze, net zo verleidelijk en mooi als de eerste keer dat hij haar gezien had. Met lichte opwinding vroeg hij haar of ze binnen wou komen. Ze volgde hem naar de keuken.
'Ik zie je de laatste tijd nog maar weinig in de tuin werken. Vind je het niet leuk meer?'
'Och, ik heb hier binnen ook nog van alles te doen zoals je ziet. Over een tijdje ga ik wel weer beginnen. Hoe is het verder met jou?'
Ze antwoordde niet maar keek rond in de keuken. Uit de fruitmand nam ze voorzichtig een perzik. Op ��n been tegen de muur leunend, haar blote linkervoet zwevend boven de vloer, betastte ze met haar wijsvinger de perzik. Haar lage jurk liet de spleet tussen haar blanke borsten goed zien.
'Sorry dat ik die ene avond zo tegen je uitviel. Ik heb een hekel aan onaangekondigd bezoek.'
'Het is mijn gewoonte ook niet om zomaar ergens langs te komen. Ik had niet verwacht dat ik je ergens mee zou storen.'
'Zand erover dan maar?' Ze beet in de perzik. Het sap stroomde langs haar kin het decollet� in.
'Zand erover.'
Met haar wijsvinger veegde Lilith het sap van haar borsten af. Terwijl ze de vinger in haar mond stak keek ze Alex sensueel aan. Hij voelde de aderen in zijn hals kloppen. Had hij ooit eerder z� naar een vrouw verlangd? Met een wazige blik deed hij een stap naar voren. Handig ontweek Lilith hem en ging bij de deur staan. Ze leek echter niet ontdaan door deze onhandige poging. Vrolijk lachte ze: 'Dan zie ik je een volgende keer wel weer!' Terwijl Alex zich nog aan het afvragen was of dit nu een uitnodiging of gewoon een afscheid was, hoorde hij de voordeur alweer dichtslaan. Het was toch een hele bijzondere vrouw!
Op het monotone ritme van onzichtbare trommels danst Lilith met gesloten ogen naakt voor het vuur. Door de gloed is haar hele lichaam oranjerood, glanzend van het zweet. Het trommelen gaat sneller en sneller tot het plotsklaps stopt. Lilith heeft opeens een mes in haar hand en snijd hiermee diep in haar linkerborst. Van heel dichtbij kijkt ze hem plotseling aan, haar gezicht vertrokken van pure haat.
Rechtop in bed werd hij wakker, drijfnat van zijn eigen zweet. Hij keek op de wekker. Half drie. Hij ging op de rand van zijn bed zitten en stak een peuk op. De afgelopen drie dagen had Alex aan niets anders als Lilith kunnen denken. Het verlangen knaagde vanuit zijn maag omhoog en maakte hem langzaam gek. Nooit verwacht dat op zijn vijfendertigste een vrouw nog zoveel indruk op hem zou kunnen maken.
Door de gordijnen wierp het maanlicht een lange lichte baan over de houten vloer. Alex stond op en liep naar het venster. Zijn hele tuin was in blauwwit licht gehuld. De blaadjes van de appelboom leken van zilver. Wat zag hij daar achter in Lilith's tuin bewegen? Het leek wel iemand die aan het graven was. Was het Lilith zelf? Hij had wel eens gehoord van de een of andere wortel die pers� in het maanlicht moest worden opgegraven. Dat zou er een bijzondere kracht aan geven. Ze had soms toch wel rare trekjes. Opeens kreeg hij het koud. Hij drukte de sigaret uit en ging terug in bed liggen. Nog lang staarde hij naar het plafond.
Om de een of andere reden liet het beeld van de nachtelijke graafpartij Alex niet los. Hij wou er echter niet naar vragen. Lilith was zoals altijd, alleen verliet ze nu nooit de tuin zonder eerst even met hem te praten. Meestal een kort praatje zonder veel betekenis. Na een paar dagen vertelde ze hem terloops dat ze die avond bij een vriendin op bezoek zou gaan. Alex wist meteen wat hij 's avonds zou gaan doen.
