TTK-wedstrijdnovember2005verhalen I: verschil tussen versies

Uit FOK!wiki
Ga naar: navigatie, zoeken
(Erythrofobia)
 
(2 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 360: Regel 360:
 
*[[TTK-wedstrijdnovember2005verhalen II]]
 
*[[TTK-wedstrijdnovember2005verhalen II]]
  
[[categorie:TTK]]
+
[[categorie:november2005]]

Huidige versie van 11 dec 2005 om 18:34

De as van het kwaad[bewerken]


Dit verhaal werd geschreven door Ancient

Het schijnsel van de volle maan zocht zijn ogen. De maan was bijna volledig verborgen door een
pak wolken, maar her en der vielen er gaten in de mantel die om de stad lag. Achter de
wolken kon men soms een ster zien, of de maan, maar hij was vooral blij om de donkerrode
gloed te zien, die de hemel kleurde. Het was altijd prettig om een vertrouwt iets te zien,
vooral in tijden van onrust. Hij kon nog herinneren dat hij vroeger, voor de oorlog, wel
eens samen met zijn kinderen op het dak van zijn huis stond, naar de sterren te kijken, of
naar Helios die met zijn vurige wagen de stad verlichtte. Zijn kinderen waren nu ver weg,
vechtend voor hun idealen, maar hij zou ze weer terug zien, in dit leven of daarna.
Zijn hand zocht in zijn zak naar een kogel. Hij voelde de koude metalen huls tegen zijn
vingers glijden. Hij pakte de kogel uit zijn zak, geruisloos, zoals ze hem dat hadden
geleerd. Met een zachte klink laadde hij het geweer.
Alleen een geoefend oog kon hem nu zien, of een hitte sensor. Hij was goed verborgen in de
schaduwen. Toch, voorbereiding zorgde ervoor dat in onverwachte situaties hij toch kon
overleven, en voor geruststelling. Als iemand hem, per ongeluk, toch zou vinden, zou hij
zich nog kunnen redden. Hopelijk hoefde het niet zo ver te komen, de nacht was nog jong, en
de soldaten zouden vast en zeker stoppen met zoeken voordat het ochtend werd.

Een schreeuw klonk door de straten. Geen angstige kreet, maar een commanderende. Soldaten.
Ze klonken niet ver weg, enkele straten. Ze waren zeker op zoek naar hem. Zelfs vanaf hier
kon hij het vuur zien, boven de gebouwen, reikend naar de hemel. Het vuur was rood, soms
met geel erdoorheen. Hij kon zich soms helemaal verliezen in het vuur, en nergens aan
denken. Daar was het nu alleen geen tijd voor. Zijn lijf stond strak van de spanning. Hij
veegde met zijn hand de zweetdruppels van zijn gezicht.

Het vuur was al geminderd, en alleen de toppen van de vlammen waren nog te zien voor hem.
De zware voetstappen van legerkisten die door de straten marcheerden waren ook gestopt.
Blijkbaar was de zoektocht stopgezet, ze zouden vast een ander hebben gevonden om de schuld
te geven. Het was nu tijd om uit zijn schuilplaats te komen. Voorzichtig zette hij zijn
schoenen op de straattegels. Hij verlichtte de wijzerplaat van zijn horloge. Half vijf,
binnenkort zou licht weer over de straten schijnen.
Hij was nu bijna bij het huis. Zijn hand zocht de deurklink, terwijl hij in het zwakke
licht van een straatlantaarn even verderop soldaten zag aankomen. Gelukkig zagen ze hem
niet, want hij stond in de portiek. Hij gleed snel naar binnen en sloot de deur achter
zich. Een zucht volgde snel.

Hij kneep zijn ogen dicht. De lamp die aan het afbrokkelende plafond hing scheen fel in
zijn ogen. Hij keek in de spiegel die aan de met blauwe vlinders behangen muur hing. Het
lichtrood van zijn huid was in schril contrast met zijn zwarte haarkleur. Zijn haar wierp
zich omlaag langs zijn gezicht en zorgde voor een baardje bij de kin. Door de spanning
waren de blauwe aderen in zijn ogen nog steeds goed te zien. Hij ging met zijn hand langs
zijn gezicht, eerst zijn neus, toen zijn mond, daarna zijn oren en als laatst zijn kleine
hoorns, die aan beide kanten van zijn gezicht net boven het haar uitstaken.

