TTK-wedstrijdfeestdagen2005verhalen: verschil tussen versies
Regel 183: | Regel 183: | ||
== De reis van Sint Nicolaas == | == De reis van Sint Nicolaas == | ||
+ | <br>Geschreven door Ancient | ||
+ | <br> | ||
<br>In oude vervlogen tijden, toen de Nederlanden nog in strijd waren met de Engelsen was er een jaar dat Sint Nicolaas niet aankwam in de Nederlanden. Ik zal jullie het verhaal vertellen dat mijn overgrootvader aan mijn grootvader vertelde, en hij aan mij doorvertelde. | <br>In oude vervlogen tijden, toen de Nederlanden nog in strijd waren met de Engelsen was er een jaar dat Sint Nicolaas niet aankwam in de Nederlanden. Ik zal jullie het verhaal vertellen dat mijn overgrootvader aan mijn grootvader vertelde, en hij aan mij doorvertelde. | ||
<br> | <br> | ||
Regel 209: | Regel 211: | ||
<br>En zo was het dat in dat jaar er geen cadeaus werden uitgedeeld in de lage landen. En nog jaren later vertelden de inwoners van Kaapstad aan elkaar hoe verbaasd ze waren geweest toen ze opeens een cadeau vonden op de vijfde van december. | <br>En zo was het dat in dat jaar er geen cadeaus werden uitgedeeld in de lage landen. En nog jaren later vertelden de inwoners van Kaapstad aan elkaar hoe verbaasd ze waren geweest toen ze opeens een cadeau vonden op de vijfde van december. | ||
− | == | + | == Sinterklaasinkopen == |
− | + | <br>Dit verhaal is geschreven door P-etr-a | |
+ | <br> | ||
<br>Al uren struint Hanna door de stad. Waarom moest ze toch ook het | <br>Al uren struint Hanna door de stad. Waarom moest ze toch ook het | ||
lootje van haar vader trekken! Haar jas kleeft aan haar armen, ze | lootje van haar vader trekken! Haar jas kleeft aan haar armen, ze | ||
Regel 270: | Regel 273: | ||
== Juli == | == Juli == | ||
+ | <br>Dit verhaal is geschreven door Tha_Erik | ||
<br> | <br> | ||
<br>geweldig vind ik dat. Ja, ik hou toch zo erg van die maand. Juli heb ik het | <br>geweldig vind ik dat. Ja, ik hou toch zo erg van die maand. Juli heb ik het |
Versie van 7 dec 2005 om 20:43
Inhoud
Wedstrijd inzendingen Verhalen. Feestdagen/November 2005
De speciale feestdagenwedstrijd van November 2005. Het onderwerp was 'December'. Dit zijn de inzendingen in de catagorie gedichten. (Men kan rechtstreeks naar een verhaal door op de inhoudsopgave hier links te klikken.) (Maar, haha, de verhalen zijn nog niet ingezonden en zijn er dus niet)
De inzendingen voor de catagorie Gedichten en Kunstinzendingen kan je vinden door op de link te klikken.
Klik hier om terug te gaan naar de grote TTK-wedstrijd pagina
Deze wedstrijd waren er 5 inzendingen:
Het Meiwesritueel
De wereld is veel zachter zo. Toen ik gisterenavond slapen ging, was er alleen maar een striemende kou die pijn deed aan mijn huid. Maar nu, na een urenlange marathon van donkere nachtmerries, nu sneeuwt het. Al een tijdje zo te zien. De tuin is bedekt onder een centimeters dikke laag donzige sneeuw. Hoe sfeervol, hoe typisch voor deze tijd van het jaar. Voor deze dag. Kerst.
Een engel, die hoort er ook bij, bij deze setting. Terwijl ik op de bank mijn eerste sigaretje rook, kijk ik naar haar. Ze ligt nog te slapen in het bed dat ik zo juist verliet. Mollig en lief is ze en ze heeft sproeten en ze heeft mijn leven gered. En ze heeft een rond warm buikje dat ik als hoofdkussen gebruik. Zij is de enige die de humor inziet van de schedel waar ik de as van mijn peuken in deponeer. Soms lacht ze er uitbundig om. Maar dat is alleen het geval als ze minimaal drie glazen rode wijn opheeft, of als ik stiekem een pilletje in haar thee heb gedaan.
Had ik haar gisteren maar dronken gevoerd. Dan had ze zeker doorgeslapen, nu ik zo geruisloos mogelijk in mijn kleren schuif en het huis uitsluip. Ik moet weg, dat is de afspraak. Als ik haar wakker maak, dan zal ze me niet laten gaan. Dat weet ik zeker. Ik heb gisteren nog geprobeerd om een briefje te formuleren, maar het is beter zo.
Natuurlijk slaapt ze onverstoord verder. Het is nog praktisch nacht. Buiten is het niet eens heel erg koud. Dit is weer zon moment dat ik me voorneem om voortaan wat vaker voor dag en dauw op te staan. Ik houd van sneeuw, maar niet als die door toedoen van honderden mensenvoeten is verworden tot een viesbruine blubberige massa waar je om de drie passen over uitglijdt. Nu is de sneeuw nog ongerept. De stilte, en dan dat kraken onder je voeten. Heerlijk is dat, maar zo zeldzaam. Bewegingsmelders laten iedere buitenlamp die ik passeer even aanspringen. Mijn priv�-kerstshow.