Toen hij haar rond negen uur de villa zag verlaten wachtte hij nog een kwartier voordat hij naar buiten ging. Hij pakte een schop uit de schuur en stapte na een korte aarzeling de tuin van Lilith in. De schemering was langzaam in de nacht aan het veranderen. Nerveus moest hij in zichzelf lachen, ze had hem �cht helemaal gek gemaakt. Op de plek waar hij dacht dat het moest zijn was in het halfduister niet veel te zien. Toch zette hij zijn schop in daar de grond. Al na een paar keer scheppen stootte hij op iets. Voordat hij op zijn knie�n ging zitten wierp hij nog een blik op de villa. Alles was rustig. Met zijn handen door de aarde wroetend voelde hij daar een glad en vlak stuk hout. T�ch een wortel dus, dacht hij opgelucht. Met zijn linkerhand trok hij hem uit de grond. Toen hij goed keek zag hij dat het geen wortel of stuk hout kon zijn. Het was een bot. Het was heel beslist een menselijke rib. Met trillende handen duwde hij het weer terug de grond in. Snel schoof hij het zand weer de ondiepe kuil in. Met zijn rechterarm veegde hij er nog wat takjes en bladeren over. Hij stond op en wilde wegrennen. Nog net dacht hij er aan de schop mee terug te nemen.
In het donker in zijn leren stoel gezeten stak Alex de twaalfde sigaret op. Hij durfde het licht niet aan te doen of naar buiten te kijken. Wat was er aan de hand, verdomme? Weer overwoog hij de politie te bellen. Na lang aandringen zouden ze eindelijk komen. Het zou natuurlijk een varkensbot blijken te zijn. Vreemd om in je tuin te begraven, maar niet verboden. Om daarna dan ooit nog kans te maken bij Lilith zou hij kunnen vergeten.
Heerlijke Lilith... Zo ontzettend mooi en begeerlijk, als geen andere vrouw die hij ooit gezien had. Hij zou er alles voor over hebben om ooit, al was het maar voor ��n nacht, aan haar zijde te liggen.
Maar stiekem wist hij goed dat het een menselijk bot geweest was. Toch de politie bellen? Hij kon zich niet voorstellen dat Lilith gearresteerd zou worden. En hoe dan verder? Hier blijven wonen zonder Lilith zou geen enkele zin meer hebben. Terug naar de Randstad gaan kon ook niet. Hij moest gewoon weten wat er gebeurd was. Hoe en waarom dat bot daar terechtgekomen was. Hij pakte nog een sigaret en blies de rook peinzend voor zich uit. Hij wist dat hij morgen weer in de tuin zou zijn.
De volgende avond ging hij onder de oude appelboom zitten. Hij had geen zin meer om te doen alsof er allerlei werk te verrichten was. In het westen ging de zon net onder. Langgestreepte wolken lichtten rood op aan de hemel. Vlakbij hoorde hij een merel zingen. Voor het eerst sinds weken kwam er rust over hem. Voor hem in het gras lag een dun twijgje. Hij nam het in zijn hand en liet het langzaam tussen zijn duim en wijsvinger draaien. Het was aangenaam warm deze laatste dag van augustus.
Toen Lilith naar buiten kwam droeg ze de rieten mand onder haar arm. Voor de eerste keer ging ze naast hem zitten. Haar schouder raakte licht de zijne.
'Ben je gisteravond nog in de tuin geweest?'
Alex bloosde.
'Ja.'
Ze ging er verder niet op in. Uit haar mand haalde ze een appel.
'Heb je zin vanavond bij mij te zijn?'
Bedachtzaam nam Alex de appel. Hij was helemaal rood en woog zwaar in zijn hand. Hij zweeg.
'Je zult alles te weten komen.' Weer keek ze hem aan.