Om niemand wakker te maken deed hij zachtjes de deur naar de kelder open. De deur kraakte
even, maar niet erg hard. Hij liep snel naar het lichtschijnsel dat onderaan de trap
scheen. In het midden van de kelder stond een tafel, stoelen daaromheen. Er maar een
iemand, Jehroed.

Ik ben terug, zou ik met haar kunnen praten? Vroeg hij aan Jehroed. Hij legde zijn geweer
op de tafel. het ministerie staat in de fik. Jehroed antwoordde niet meteen, maar na een
korte tijd zei hij: Je kan doorlopen, je weet de weg. Jehroed wees op een donkere gang.
Hij was er al veel eerdere keren doorgeweest, maar die gang had altijd iets
onheilspellends. Het was niet het rode licht dat de gang verlichtte, maar meer de vele
deuren. Achter elke deur zou zich iets kunnen verschuilen waar zelfs hij, een half-demon,
bang van zou worden. Wezens uit de lagere lagen van de hel, sterkere wezens, die hun plaats
dicht bij de leider al reeds verdient hadden.

Aan het eind van de gang opende hij een deur. In het licht van vurig brandende kaarsen
stond Zij. Zij had een kleed over zich heen, zodat ze niet herkend zou worden. Zo konden
rebellen, als ze opgepakt werden door de soldaten, ook niet vertellen wie het is. Het was
een kleed dat ook wel gebruikt werd tegen de stormen der woestijn. Hierdoor kwamen de ogen
niet vol met zand te zitten. Het kleed was bloedrood gekleurd. Een vrouwenstem klonk uit
het kleed.
Je hebt je werk gedaan, je zal hiervoor beloont worden. We zullen je voor onderdak zorgen
en je naam zal gegeven worden aan machten die hoger dan mij staan. Verlaat me nu, en drink
op de overwinning.

Gretig zette hij zijn lippen aan de aardewerken beker. Het bloed baande zich een weg via
zijn lippen naar binnen. Koel bloed, vers gehouden in de kelder, waar geen licht het kon
verwarmen of laten bederven. Volbloed mensen, al dienden ze zelf voor niets, hun bloed was
altijd verfrissend om te drinken. Al waren sommige mensen �cht nuttig, de meesten waren
stomme kuddedieren, die achter elkaar aanliepen. In steden werden ze gefokt om daarna
geslacht te worden voor de demonen. Hij zette zijn hoektanden in een arm, en scheurde het
vel weg. Hij zuchtte diep. Oh, hoe hij verlangde naar zijn zoons.

Drie maanden geleden was het begonnen. Ze leefden allemaal onder de macht van Sadann. Het
leven was hard, maar ze konden goed rondkomen, er was altijd eten, en geen grote problemen.
Nadat hij zijn vrouw had getrouwd was hij uit het leger gegaan. Hij was een winkeltje
begonnen in de stad en ze hadden twee prachtige zoons gekregen, Masmed en Lokit. Zijn zoons
waren opgegroeid, en gingen al bijna naar de universiteit tot het hele leven opeens
veranderde.

Het leger van de hemel viel binnen. Met man en macht en al snel waren de steden verovert,
het land ingenomen. Ze kwamen onder valse voorwendselen; dat de demonen wapens zouden
hebben die ze niet mochten hebben, en dat mensen onder zich zouden hebben die de koloni�n
van hemel wouden terroriseren. Maar pas toen de as van het kwaad binnen vielen, pas toen
waaide de as op, en de wind nam het mee. Het as daalde neer in de koloni�n der hemel. Ook
zijn eigen zoons waren naar het westen getrokken, uit woede, uit haat.
Hij zette zijn beker neer met een klap, en het bloed gonsde over de rand heen.