Vorig jaar liep ik hier ook. Dezelfde dag, dezelfde tijd. Maar verder was alles zo volkomen anders. Ik weet nog dat het mistig was en dat ik daarover liep te filosoferen. Filosoferen is niet altijd goed voor een mens. Ik denk soms dat ik te veel denk. Want terwijl ik door de mist struikelde, bedacht ik me dat die verlaagde wolkflarden verdacht veel weg hebben van geluk. Het is overal om je heen. Daar, voor je. Nog tien stappen en je bent er. Maar tien stappen verder, en je zit opnieuw in dat vacu�m. En wanneer je omkijkt merk je tot je verbijstering dat het achter je is, op die plaats waar je net stond. Maar toen realiseerde je je dat nog niet.
Waarom kloppen die clich�s altijd? Door haar is het me toch gelukt om in de wolken te raken. Maar al mijn geluk moet ik vandaag even vergeten. Misschien wel voor altijd, wie zal het zeggen? Over 24 uur, dan weten we meer, dan is het jaarlijkse kerstritueel achter de rug.
Ooit waren we met zijn vijven. Karel, Maggie, Armin, Mirjam en ik. D�t we elkaar hebben ontmoet is het belangrijkste. H�e we elkaar ontmoetten, dat is een ander en ingewikkeld verhaal. Onbelangrijk ook. Ga er maar vanuit dat er op het internet veel duisters gebeurt, nog veel meer dan je voor mogelijk houdt. Vergeet maar wat ik gezegd heb. Kom niet in de verleiding, alsjeblieft.
De hoeve van Karel was en is de plek waar we ons tijdens de kerst verzamelen. Een hoeve, maar zonder paarden. Jaren en jaren geleden, vertelde Karel, werden de paarden geveld door een ziekte. Binnen twee weken stierven ze allemaal. Schuimbekkend en trappelend, de ogen wegdraaiend. Het schijnt gruwelijk te zijn geweest. Een veulentje dat nog maar nauwelijks op zijn benen kon staan, werd verpletterd toen zijn stuiptrekkende moeder op hem neerviel.
Iets dergelijks overkwam Karels vrouw. Ze was bezig een paard te helpen dat in zijn overgeefsel dreigde te stikken. Maar het paard begon daarbij ook nog te trekken met zijn ledematen. De hoef van de linkerachterpoot kwam tegen het hoofd van Karels vrouw. Ze stierf op hetzelfde moment als het dier dat ze trachtte te helpen.
De hoeve ligt hier een kilometer of vijf vandaan. Ieder jaar met kerst ben ik er lopend heen gegaan, in alle vroegte. Voor Maggie, Armin en Mirjam was de reis stukken langer, zij moesten al helemaal bij nacht en ontij vertrekken. Dat is nu voorgoed voorbij.
We hadden allemaal wel wat, ergens leken we op elkaar. Karel werd nooit meer de oude na het overlijden van zijn vrouw. Ergens denk ik dat hij in feite meer problemen had met de dood van al zijn dieren. Daar was hij dol op, op de beesten. Hij houdt van mensen, dat wel, maar, hoe zal ik het zeggen, alleen op zijn eigen, specifieke manier. Buiten onze jaarlijkse schranspartij tijdens de kerst zie je bij de hoeve nooit een mens.
Mirjam was een geval apart. Zwaar katholiek opgevoed. Iedere week naar de kerk, en dagelijks vaker bidden dan naar het toilet gaan. Op haar achttiende was ze onder dwang getrouwd met een jongen die het later tot dominee zou schoppen. Bij iedere zonde die ze dacht te maken, werd er een rozenkrans voor de dag gehaald. En aangezien ze ondanks haar getrouwde staat voor de volle honderd procent lesbisch was, was ze constant in staat van opperste zonde. Ze trok het niet langer.
Armin leek het meest op mij, en was net zo goed gewoon een freak. Hij was misschien nog su�cidaler dan de rest van ons. Naar eigen zeggen was hij dat altijd geweest. Als kleuter was hij van een balkon gesprongen (en opgevangen door een voorbijganger). Als puber was hij voor de trein gaan liggen (maar de enige trein die die nacht reed, raasde hem voorbij op het andere spoor). Zo waren er nog wel wat pogingen meer. Ik was ook ooit zo, maar ik ben het het afgelopen jaar allemaal vergeten, dankzij mijn roodharige, mijn sproetenkop, mijn redder.
Maggie tenslotte had de zelfmoord van haar man nooit kunnen verwerken. Terwijl zij zogenaamd op zakenreis was, at haar man dertig slaappillen. Hij spoelde ze weg met een flesje waterstofperoxide. Daarna opende hij een keukenkastje, vond daar een droge spons en at die op. Het stonk toen Maggie twee dagen later thuis kwam.
Nu drie jaar geleden kwamen we voor het eerst bij de hoeve. We hadden elkaar nog alleen maar via het internet gesproken. Fotos waren er niet uitgewisseld. Dat leek ons van geen belang. Urenlange chatsessies hadden ons meer dan duidelijk gemaakt dat we allemaal op hetzelfde uit waren. Ieder voor zich hadden we al jaren dezelfde wens gekoesterd, een wens waarvan we dachten dat ie uniek was.
We zaten in een kring in keken elkaar aan. We hadden gezellig samen koffie gedronken, maar de ontspannen sfeer had plaats gemaakt voor onwennigheid. We staarden rond, als verdorven mannen die in een bar naar de hoeren kijken, en weten dat ze het met ��n van de aanwezigen zullen moeten doen. Na een tijdje werd de stilte me te confronterend, en keek ik beurtelings van mijn schoenen naar een potsierlijke kerstboom.
Het was Karel die uiteindelijk de stilte doorbrak.
"Nou, we weten allemaal donders goed waarom we hier zijn. Waar wachten we nog op?"