Alex keek even voor zich uit. Hij wist dat hij het niet doen moest. Toen beet hij in de appel. Hij was zoet, helemaal niet bitter.
Toen hij bijkwam wist hij even niet meer wat er gebeurd was. Hij lag op een koude stenen tafel. Om hem heen zes vrouwen met Lilith aan zijn rechterzijde. Nog helemaal versuft merkte hij dat hij naakt was, maar het kon hem niet schelen. Met een doffe verwondering keek hij naar het mes in Lilith's rechterhand. Instinktief drong het gevaar tot hem door. Hij besloot niet te gaan gillen.
(*Noot van de schrijver: Rood associeer ik met liefde en met gevaar. Vandaar dit verhaal, die twee dingen gecombineerd in ��n vrouw.)
Rood
Zijn nette, glimmend leren schoenen kraken als hij over de straatstenen loopt. Schuchter kijkt hij om zich heen. De vrouwen kijken hem na, kijken verleidelijk. De mannen herkennen hem als een nieuweling, een groentje, en negeren hem. Misschien zal hij ooit, binnenkort, ��n van hen zijn.
Hij loopt door, passeert mensen zonder aan te kijken. Af en toe kijkt hij even naar de huizen, etalages, winkeltjes, maar meestal naar de grond.
Op eens lijkt hij gevonden te hebben, dat waarnaar hij zocht. Een zenuwachtig glimlachje verschijnt op zijn gezicht. Hij loopt naar de deur toe, en een belletje klinkt huiselijk als hij de voordeur zachtjes openduwt. Eenmaal in het halletje stopt hij nerveus zijn handen in zijn zakken, verfrommelt de stof van de broek van zijn kantoorpak in elkaar. Dan haalt hij een gestreken zakdoek uit zijn zak en veegt zijn neus, voorhoofd en bovenlip af in een poging het zweet weg te poetsen. Als hij de zakdoek terug heeft gestopt, zijn jasje recht heeft getrokken, een hand door zijn haar heeft gehaald en ene paar keer heeft gekucht, opent hij de deur, die zou kunnen leiden naar een woonkamer. Zijn hand trilt op de klink, maar hij heeft besloten, en gaat naar binnen.
Langs de bar zitten ze naast elkaar, hun lange, in panty's gehulde benen om de ijzeren poten van de krukken geslagen. Op een tafel in het midden van de kamer dansen twee meisjes dicht tegen elkaar aan. Aan de tafeltjes zitten mannen, jongens, te praten met vrouwen, meisjes. Hij gaat zitten op een stoel dicht bij het raam, bijna tussen de gordijnen. Zijn blik is gericht op de asbak die op tafel staat, en uit zijn jaszak haalt hij een gloednieuw pakje Marlboro. Hij prutst aan het plasticje, onhandig, en steekt uiteindelijk een sigaret op met een glimmende, zilverkleurige aansteker. Hij hoest, hard, drukt de sigaret uit. Een nieuw laagje glimmend zweet ontsiert zijn gezicht, en de zakdoek komt weer te voorschijn.
Dan heeft ��n van de vrouwen hem gezien. Ze glijdt van de barkruk af, loopt op hoge hakken naar hem toe. Nog drie meter, twee, en dan is ze er. Ze trekt een stoel tegen de zijne, en komt schuin naast hem zitten. Een hand in zijn nek, of hij hier ooit eerder is geweest? Hij kucht opnieuw. Nee, dat is hij niet. Ze vraagt niet verder maar streelt de haartjes in zijn nek, die overeind gaan staan. Ze trekt hem overeind, neemt hem mee de trap op, naar een kamertje.
Boven aangekomen rukt hij zijn stropdas af, jasje uit. In zijn haast knapt er een knoopje van zijn overhemd af, maar hij negeert het. Ze kijkt naar hem, geamuseerd. Zodra hij naakt is, op zijn donkerblauwe sokken na, begint ze aan een langzame striptease. Rollend over het tweepersoons bed trekt ze haar rokje uit, panty, topje, bh, string,
Een uur later komt hij thuis. Een knoopje mist van zijn overhemd, zijn stropdas is niet zo perfect geknoopt als wanneer zijn vrouw het doet, zijn haren niet meer in de keurige scheiding.