Met valse redenen waren ze binnengevallen en al snel hadden ze enkele poorten gesloten en
ze wouden nog meer poorten naar de hel sluiten. Uiteindelijk alle poorten, zodat de engelen
een paradijs op aarde zouden schapen en iedereen blij en vrolijk is. Maar de engelen waren
net zo wreed als demonen, en ook hun doel was verovering. Het zal een paradijs worden voor
de engelen, die zich te goed doen aan het menselijk vlees. Het enige wat verandert is het
evenwicht op de wereld, die hevig verstoort zou worden. Werkelijk een hel op aarde.

Hij hoorde de deur slaan en ontwaakte meteen uit zijn gedachtes. Snelle voetstappen kwamen
in de buurt van de kelder deur. gekraak, de deur werd geopend. De voetstappen kwamen
dichterbij, de trap af. Er was haast, die voetstappen waren nu bijna bij de laatste treden.
De schoenen waren eerst te zien, daarna de mantel, die men aanhad als men over straat ging
of tegen hogere demonen sprak. Een jonge man, iets jonger dan dertig geschat, hield
uitgeput bij de tafel halt. Zezeze komen eraan. kon de man net met zin laatste adem
uitbrengen. Hij wist alweer waar hij deze man van kende, het was een wachter.

Alarmfase, zijn hand zocht automatisch de alarmknop. Al snel loeiden de sirenes, niet erg
hard, maar hard genoeg om men uit zijn slaap te schudden. Een officier kwam naar hem
toe. Wat is er? Waarom gaat het alarm?
De soldaten, ze komen, we moeten terug vechten.

Al snel was iedereen op zijn plek. Velen waren ge�vacueerd door de poort. Op de daken lagen
sluipschutters, en bij de ramen hadden ze machinegeweren. Zelf stond hij voor de deur, die
met ijzer was versperd. Een roep van boven. De soldaten waren blijkbaar in zicht. Spanning
trilde door zijn lijf. Schoten werden gevuurd, van buiten van een gil. Voetstappen aan de
andere kant van de ijzeren muur. Automatisch laadde hij zijn geweer. Concentreren, dan
schieten. Het gonsde door zijn hoofd. Gebonk klonk op het ijzer. Deuken lieten het effect
zien. Nog steeds klonken er schoten buiten. Schoten en gebonk. Bijna, en de ijzeren muur
was weg. Hij kon nog weg, vluchten naar de poort. Maar dan wordt hij daar vermoord. Niet
vluchten, verdedigen. Het ijzer brak. Hij haalde de trekker van het geweer over. Een
laatste gil. Voor het rode leger!


Poezelige voetjes [bouqeutte-reeks][bewerken]