Armin trok de velletjes naast zijn nagels weg, en stopte ze in zijn mond. Het bloedde. Mirjam pakte haar rozenkrans er bij, en prevelde enkele gebedjes. Karel zuchtte en ging verder.
"Heeft iemand enig idee hoe we het aan gaan pakken?"
Maggie schuifelde op haar stoel, stak haar vinger op.
"Maggie?"
"We hebben denk ik al uitgebreid besproken wat de procedure straks is, toch? De materialen zijn aanwezig. Ik heb vorige week ook nog wat informatie opgezocht in de bieb. Misschien ten overvloede, ik weet het. Hier heb ik in ieder geval de kopie�n daarvan. Het leek me gezien de omstandigheden niet verstandig om de boeken waar het in staat ook daadwerkelijk te lenen. We weten precies wat we moeten doen."
"Dat klopt wel" zei Karel, "maar dat is niet echt waar ik naar vroeg. Ik bedoel Wie wil de eerste zijn? Ik kan het nog niet zijn. Volgend jaar misschien. Maar wie wil nu?"
"Mij maakt het niet uit," zei Maggie.
Alle anderen beaamden dat. Ik was de laatste die iets zei:
"Mij maakt het net zo min uit. Ik wil me best opofferen. Als ik maar niet de laatste ben."
"Heeft er dan iemand bezwaar tegen als we lootjes trekken?" merkte Armin op.
"Dat is gokken, dat is een zonde!"
Het was de eerste keer dat Mirjam luid en duidelijk sprak.
"Wat we gaan doen is stukken zondiger"
De rozenkrans werd iets steviger vastgegrepen.
Maggie. Dat stond er op het lootje dat door Armin ("Want het was mijn idee, dat loten!") uit een rieten mandje werd gehaald. Maggie sloot haar ogen met een zucht, trok eerst wit weg, daarna rood, om daarna weer haar normale rozigheid terug te krijgen. Bij haar neus was plotseling een zenuwtrekje te zien. Mirjam stopte met prevelen. Ik bemerkte dat ik al die tijd met mijn vingers tegen de stoelleuning had zitten tikken en hield daar mee op.
"Okay, jongens, het zij zo. Ergens vind ik het wel jammer, dat spreekt voor zich. Maar op zich vind ik het een eer dat ik de eerste ben."
Ze stond op en liep wat heen en weer.
Een flinke dreun klonk.
Het onweerde. Ik keek naar buiten, en zag iets wat nog het meest leek op een ouderwetse zwart-wit horrorfilm. Zo'n film die alleen maar eng wordt door het onheilspellende pianomuziekje dat erbij gespeeld wordt.
Karel klaarde aanvankelijk de klus. Wij hielpen, gaven op commando de instrumenten aan hem door, en ruimden in tussentijd de troep op. Karel was degene geweest die het voortouw had genomen. Door zijn advertentie hadden wij elkaar leren kennen. Hij kon onze wens uitvoerbaar maken. Hij wist hoe het moest. Vroeger had hij het moeten doen bij zijn paarden. Een mens is handzamer dan een paard. Wij keken toe, registreerden nauwgezet iedere seconde. We maakten aantekeningen. Armin had een digitaal fototoestel bij zich. Deze procedure was de reden dat Karel nog niet meedeed. Hij moest ons instrueren.
Nadat Karel het zwaarste werk had verricht, begonnen Armin, Mirjam en ik te doen wat we moesten doen. We wasten, we kneedden, we verwarmden. We lachten, terwijl we in de kopie�n en printjes nog eens keken hoe het allemaal ook alweer moest. Ondertussen luisterden we naar kerstmuziek, en losten we gezamenlijk een grote kruiswoordpuzzel op.
Alles was van een leien dakje gegaan. Terwijl we met zijn vieren aan tafel schoven, stelde Mirjam voor om te bidden voor het eten. Voor ons allen was dit diner het beste wat we ooit naar binnen gewerkt hadden. Zelfs het kleinste botje werd afgeknaagd. Ik at voor het eerst van mijn leven hersentjes. Het deed me een beetje aan calamari denken. Het omhulsel van de hersenen nam ik mee.
Leuk als asbak.
De twee daaropvolgende jaren voerden we hetzelfde ritueel uit. Bij Armin deed Karel nog steeds het meeste werk. Ik en Mirjam wisten hem toen al feilloos de juiste instrumenten aan te reiken, en hielpen meer mee dan het eerste jaar. Toch was ik blij dat vorig jaar niet Karel maar Mirjam op het lootje stond. Kon ik tenminste nog ��n keer oefenen op het hele gebeuren. Karel liet mij het meeste doen, zodat ik, mocht ik er voor komen te staan, wist hoe te handelen.
Het ging prima. Alleen, deze keer hielden we over. De resten nam ik mee naar huis. In de vriezer zou het vast houdbaar zijn, dit heerlijke en kostbare voedsel. Ik kon er thuis vast nog wel een maaltijd mee bereiden.
Later leerde ik mijn engel kennen. Ze verloste me van de depressiviteit die mijn leven altijd tot in alle facetten had beheerst.Ze vloog me om de hals toen ze een trouwring vond in een maaltijd die ik voor haar maakte. Een huwelijksaanzoek, dacht ze. Ik liet het maar zo. Godzijdank had Mirjam geen inscriptie in haar ring.
Vroeger was ik ongelukkig. Dat was de reden om mee te doen aan deze waanzin. Het was eens wat anders dan een flatgebouw. Het was eerzamer dan een eenzame strop. Het was heerlijker dan vergif.
Het was eten of gegeten worden.