Een vleugje lippenstift op zijn kraagje.
Rood.
De chatroom
Vandaag begint mijn nieuwe leven!
Ik weet het zeker.
Niemand, nee niemand zal mij nog commanderen, of uitschelden voor vetzak! Wat denken ze wel niet. het stelletje idioten dat zich mijn collegas noemt. Ik zal ze verbazen. Ze zullen zich aan me vergapen, zich verlekkeren aan mijn gespierde lijf. Zelfs mijn sproeten zullen stoer lijken.
Vanavond kruip ik niet achter mijn PC, vanavond ga ik sporten.
Ik begin aan een dieet en de kilos zullen er af vliegen!
Ik zal ook in het werkelijke leven Red zijn, de jonge aantrekkelijke homo, met zijn rode krullen die nu eigenlijk alleen nog maar bekend is onder de chatters die iedere avond gaychat bezoeken.
Ik ben er de koning! Ik flirt, ik koketteer, ik maak gevatte opmerkingen, welke ik in het werkelijke leven allemaal net te laat bedenk, iedereen wilt mijn vriend zijn, en iedereen wil met mij, alleen, in een priv�hokje de avond laten eindigen in een gepast hoogtepunt.
Hoewel ik me had voorgenomen mijn nieuwe leven te beginnen met een gepaste gezonde salade, kan ik niet wachten om me op te gaan geven bij de sportschool, dus stop ik voor deze ene, laatste keer, bij de frietzaak op de hoek, neem een patatje oorlog, en twee frikandellen speciaal. Om het af te leren.
Thuis aangekomen negeer ik heldhaftig het pc scherm dat me, zoals iedere avond, lijkt uit te nodigen! Ik wurm me in mijn sportkleren die deze keer toch werkelijk gekrompen lijken te zijn, vind uiteindelijk mijn sportschoenen, in een niet al te fris ruikende sporttas, die denk ik toch wel zon jaar of twee ongebruikt in mijn kast moet hebben gelegen. Eigenlijk houd ik alleen maar van het uitzicht bij het sporten, mooie slanke zich in het zweet werkende mannenja, de sportschool is een goed idee!
Terwijl ik mijn autosleutels al in de hand heb (het plan was de fiets, maar het regent, en ik kan toch onmogelijk de eerste keer op de sportschool verschijnen met een verregende haardos) bedenk ik me dat het misschien verstandig is om alsnog even mijn mail te checken. Je weet maar nooit, er zou best iets belangrijks tussen kunnen zitten.
Zie nou wel, twee nieuwe berichten!
Nu de pc toch aan staat kan ik misschien heel even kijken wie er allemaal op gaychat zijn, heel even maar, ik kijk alleen, ik ga echt niet naar binnen. Alsof de duivel er mee speelt, al mijn favoriete mannen op gaychat, big Steve, Rupert, Chris .. ze zijn er werkelijk allemaal!
Misschien kan ik toch heel even een half uurtje maar, misschien regent het dan zelfs niet meer en kan ik alsnog op de fiets naar de sportschool, mijn rode krullen wapperend in de wind.
Ik kom binnen op gaychat en het voelt als een warm bad. Ik ben fantastisch deze avond, ik sprankel, ik verover, ik spat van het scherm, ik ben de God van gaychat. Uren later, moe maar zeer voldaan (Jezus wat is die Big Steve toch een lekker ding) kruip ik onder wol.
En net voordat ik in slaap val neem ik me voor dat morgen mijn nieuwe leven werkelijk gaat beginnen!
Martina
Zweet brandde onder zijn armen. Salvador zat gevangen als het kruit in een rotje. Ontsnappen was alleen mogelijk met hulp van iemand anders. Martina was vurig, ze was als een vlam. Zij zou hem helpen en dan zou er zeker een explosie volgen. Haar verrassingen moesten wel explosief zijn.