Dit verhaal werd geschreven door Forno

Wat heb jij met rood?
Rood staat voor socialisme en communisme, de liefde natuurlijk en het straalt warmte uit.
Niet zo gek dat de hoeren een rode lamp voor de deur hebben hangen. Dat oefent een
onweerstaanbare aantrekkingskracht uit onder sommige onder ons, de man. Ik heb er zelf
nooit rode wangetjes van gekregen. Er straalt een zekere armzaligheid vanaf. Als man moet
je een zekere realiteitskrisis hebben ondergaan alvorens je op een hoer afstapt. Een
gebroken hart dat daarna is verzuurt. Althans dat is mijn beeld van de klandizie van een
gemiddelde hoer.
Wil je zeggen Tenko, dat je nog nooit naar een hoer bent geweest?
Nee, hoezo?
Je bent nogal neerbuigend over het oudste beroep van de wereld. En iedere vent is minimaal
��n keer in zijn leven naar de hoeren geweest.
Dus jij beweert dat je naar de hoeren bent geweest.
Natuurlijk, wat is daar verkeerd aan?
Je hebt je dus laten afzuigen door een hoer met een dikke zaadbek? Die eerst zaadklonters
uit haar mondhoeken moet vegen voordat jij aan mag.
Even rustig aan Tenk, je bent blijkbaar zo groen als gras. Je wilt niet weten hoeveel
jongemannen zich laten afzuigen naast de deur. Er zitten schoonheidjes tussen hoor. Het
zijn niet allemaal van die speenvarkens uit het oostblok. De meeste mannen hebben een
beeldschone vriendin of vrouw!
Die dan blijkbaar niet aan hun trekken, een mooi popje maar O zo kleinzerig. Hoe kil ben
jij om Yola zo bedonderen. Ze is niet het meest intellectuele typje, dat ben ik met je
eens. Maar om haar zo achter haar rug te bedondere getuigd van weinig respect Ben.
Respect! Niet zo zwart wit jongen, het is een kwestie van afwisseling. Verandering van
spijs doet eten zegt men. Het is de natuur. De man moet zijn genen zo vaak en zo snel
mogelijk verspreiden en de vrouw moet de kinders opvoeden.
Bla bla bla. Via het orale infuus? Nou geef mijn portie maar aan fikkie. Of wil je zeggen
dat jij iedere avond een andere hoer bevrucht?
Nee niet iedere dag, eens in de week. Dit gesprek is zo oud als de mensheid, wat zeg ik,
sinds de evolutie. Genen, je weet wel, survival of the fittest! Probeer het eens, en dan
spreek je de volgende keer.
Dat argument heb je net al gebruikt. Geen haar op mijn hoofd die daar aan denkt. En dat
zijn er niet zo veel meer helaas. Ik had er niet over moeten beginnen, even wat and...
Man, lul niet! Neuk een hoer!
Ehm, hey Saskia! Ik hoorde je niet aankomen.
Wat zijn dat voor praatjes die je aan mijn vent smeert? Neuk een hoer? Praat je ook zo
stoer naast Yool? Ik kom net uit de stad, ben met dr wezen eten in de Holdia. Nou kom op,
wat is er gaande!
Ben was net over zijn hoerenloperij aan het vertellen.
Sorry Tenko. Ik had mijn grote mond moeten houden in jullie gezelschap. Willen jullie me
een plezier doen en niets tegen mijn lieve dinnetje zeggen?
Wees gerust kerel, als jij iedere week een hoer wil volspuiten, ik weet van niks.
Sas, je kunt toch wel een geheimpje bewaren voor de beste vriend van je vriend?
Ik wil niets met je vreemdgang te maken hebben. De eerst volgende keer dat ik Yola spreek
kan ik niet zwijgen. Dat weet jij net zo goed als ik.
Sas, lieve, lieve Sas. Ik maak nu even geen grapjes meer. Weet je al hoe lang Yool en ik
samen zijn? Zie je niet welke onherstelbare schade je haar en mij aandoet, door dit lullige
geheimpje te verklappen. Kun je het contact niet voor een paar maanden verbreken? Bedenk
een smoes, zeg dat je een maand gaat reizen met Ben.
Ik kan mijn geweten niet zomaar uitschakelen Ben. Ik verbaas me dat jij dat wel kunt Tenk,
slappe lul.
Spreek voor jezelf pop. Voor vrienden heb ik een selectief geweten, zeker als het om een
pijnlijke kwestie als deze gaat.
Ik hoop dat je geweten wel aan staat wanneer je met mij praat?
Sas, maak er alsjeblieft geen drama van, ik wil alleen maar aangeven dat mijn loyaliteit
ook bij mijn vriend ligt. Als daar niet mee kunt leven hebben wij ook een probleem.
Godver, Tenk, ik wil niet stoken in een goed huwelijk. Maar Saskia, ik verzoek je toch h��l
vriendelijk doch dwingend, om niets tegen Yola te zeggen.
Wat een ongelofelijk blok ijs moet dat hart van jou zijn.
Laat maar, ik zie jullie wel weer. Deze hopeloze discussie heeft geen oplossing. Ik zie je
zaterdag in de Ladak Tenko?
Ehm, ja ik ben er.