Vraag me niet waarom ik zo nodig niet meer wilde leven. Nu ik h��r ken is alles anders. Ik kan me niets meer herinneren van de tijd voor ik haar kende. Ik weet niets meer van de neuroses. Wat een depressie is, ben ik vergeten. Die halfslachtige pogingen, ze doen er niet meer toe. Ik heb het allemaal verdrongen. Ik leef, en dat wil ik zo houden.
Er is nog ��n ding van mijn vorige leven waar ik nog waardevolle herinneringen aan heb. Herinneringen die ik koester. Gedachtes aan onze bijeenkomsten tijdens de kerst. Het vreemde ritueel dat we uitvoerden. De exquise maaltijd die de afsluiting van het ritueel vormde. Vooral dat eten.
Ik ben een junk.
Vandaag is de laatste keer dat ik de kans krijg om aan mijn verslaving tegemoet te komen. Alleen Karel is er nog. Er is een kans van vijftig procent dat ik niet degene ben die het ritueel uitvoert. Dan wordt mijn vlees straks gewassen, gekneed en verwarmd.Maar de kans dat ik mag wassen, kneden en verwarmen, die is net zo goed vijftig procent. Ik ben verslaafd. Deze kans aan me voorbij laten gaan, dat zou evengoed mijn dood betekenen.
Karel staat voor zijn hoeve. Hij heeft er al een tijd gestaan. Er ligt een laagje sneeuw op zijn berenmuts, en zijn snor is veranderd in een verzameling ijspegeltjes. In de sneeuw om hem heen is geen voetspoor te zien.
Hij pakt me beet en kijkt me aan. Smekend bijna.
"Laten we geen lootjes trekken jongen. Ik wil niet meer. JIJ moet het ritueel uitvoeren. Je weet hoe het moet toch? Ik heb het je in al die jaren toch goed genoeg uitgelegd?"
"Waarom wil je niet meer?"
"Dat ritueel is uitstel geweest. De slechte afloop vertragen. Ik kan het niet langer uitstellen."
"En ik dan?"
Hij duwde me een envelop in de handen. Mijn naam, in donkerbruin gekalligrafeerde letters.
"Hier heb ik de oplossing. Lees het pas na het ritueel."
Weer leek er onweer los te barsten.
En als ik dan opgelucht aan een sappig biefstukje zit, en af en toe een slok rode wijn tot me neem, lees ik een brief die Karel voor me achter heeft gelaten:
"Ik hoor het je nog zeggen, die eerste keer.
'Als ik maar niet de laatste ben'
Ondanks mijn verzoek van vanochtend, laat je niet in de steek. Geniet je een beetje van me? Vraag me niet naar de details wij houden niet zo van details h� jongen. Maar ik heb ervoor gezorgd dat ik, en nu dus ook jij een zeer agressieve via bloed overdraagbare"
20.05 0.00
Hij zet de blower van zijn autoverwarming wat harder om zijn beslagen voorruit weer schoon te krijgen. De temperatuur buiten ligt rond het vriespunt en de combinatie van natte sneeuw en een minimaal verlichte provinciale weg zorgen voor zeer slecht zicht.
Hij ergert zich aan het snelle heen en weer flitsen van zijn ruitenwissers, toch is het nodig om de constante natte sneeuwplekken van zijn voorruit weg te vegen.
Het is al tien voor half elf en hij wil gewoon zo snel mogelijk naar huis.
Ze schenkt zichzelf nog maar een glas wijn in. Ze zit al urenlang op hem te wachten.
Om acht uur zou hij klaar zijn met werken, maar om vijf over acht ging de telefoon en nog voordat ze opnam wist ze al hoe laat het was. Ze vond het op zich niet erg dat haar man op oudejaarsavond moest werken, dat hoort er gewoon bij als je in de zorg werkt, alleen ze vindt het nu wel vervelend dat hij weer degene was die aan had geboden langer te blijven, omdat de collega die hem zou moeten komen aflossen later zou komen.
Ach, ze weet hoe hij is, hij kan nu eenmaal geen nee zeggen tegen dat soort dingen. Hij staat altijd voor anderen klaar, hij vindt het geweldig als hij een ander kan helpen.
Dat is ook een eigenschap van hem waar ze was voor gevallen toen ze elkaar leerden kennen. Hoe lang was het ook al weer geleden? Ja, acht jaar. Ze werkte op de salarisadministratie van de zorginstelling waar hij werkte. Er was iets fout gegaan met het berekenen van de overuren en zij had voor hem uitgezocht waar de fout zat.
Zijn uitstraling bezorgde haar een fijn gevoel, het was zijn levensvreugde die hij wist over te brengen op andere mensen en ze herinnerde zich de eerste keer dat ze in zijn sprankelende ogen keek en kriebels voelde.
Tot ze hem had ontmoet had ze nooit in dingen als ware liefde geloofd, maar dit was anders dan wat ze tot dan toe had meegemaakt. Ze was zo zeker van haar zaak dat ze binnen een jaar waren getrouwd. Ruim een jaar later werd hun dochtertje geboren.
Ze schrikt op van haar mijmeringen als de klok ��n keer slaat. Half elf. Hij zal zo wel thuis zijn, hij had om tien uur gebeld dat hij op het punt stond te vertrekken.
Ze had zich er erg op verheugd om nu met zijn drietjes Oud en Nieuw te vieren. De laatste tijd hadden ze het zo druk gehad, vooral december was een drukke maand geweest. Ze hadden allebei extra over moeten werken. Sinterklaas en de kerstdagen hadden ze met familie en vrienden gevierd, wat ontzettend gezellig was geweest, maar ze hadden het gevoel dat ze amper aan elkaar waren toegekomen, daarom hadden ze bewust alle afspraken voor oudejaarsavond met iedereen afgehouden.