Carlos, Antoni, Lu�s, ze hadden hem allemaal gewaarschuwd voor de heks Martina, maar hij had niet naar ze geluisterd. Hij had zijn beste vriend Lu�s als eerste verteld dat hij in geen jaren meer zo verliefd was geweest. Lu�s had hem voor gek verklaard.
Martina was berucht in het vissersdorp. Ze woonde in een houten huisje op palen, dat bij harde wind soms bijna in zee waaide. Waarom er het hele jaar door dikke, zwarte rookwolken uit de schoorsteen kwamen wist niemand. Niemand wist ook waarom de mannen die Martina verslond altijd van buiten het dorp kwamen. Misschien was het omdat zij wist dat er in het dorp roddels werden verspreid over haar vermeende occulte bezigheden. Vooral Lu�s had zich gespecialiseerd in het verzamelen van roddels over Martina.
Salvador had zich daadwerkelijk wel eens afgevraagd of Martina een heks kon zijn. Vaak gedroeg ze zich vreemd en mysterieus, wist hij. En haar neus was groot, dat zeker. Maar voor de rest voldeed ze niet aan het klassieke, lelijke beeld van een heks uit een sprookjesboek. Geen andere vrouw uit het dorp had zulke lange, golvende haren als Martina. Haar lippen waren vol en verleidelijk, en van haar indrukwekkende dijen bleef weinig bedekt als ze in een veel te kort rokje weer eens blootsvoets door de straten liep. Althans, dat had hij gehoord van andere dorpelingen. Zelf lag hij al in bed wanneer Martina haar huis verliet.
Minstens eenmaal in de maand werd ze gezien met een nieuwe, vreemde man aan haar zijde. Soms nam ze een man mee in haar huisje, en dan kraakten de planken duidelijk hoorbaar in de verder zo stille nacht. En soms maakte ze met een man een wandeling door de donkere straatjes, en langs het oude openluchttheater, net buiten het dorp. Vaak zagen de dorpelingen mannen komen, maar nooit zagen ze mannen gaan. Waarschijnlijk liet Martina haar speeltjes in het holst van de nacht weer vrij, nog voordat de eerste vissers ontwaakten.
Salvador probeerde zijn vingers te bewegen. Het lukte maar nauwelijks. Ze had hem echt goed vastgemaakt. Niet eerder was hij zo nerveus, zo kinderlijk ongeduldig geweest. Zij had hem verteld dat ze een verrassing voor hem had. Een verrassing die ze zou presenteren zonder kleren, ze had het zelf gezegd. Maar dan moest hij eerst precies doen wat zij van hem verlangde.
Hij probeerde te denken aan het moment dat hij haar voor het eerst van dichtbij had gezien. Twee dagen terug had hij in alle vroegte een tonijn gekocht van ��n van de vissers. Met de vis in zijn armen was hij langs haar huisje gelopen. Zij had nonchalant voor de deur gestaan, met een fles wijn in haar hand. Voor het eerst was zij voor hem niet de schim die s nachts ronddwaalde in het dorp, maar een sensuele vrouw van achter in de twintig. Als kleding droeg ze slechts een handdoek en in haar schouder stonden tandafdrukken. Ze had de rauwe vis uit zijn handen gepakt en er een hap uit genomen. Het glimmende vet had ze met haar tong van haar volle lippen gelikt. Toen had ze gezegd dat hij overmorgen langs moest komen. s Nachts. Hij had alleen maar geknikt. Ontdaan en met de vis weer in zijn armen was hij weggelopen.
Het moest nog vroeg in de ochtend zijn, waarschijnlijk werd het net licht. Salvador spitste zijn oren. Wat hoorde hij daar? Waarom had zij een zak over zijn hoofd moeten trekken? Waarom mocht hij niets zien? Hij probeerde kalm te blijven. Als hij om zich heen kon kijken, dan zou de verrassing minder groot zijn. Natuurlijk, dat was het.