[Telefoon gaat] Sas, hoe gaat het ermee?
Yool, hou je vast, ik moet je wat vertellen. Ik vanavond ontdekt dat Ben vreemd gaat.
Sorry? Wat zeg je?
Hij was hier vanavond met Tenko, en vertelde net dat hij naar prostituees gaat. Hij is de
deur uit en beval me vriendelijk om niets tegen je zeggen. Maar ik kan geen geheimen voor
je bewaren. En ik wilde je eigenlijk al vanaf het begin waarschuwen wat een lul die Ben is!
Sorry, ik bedoelde het niet zo grof. Maar als mijn beste vriendin wil ik je dit vertellen.
Ik kan zoiets niet voor je verzwijgen.
Rustig Sas, Ben heeft me de eerste dag al vertelt dat hij zijn bezoekjes aan de rosse buurt
nooit voor me zou kunnen opzeggen. Maar vind je Ben een lul?
Sorry, ik bedoelde het niet zo grof. Maar ik begrijp niet dat je je leven kunt geven aan
een man die dagelijks..
wekelijks..
...wekelijks een prostituee bezoekt en hem hem trouw blijft?
Ja, ik noem het gewoon hoeren, maar ik vind het schokkender dat je Ben een lul vindt.
Jullie kunnen het meestal prima met elkaa vinden, ik word er soms jaloers van!
Ik snap inderdaad niet wat je in hem ziet.
Wij hebben een open relatie Saskia. Hij heeft zijn behoeften en ik wil soms ook wat
variatie. Om scheve blikken te voorkomen houden we dat voor ons zelf.
Daarom mocht ik dus niets tegen je zeggen van Ben. Je moet je vent beter opvoeden, hij
heeft gisteren zijn mond voorbij gepraat. Hij wrong zich in allerlei bochten om mijn mond
te snoeren. De lul! Sorry...
Alsof jij zon muurbloempje bent trut! Je loopt altijd te kakelen over Geert en zijn
lekkere kontje. Ik voeg de daad bij het woord, gisteren heerlijk gebeft op de bank, door
Geert.
Ik veroordeel je niet, maar je kunt dit soort dingen best in vertrouwen met me delen!
Nou, dan weet je nu al mijn geheimen, wat is jou geheim?
Ehm... Dat kan ik niet zeggen.
Ik wil geen spelbreker zijn, maar je vertelde net dat we alle geheimen met elkaar konden
delen, trut. Draagt Tenko stiekum vrouwenkleren? Ben je als man geboren, of pijp je de
buurman stiekum?
Slet, dat jij een voor man en alleman plat gaat. Ik heb een aantal normen en waarden er is
een fatsoensgrens Yool.
Laat jij je leven door Balkenende leiden?
Niet zo vreselijk bijdehand Yool, je irriteert me.
Vertel me dan wat jou geheim is, gaat het over mij?
Nee, er zit me niets dwars, ik... kan je alleen niet alles vertellen.
Dan houdt dit gesprek op. Ik hoef je niet meer te zien of horen voordat je geheim bij mij
bekent is. Dag Saskia [Klik]


Hee kerel, waar bleef je nou, ik wacht al een kwartier op je. De kruk naast me is gewild.
Laten ze tegenwoordig hoeren toe in de Ladak?
Nee fijne vent, haal die ogen uit je de broekzak, de tent zit bomvol man. Het is Hazes
avond, het dak gaat er af. De volkszanger met zijn hart op de juiste plaats. Over honderd
jaar wordt zijn muziek nog steeds gedraaid, in dit cafe, let op mijn woorden. Heb je de NRC
vandaag gelezen?
Ja, hoezo, bedoel je dat artikel van Zeeman?
Nee intellectueeltje van me, er schijnt een nieuw griepvirus te zijn uitgebroken. In
Haarbest is een kip gevonden die de griepvariant HN5L van zijn boer heeft opgelopen. Ze
hebben de boer preventief geruimd!
Om je te bescheuren Ben. Ik via van Saskia gehoord dat Yool niet meer met haar wil praten.
Ze alleen wil niet zeggen waarom.
Tenk, even tussen jou en mij. Ik weet dat je me niet laat vallen voor Saskia. Wat een
kutwijf trouwens, ik had dat soort achterbakse gedrag niet achter haar gezocht! Ik had de
deur godverdomme geen minuut achter me dichtgetrokken of dat lievertje belt Yola op! Ik had
haar zo uitdrukkelijk gevraagt te zwijgen. Nu heeft Yool een week van rouw in gelast. Een
week geen sex! En bedankt Sas. Kun je dat wijf van je wat beter africhten?
Dat wijf is mijn vriendin Ben. En ik vind het klote hoe het is gegaan. Aan de andere kant
ik begrijp haar wel.
Wat ben je toch een ongelofelijke goedzak Tenk. Je leert me het portie nederigheid wel, ik
heb daar wel respect voor. Maar laten we niet te lang stilstaan bij de pijnlijke kwestie,
het lot is ondoorgrondelijk. Je bent trouw aan je vriendinnetje, ik zal er geen woord meer
over vuil maken. Ik wil er nog ��n ding kwijt, Yool en ik hebben en open relatie. Dat heb
je waarschijnlijk al gehoord en vraag me niet waarom, dat heb ik je al proberen uit te
leggen.
Je bedoelt dat echte-mannen-neuken-hoeren verhaal van je?
Dat heeft een aantal consequenties. Ik ben aartslelijk en mis de energie tegenwoordig om
een ieder weekend een andere vrouw te verleiden. Weet je hoe moeilijk dat is in Nederland.
Die wijven kijken je niet meer aan al werp je rode rozen voor hun poezelige voetjes. Hoeren
hebben die arrogantie niet, ik bedoel eigenlijk dat ze niet zo onzeker zijn. Ik ben het dan
ook volstrekt niet met je eens dat hoeren en hun lopers kil zijn. Ze geven een hoop mannen
genegenheid. Dat rode-lamp verhaal van jou is ook zo lek als een mandje.
Zoals ik al eerder zei Ben, geef mijn portie maar aan fikkie. We missen de helft van de
wedstrijd. Wacht even mijn telefoon gaat.