Wel vervelend dat die collega nu pas zo laat was. Er was een ongeluk gebeurd met haar zoon en ze moest met hem naar het ziekenhuis. Iets met vuurwerk, hij schijnt een ernstige brandwond aan zijn hand te hebben.
Ze is blij dat haar dochtertje niets van dat geknal moet hebben. Nou ja, ze is nog erg jong natuurlijk. Ze viel om negen uur al bijna in slaap op de bank, toen heeft ze haar naar bed gebracht nadat ze drie keer beloofd had haar dochter wakker te maken voor het vuurwerk, want naar het siervuurwerk kijken vanachter de veiligheid van het slaapkamerraam wil ze wel heel graag.
Het lijkt wel of het steeds harder gaat sneeuwen. De natte plekken op zijn voorruit worden steeds groter voordat ze worden weggevaagd door de ruitenwissers. Ondanks het slechte zicht probeert hij toch een beetje door te rijden. Hij wil gewoon ruim voor twaalven nog thuis zijn. Een lichtblauwe auto rijdt met een slakkengangetje voor hem. Er zijn geen tegenliggers op de andere weghelft. Hij zet zijn knipperlicht aan naar links en hij kijkt in zijn buitenspiegel. Zijn stuur draait hij naar links. Plots hoort hij getoeter en net op tijd weet hij terug te sturen. Een auto haalt hem met een flinke vaart in.
Van schrik heeft hij het bloedheet gekregen. De man in de auto voor hem kijkt hem via zijn achteruitkijkspiegel aan.
De televisie staat al heel de avond aan, maar eigenlijk kijkt ze niet echt. Ze zijn zojuist begonnen met het uitzenden van de oudejaarsconference, daar hadden ze juist graag samen naar willen kijken.
Ze hoort gestommel op de trap. Dan gaat de deur open en haar dochtertje komt binnen.
<br.Ik werd wakker van de knallen, mama.
Ze had inderdaad zojuist een paar jongens door de straat horen lopen die een aantal rotjes hadden afgestoken vlak voor hun huis.
Kom maar lekker hier op de bank zitten.
Het meisje kruipt naast haar moeder op de bank en wordt toegedekt met een warme deken.
Is het al nieuwjaar?
Nee lieverd, dat duurt nog meer dan een uur.
Ze aait haar dochter over haar lange blonde haar.
Waar is papa?
<br.Papa moest nog werken, maar hij zal zo thuiskomen.
Is hij dan wel op tijd voor het vuurwerk? Het meisje kijkt haar moeder bezorgd aan.
Ja hoor, lieverd. Natuurlijk wel.
Ze geeft haar een kus en hoopt ondertussen dat ze niets van haar ongerustheid merkt.
Hij had er allang kunnen zijn. Nou ja, het is slecht weer en vanwege de natte sneeuw zal hij wel langzaam rijden. Het kan verraderlijk glad worden op de provinciale weg met dit weer. Hij zal toch niet gaan haasten om maar op tijd te zijn? Ach nee, natuurlijk is hij wel voorzichtig. Dat is hij altijd.
Hij voelt de zweetdruppels op zijn voorhoofd en veegt ze met zijn mouw weg. Dat ging maar net goed. De man in de auto voor hem had het gezien en het leek of hij hem even toegeknikt had.
Hij haalt even flink adem en hij voelt zijn hartslag alweer kalmeren. Ondertussen is het al bijna elf uur en hij besluit toch in te gaan halen. Hij is al veel later dan hij gehoopt had.
Hij kijkt in zijn linkerbuitenspiegel en vervolgens over zijn linkerschouder naar achteren.
Als hij er zeker van is dat de weg voor en achter hem vrij is zet hij zijn knipperlicht aan en haalt de auto voor hem dan eindelijk in. Zodra hij er ver genoeg voorbij is schuift hij weer terug naar de rechterrijstrook.
Haar dochtertje is tegen haar aan gaan liggen en weer in slaap gevallen. Vanuit de televisie klinkt er gelach en applaus van het publiek maar de grappen van de cabaretier dringen tot haar niet door. Net heeft ze hem geprobeerd te bellen, maar hij nam niet op. Ze heeft niet de moeite genomen zijn voicemail in te spreken. Waarschijnlijk had hij het geluid nog uitstaan, het zou niet de eerste keer zijn dat hij het heeft vergeten weer aan te zetten nadat hij klaar was met werken. Ze had ook zijn werk gebeld, en daar zeiden ze dat hij rond kwart over tien was vertrokken. Hij was al bijna een uur onderweg voor een ritje waar hij normaal nog geen half uur over zou doen.
Ze zet haar halfvolle glas wijn op tafel terug, het smaakt haar niet meer. Voorzichtig, om het slapende meisje niet wakker te maken, staat ze van de bank op. Ze loopt naar het raam en kijkt door de lamellen naar buiten. Er valt nog steeds natte sneeuw, al lijkt het wel iets minder te worden. De jongens die net nog in de straat liepen zijn verdwenen.
Dan ziet ze opeens twee koplampen de straat verlichten. Ze houdt haar adem hoopvol in, maar dan ziet ze een onbekende auto haar huis voorbij rijden en aan het einde van de straat een parkeervak indraaien. Er stappen vier mensen uit, vrolijk lachend lopen ze naar een huis waar de deur al open wordt gedaan en ze verdwijnen snel naar binnen.
Dan is de straat weer leeg. Het is kwart over elf.
De sneeuw lijkt iets minder te worden en hij geeft wat gas bij.
Er klinkt een irritante reclame op de radio en hij zoekt een andere zender op.
Plotseling doemen twee lichten voor hem op. Als in een reflex trapt hij op de rem.