Weer hoorde hij iets. Het leek op het hoefgetrappel van een paard. Misschien kwam boer Alvadez langs met zijn kar. Salvador hoopte dat de boer hem niet zou zien en het hoefgetrappel verdween weer. Martina!? riep hij. Er volgde geen antwoord.
Ze zou zo wel terugkomen. Ze zou de zak van zijn hoofd trekken en dan zou ze naakt voor hem staan. Haar lichaam was de verrassing. En omdat hij zich niet kon bewegen zou hij alleen maar meer naar haar gaan verlangen. Wanneer zijn lustgevoelens een hoogtepunt hadden bereikt zou zij hem losmaken. Wat was ze toch ook een ongetemd dier.
Hij voelde de wind langs zijn voeten blazen. Waar had ze hem naar toe gebracht? Waarom waren ze niet in haar huisje gebleven? Ze konden de liefde toch niet bedrijven in de open lucht?
Ach, waarom ook niet.
Hij was het zat om te wachten tot hij aan ��n van de preutse vrouwen uit het dorp mocht zitten. Ze waren lelijk, stuk voor stuk, met snorretjes op hun bovenlippen en ongeschoren benen. Martina had heerlijke, gladde benen, hij had het zelf gezien.
Gisternacht was hij naar haar toe gegaan. Hij was zenuwachtig geweest. Zijn gelijkmatige bestaan als marktkoopman werd verstoord. Voor ��n keer ging hij niet op tijd naar bed. Voor ��n keer zou hij s ochtends geen inkopen doen en zou hij zijn kraampje niet opzetten op het marktplein.
Met een roos in zijn hand had hij op haar deur geklopt. Zij had opengedaan in haar bikini. Met haar vlugge vingers had ze de roos uit zijn hand gegrepen. Ze had aan de steel met doorntjes gelikt en haar tong was gaan bloeden. Toen had ze hem gezoend. Hij had haar eigenlijk vast willen grijpen, maar hij streelde slechts zachtjes haar rug.
Martina leefde in ��n kamer. In de hoek stond een simpel fornuisje en tegen de wand stond een immense klerenkast. Op de grond lag een tweepersoons matras met gekreukelde lakens. De lakens, die nooit op z�jn keurige bed had hadden kunnen liggen, intrigeerden hem.
Tegelijkertijd werd hij rustiger. Deze kamer was niet vreemd of duister, en nergens stond een grote kookpot waarin een heks toverdrank kon maken.
Zij had een luikje in de vloer geopend en was in zee gesprongen. Hij was haar achterna gegaan in zijn onderbroek. Daarna hadden ze met natte lichamen op haar matras gezeten en een fles wijn leeggedronken. Zij had hem gevraagd of hij zin in haar had. Hij had geknikt.
Boven hem hoorde hij voetstappen. Martina!? riep hij.
Si! klonk het luid en duidelijk.
Hij was opgelucht, nu zou hij worden bevrijd.
Het hoefgetrappel klonk weer. Ook hoorde hij het gesnuif van een beest. Dit kon geen paard zijn, wist hij.
De zak werd van zijn hoofd getrokken. Het was toch nog donker, maar hij kon zien dat hij in de arena van het oude openluchttheater stond. Wat deed hij hier? Hij keek omhoog en zag Martina over het hek hangen; het hek dat het publiek scheidde van de voorstellingen in de arena.
Afgezien van Martina was er vannacht geen publiek. Salvador zag dat Martinas onblote borsten prachtig door de maan werden verlicht. In haar ogen zag hij een vreemd soort onschuld. Ze glimlachte als een ondeugend kind.
Het gesnuif kwam dichterbij en Martina ontstak een spotlight.
Even moest Salvador wennen aan het felle licht, maar toen zag hij de knalrode dwangbuis waarin hij was gehuld.
Uit de duisternis was een wild beest met hoorns verschenen.