[Tring] Saskia, schoonheid, wat doe jij voor mijn deur?
Ik kom voor Yola Ben, geen reden om je gevleid te voelen.
Ze is vanavond bij haar broer op bezoek.
Nou dan ga ik weer.
Niet zo snel Sas, laat me je minimaal mijn excuses aanbieden voor de manier waarop ik je
trachtte te laten zwijgen.
Ach, het geeft niet rakker je bent wel lekker als je zo serieus kijkt.
En jij ook lieve schat als je zo boos kijkt. Dat rode rokje staat je beeldig, optima forma!
Heb je nog plannen vanavond?
Vuile, godver, waarom...
Wat, heb ik iets verkeerd gezegd?

Nee, je oefent juist een grote aantrekkingskracht uit, ik moet dit niet zeggen.

Ahaaaaa! Kom binnen Sas, dan praten we binnen even verder, ik zal niets tegen Yool zeggen.

Rotzak, wat ben je toch een ongelofelijk lekker vent, als je je kop maar kunt houden.

Natuurlijk, willen de poezelige voetjes zelf over de drempel lopen, of hebben ze hulp nodig?


Rood[bewerken]


Dit verhaal werd geschreven door Reya

Ze zit nog in een leeftijd dat meisjes onschuldig lijken. De groeispurt is nog niet gekomen,
een verlegen lachje siert haar prille perzik-gezichtje, de borsten zijn al aan het groeien,
maar nog lang niet het forse vrouwenreli�f. Ze fietst op een volwassenenfiets, die net te
groot voor haar is. Haar kontje zwiept heen en waar op het zadel terwijl haar voeten in een
uiterste strekking trachten de pedalen bij te houden. Een wat koddig, aandoenlijk gezicht;
reden voor enkele straatjochies om haar na te joelen. Het is haar onvermijdelijke lot,
zolang ze nog niet tot passende proporties is gegroeid, en zwijgend aanhoort ze de termen
die langs haar suizen. Het zal niet de laatste keer zijn dat obscene insinuaties haar
deelgenoot worden.

Haar borstjes gedragen zich de laatste dagen wat anders dan ze gewend is. Ze zijn wat
gevoeliger dan de normaal en de kleine tepels zijn plots opgezweld en harder geworden.
Gisteren regende het, en had ze het in haar dunne zomerjas behoorlijk koud gehad, dus daar
kon het best aan hebben gelegen. Vandaag is het echter een zonnige herfstdag, de bomen
kleuren langzaam vurig rood en geel, de eerst bladeren stapelen zich in de straten op. Zou
deze plotse gevoeligheid van haar puntige, trots vooruitstaande, borsten dan een voorbode
zijn van die, al zo langverwachte, groeispurt? Het is wat haar wensen influisteren;
bijblijven met die andere meisjes, waarvan een groot deel inmiddels al aardig boven haar is
uitgestegen. Ze zal tenslotte toch niet eeuwig zon klein meisje blijven, die nagefloten
wordt terwijl ze fietst, of die moet opkijken tegen haar leeftijdsgenoten?