Om de auto voor hem te ontwijken gooit hij zijn stuur om en de auto slipt over de weg.
Zijn lichaam verkrampt. Pompend remmen schiet er door hem heen, hij haalt zijn voet van het rempedaal, maar dan voelt hij hoe de wagen draait en achterstevoren rijdt hij de gladde berm in waarin de banden blijven doorglijden.
Mijn gordel, ik moet mijn gordel om! Hij draait zijn hand naar achteren en probeert zijn riem te vinden, maar dan is er plots een schok en zijn auto valt recht voorover een halve meter omlaag de naastgelegen sloot in.
Hij zet zich schrap.
Dit is het dan.
Een enorme knal.
Het voelt alsof zijn hoofd in twee�n gespleten wordt.
Alles wordt donker.
Zwart.
Pijn.
Koud.
Nat.
IJskoud water sijpelt via een barst in de ruit naar binnen.
Langzaam beseft hij de situatie waar hij in zit. Zijn lichaam kan hij niet bewegen.
Naast hem ziet hij een man staan. Hij praat met iemand door een telefoon. De man kijkt naar hem en als hij ziet dat hij zijn ogen heeft opengedaan begint hij iets te roepen en druk te gebaren. Het dringt niet tot hem door.
Er klinkt een sirene en de blauwe ogen van de man lichten op door de zwaailichten van de wagen die achter hem is gestopt.
Hij herkent de man, hij had zo langzaam in de lichtblauwe auto voor hem gereden.
Hij voelt een enorme pijn in zijn nek. Hij draait zijn hoofd om de pijn te verzachten, maar dan voelt hij juist een steek van pijn die zijn schedel lijkt open te splijten. Hij proeft bloed in zijn mond en hij ziet het bleke gezicht van de man naast hem hard nee schudden, terwijl de angst in zijn ogen valt af te lezen. Die ogen. Zo helderblauw. Licht. Het licht wordt groter en verheldert, steeds meer, dan is het licht volkomen wit en het omsluit hem als een warme zachte deken. Dan laat hij zichzelf erin wegzakken.
Het is vijf voor twaalf als ze licht ziet op de oprit. Ze voelt haar hart bonzen, dan hoort ze de bel. Gevoelens van paniek overspoelen haar. Hij zou nooit aanbellen bij zijn eigen huis.
Is dat papa? Ze is wakker geworden door het geluid van de bel.
Haar keel knijpt dicht en kan haar dochter geen antwoord geven op haar vraag.
Wacht hier even, is het enige wat ze met hese stem uit kan brengen.
Ze loopt de gang in en ze ziet twee mannen voor de deur staan.
Nee, fluistert ze in zichzelf. Ze weet zich met moeite overeind te houden en met een bevende hand maakt ze de deur open.
Twee politieagenten. Eentje loopt net terug naar de auto als ze opendoet, de ander kijkt haar aan en begint te praten.
Mevrouw, ik heb slecht nieuws. Er is uw man iets ergs overkomen.
Ze staart de politieman aan. Haar mond is droog en over haar hele lijf lopen koude rillingen.
Hij is getuige geweest van een ongeval waarbij iemand is verongelukt, vervolgt de agent.
Uw man zag de auto voor zich van de weg afraken. Hij is gestopt en heeft onmiddellijk 112 gebeld. De ambulance kwam echter net te laat en het slachtoffer is voor de ogen van uw man gestorven.
Langzaam dringen de woorden van de politieagent tot haar door. Ze ziet hoe de andere agent haar man ondersteunt terwijl hij uit de auto stapt.
De zware stem van de agent klinkt verder terwijl ze haar eigen man wezenloos naar haar toe ziet lopen.
Uw man heeft het slachtoffer nog geprobeerd duidelijk te maken dat hij niet moest bewegen, helaas is hem dat niet gelukt.
Door het gebeurde is uw man in shock, hij was niet meer in staat zelf naar huis toe te rijden.
Dan staat hij voor haar en ze vliegt hem om zijn nek. Ze barst in tranen uit en op dat moment barst ook het vuurwerk los.
Luide knallen overal om hen heen, de hemel verlicht door de felle kleuren van het siervuurwerk.
Ze kijkt hem in zijn ogen maar ze herkent de doffe ogen van haar man niet. De sprankeling heeft plaatsgemaakt voor een levenloze blik.
Achter haar klinkt vanuit de gang de stem van hun dochter die hen vrolijk en onbezorgd een gelukkig nieuwjaar! toewenst.
De reis van Sint Nicolaas
Geschreven door Ancient
In oude vervlogen tijden, toen de Nederlanden nog in strijd waren met de Engelsen was er een jaar dat Sint Nicolaas niet aankwam in de Nederlanden. Ik zal jullie het verhaal vertellen dat mijn overgrootvader aan mijn grootvader vertelde, en hij aan mij doorvertelde.
Het was in de vroege dagen van November dat Sinterklaas met zijn makkers naar de Nederlanden kwam varen. Nu snapt U, die Engelsen waren er niet zo blij mee dat de goed heiligman cadeaus kwam brengen aan de tegenstanders. Ze hielden daarom ook de boot tegen, en ze bevolen hem terug naar Spanje te varen. Nicolaas, de goede man, liet zich hierdoor niet op zijn kop zitten, en probeerde met een grote bocht om de Engelse armada heen te varen.
Maar hij kwam toch niet aan? Zult U nu zeggen. Dat klopt, hij kwam niet aan. Dit komt namelijk omdat er een Spaans piratenschip net ook in de buurt voer. De piraten zagen het schip en dachten dat het uit de nieuwe wereld kwam met een lading vol zilver en goud. Gelukkig zag Piet, die in de touwen hing, de jolly roger, en vertelde het aan de sint. De sint gaf het bevel om te keren en koers te zetten zo ver mogelijk van de piraten vandaan.
Haalden de piraten dan het schip van onze sint in? Ook dit deden ze niet. Het schip van Nicolaas was sneller dan die van de piraten, en God had het schip gezegend, zodat het niet kon zinken. Twee weken duurde de achtervolging van de piraten. Gelukkig waren de piraten toen zo ver weg, dat ze de achtervolging stop zetten. Maar onze goed heiligman had een probleem. Ze waren zo ver weg gevaren, dat Piet niet meer wist waar ze waren.
Op goed geluk zette het schip koers naar het oosten. Dagen voerde ze zonder land te zien. Op de achttiende dag na het verschijnen van de piraten begon het te stormen. Het was een onweer om van te beven. De donder rafelde over het water. Sommige pieten waren zelfs zo bang, dat ze onder de tafels in de kajuit kropen. Het schip kreunde door de golven die tegen het hout sloegen. Nicolaas was helemaal niet bang. Zijn schip was immers geheiligd door Onzer Allen Vader en kon niet zinken. Hij zat rustig in zijn hut de cadeautjes van de kindertjes te sorteren. Hij lachte al bij de aanblik van de gelukkige kinderen.
Op het dek stonden wat pieten te turen naar de woeste zee, maar vooral wat ze daarop hadden gezien. Het leek op een schip, maar zo snel als hij te voorschijn kwam, was het schip weer verdwenen. Zelfs de moedigste Piet werd er bang van.
De stormwind verstomde het geschreeuw van de bemanning. Op de golven dichtbij het schip vaarde de Vliegende Hollander.
Het spookschip had de witte zeilen bol, en aan de grootste mast hingen flarden van de vlag der Nederlanden. In het donker van de storm kon men bij de mast de gedaante van de kapitein herkennen. Het schip sneed door het water en leek op andere momenten te zweven.
De pieten waren zo geschokt door de verschijning dat geen meer iets kon zeggen. Behalve een dappere piet die snel naar de sint rende.
Ondertussen begon het spookschip om de boot te cirkelen. Uit de buik van het schip klonk het geweeklaag van de goede Amerigo, het paard van de goed heiligman. Ook de pieten waren doodsbang, want het schip begon steeds dichterbij te komen op de kolkende golven. De wind gierde langs de masten en het water schudde de boot hevig heen en weer.
Sinterklaas was aan dek gekomen en zag de Vliegende Hollander aan komen stormen. Hij stuurde meteen de dappere Piet die ook hem had gehaald naar het ruim om een vat met wijwater te halen.
Nicolaas nam het wij water en sprankelde het over het dek van de boot. Ook vroeg hij aan Onzer Vader of hij de gevaren kon wegnemen. Hierop klaarde de lucht op en van de Vliegende Hollander was in de wijde omtrek niets meer te zien.
De pieten verlangde nu nog meer naar het vaste land, en meteen zetten ze koers naar het oosten. Het was ondertussen al nacht geworden en de sterren blonken aan de hemel.
Toen de zon aan de hemel kwam was er in de verte land in zicht. De pieten juichten. In enkele uren was er een stad in zicht. In de haven waren veel masten en aan elke mast hing de Nederlandse vlag. Hun dag kon niet meer op, zo blij waren ze. Maar van ��n piet vertrok het gezicht. Hij was hier al eens geweest. Met een melancholisch gezicht zei hij tegen de anderen: Deze stad, dat is Kaapstad.
En zo was het dat in dat jaar er geen cadeaus werden uitgedeeld in de lage landen. En nog jaren later vertelden de inwoners van Kaapstad aan elkaar hoe verbaasd ze waren geweest toen ze opeens een cadeau vonden op de vijfde van december.
Sinterklaasinkopen
Dit verhaal is geschreven door P-etr-a
Al uren struint Hanna door de stad. Waarom moest ze toch ook het
lootje van haar vader trekken! Haar jas kleeft aan haar armen, ze
heeft een te korte trui aangetrokken eronder. Natuurlijk ook niet
verwacht dat het z� lang zou duren voor ze een geschikt cadeau zou
vinden. In haar hoofd gaat ze de mogelijkheden af: een cd, dvd,
luchtje, wat kan nog meer? Hanna besluit eerst maar eens een kopje
koffie te drinken als ze een schattig cafeetje ziet. Nog maar net zit
ze of er komt een serveerster op haar af. "Kan ik u helpen?" Even
denkt ze erover dit meisje te vragen naar cadeautips, maar ze bestelt
gewoon een cappuccino. "Wilt u daar een punt warm appelgebak bij? Deze
week voor maar ��n euro bij de koffie." "Ach welja, toe maar ook.
December is toch nog niet duur genoeg."
Hanna pakt vast haar portemonnee uit haar tas en stelt zichzelf gerust
door te zien dat er nog genoeg contant geld in zit. Meteen pakt ze er
een blocnote bij en noteert ze alle opties voor kleine presentjes die
ze voor haar vader zou kopen.
CD
DVD
Luchtje
Ondergoed???
Ze peinst en leest het nog eens over. Alles is zo afgezaagd! Hanna
bedenkt zich dat ze nu al een nieuwe tas heeft gekocht, drie boeken
van het antiquariaat, twee nieuwe dvd's uit een actie en een mascara
die ze eigenlijk niet nodig had maar er zo aantrekkelijk uit zag in de
reclame. Als ze nu nog verder gaat, zal ze alleen maar meer voor
zichzelf kopen!
De serveerster brengt een cappuccino en appelpunt. Omdat ze bij Kassa!
een tijd geleden zag dat de suiker een tijdje op het schuim moet
blijven liggen, test Hanna de cappuccino via deze methode. Ze voelt
zich direct al schuldig bij het verorberen van haar bestelling omdat
ze w��t hoe een dikmaker december zal worden. Ze laat vijf euro achter
op haar tafeltje en probeert haar dikke jas in haar nieuw gekochte tas
te proppen. Dat lukt. Opgelucht haalt ze adem als ze weer buiten in de
frisse lucht staat. Wat is het warm voor zo laat in het jaar!
Hanna voelt zich ook warm van binnen worden als de klokkentoren 'Zie
ginds komt de stoomboot' speelt en de kerstverlichting aanspringt.
Maar wacht! Dan is het al vijf uur! Ze pakt haar mobieltje en schrikt.
Ze trekt een sprintje naar het station, waar de bus net voor haar neus
wegrijdt. Hijgend zakt ze neer op het wachtbankje en haalt ze een
flesje water uit haar tas. Eigenlijk zou ze wel zin hebben in een
warme chocolademelk, maar gelukkig heeft ze niet meer genoeg geld in
haar portemonnee om die bij de Kiosk te kunnen kopen. Omdat het toch
wel een beetje koud is trekt ze haar jas weer aan en probeert ze alle
spullen in ��n tas te stoppen. Ze stopt een strippenkaart in haar
jaszak en schopt wat afvallige blaadjes weg.
Een half uur later komt de volgende bus aan en gaat ze met een voldaan
gevoel naar huis. Hanna weet al wat ze gaat doen. Thuis aangekomen
gooit ze de gekochte spullen samen met haar schoenen en jas in een
hoek. Ze klapt haar laptop open en bestelt binnen vijf minuten een
mooi geschiedenisboek voor haar vader. D�t is pas het moderne
Sinterklaasshoppen, morgen heeft ze het in huis.
Tevreden schuift Hanna een van haar nieuwe dvd's in de speler. Zo, dat
is klaar. De surprise Die komt later wel!
Juli
Dit verhaal is geschreven door Tha_Erik
geweldig vind ik dat. Ja, ik hou toch zo erg van die maand. Juli heb ik het
over. Elke keer als het juli is heb ik zoals van, ja, ik heb er weer zin in.
Weet je al dat een oud vriendinnetje van de lagere school in juli jarig was?
Marietje heette ze. Haar ouders hadden het goed getroffen, altijd veel geld
om uit te geven. Ik ben ��n keer bij Marietje op een verjaardagsfeestje
geweest. Dat was toch echt een speciaal feestje. Haar ouders hadden een
echte clown ingehuurd. In die tijd was dat niet goedkoop, weet je.
Ja, juli was echt geweldig. Ik weet nog goed hoe ik reageerde toen ik en
mijn ouders vroeger, in juli, me meenamen om te gaan picknicken. Het was wel
koud hoor. Dat picknicken was in die tijd echt heel ongewoon. Vrouwen bleven
thuis om te werken, en de mannen konden naar buiten. Nee, wij waren echt een
nieuw soort familie. Met al die nonsens wilde we niks te maken hebben. En
daar ben ik blij om. Ik kan er niet tegen als er mensen achtergesteld
worden. Ooit heb ik zelfs een kopje koffie gekocht voor een dakloze. Je kan
je toch niet indenken dat iemand geen dak boven zijn hoofd heeft? Geen huis
om in thuis te komen? Die kop koffie kwam goed aan, en hij knapte er meteen
van op. Nou ik dit zo zeg, volgens mij was dit ook in juli.
Wat een toeval, alle dingen die in juli gebeuren. Ik heb zelfs mijn man
ontmoet in juli, het had die nacht gesneeuwd, dus alles zag er zo mooi zwart
wit uit. Ik geniet van verse sneeuw in een park Hoe dan ook, toen ontmoette
ik dus mijn man Geert. Op die frisse dag kon hij me toch vervullen met
warmte. Na die eerste ontmoeting is de verliefdheid snel gekomen. Van beide
kanten, anders is het natuurlijk nutteloos. Heel wat frisse avonden hebben
wij door het park gelopen. Dat waren de goede oude jaren.
Niet dat het tegenwoordig niet meer fijn is in juli. In tegendeel juist.
Tegenwoordig geniet ik er nog meer van. Zonder twijfel is juli mijn
lievelingsmaand. De winters waren vroeger veel kouder dan nu. Dat komt door
het broeikaseffect, zeggen ze. Ik weet het niet hoor, volgens mij is het
eind van de wereld gewoon in zicht. We moeten nu nog genieten, zolang het
kan. Voor je het weet is het voorbij. Kansen gehad, poppetje gezien kastje
dicht.
Vooral op mijn leeftijd moet je gaan oppassen waar je tijd aan wilt
besteden. Niet alles is nog even belangrijk.
Kerst vind ik wel weer erg belangrijk. Geboorte van Jezus in de stal.
Vroeger gebeurden er pas ongewone dingen. Ja, Sint Nicolaas is ook wel leuk,
maar dan vooral voor de kleinkinderen. Als je het mij vraagt is juli de
leukste maand.
Hoezo december? Zei ik juli dan? Ik weet toch zeker dat ik het over december
had. Maar je brengt me helemaal uit mijn verhaal. Ik was zo lekker aan het
vertellen.
Hoe dan ook, ik was aan het vertellen over april. Want alles was er in april
gebeurd Zo geweldig vind ik dat. Ja, ik hou toch zo erg van deze maand.
April heb ik het over. Elke keer als het april is heb ik zoiets van, ja, ik
heb er weer zin in. Weet je al dat een oud vriendinnetje