Zouden haar vriendinnen weten waar deze ongewone aandacht die haar punten van vrouwelijke
volwassenheid plots vragen aan ligt? Met haar vriendinnen bespreekt ze normaal bijna alles,
van vriendjes die verjaardagen vergeten tot ouders die verbieden kinky ondergoed te dragen.
Maar dit is wel erg persoonlijkhaar vriendinnen zouden vast in giechelen uitbarsten of
haar bang maken met verhalen over allerlei ongeloofwaardige ziektes. Haar ouders zijn
evenmin een optie: nu al vindt ze dat haar ouders te weinig vrijheid voor haar laten, en
aan de bezwerende woorden van haar vader of de bezorgde reacties van haar moeder heeft ze
al danig een hekel gekregen dat ze dergelijke confrontaties nu wel uit de weg gaat. Een
lichte twijfel slaat toe; het zal morgen toch wel over zijn? En wat als het steeds erger
wordt?

Het alerte wiebelkontje is verworden tot een in gedachten verzonken fietser. Op
automatische piloot vervolgt ze haar route naar huis. Al zou een jongenskoor haar naroepen,
haar twijfel benevelt haar zintuigen, en beperkt haar tot het slechts nog horen en zien van
schimmen. Een lichte hoofdpijn komt opzetten; de gedachten verdwijnen er niet van. Ze
schrikt even op als ook een heftige buikpijn tot haar doordringt, maar al even snel wordt
ze weer teruggerukt in haar splijtende twijfel. De pijn wordt erger; maar ze blijft zich
verzetten tegen de gedachte met deze klachten naar iemand toe te gaan. Het verkeer wordt
drukker, enkele voorbijgangers kijken het schijnbaar emotieloos en compleet onoplettend
voortfietsende wiebelkontje met verbazing aan. Een zombie op de fiets, compleet bedwelmd
door haar eigen hersenspinsels.

Een voorrangsweg maakt een acuut einde aan haar gedachtegang. Ze moet acuut remmen voor een
voorbij scherende en luid toeterende auto. Hijgend staat ze voor de haaientanden, terwijl
de autos voorbij blijven rijden en haar buikpijn een voorlopig hoogtepunt bereikt blijkt
te hebben. Een paar minuten, enkele opwellende tranen en een uiteindelijk geslaagde poging
de pijn voorlopig te verbijten later brengt ze de pedalen langzaam weer in beweging. Het
voelt oncomfortabel; haar wiebelkontje begint langzaam tegen kleding aan te plakken en
geeft een klef gevoel. Na even doorrijden merkt ze het pas volledig: vocht begint zich in
de weinige ruimte tussen haar dijen en haar kleding te vermengen. Een paniekreactie, ze
stuurt haar fiets op de stoep en weet met enige moeite het grote, onhandige vehikel van
zich af te schudden. Het enige wat door haar hoofd suist is dat ze midden op straat is,
weliswaar vlakbij huis, maar kwetsbaar in de openbaarheid. Een sportveld met onooglijke
groenstrook is haar ge�mproviseerde redding. De bosjes beschermen haar van de boze ogen van
de straat, het sportveld is een verlaten vlakte waar geen mens is om het lieflijke,
kolkende meisjeslichaam te zien. Ze verlost haar heup van de strakke riem en trekt haar
strakke spijkerbroek omlaag. Een slagveld wordt onthuld.

Het witte katoenen slipje is grotendeels rood gekleurd. Enkele druppels menselijk levenssap
vallen op haar gympen. Sprakeloos kijkt ze naar hoe de rode vlek zich langzaam verder
verspreidt over haar slipje, terwijl de buikpijn met scheuten haar ineen doet krimpen.
Langzaam ontstaan roodbruine vlekjes op haar broek en schoenen. Ze lost een oerkreet, snel
gesmoord door haar schaamte. Haar onuitgesproken kreten weergalmen in haar hersenen, en met
haar krijst een nooit geboren kind mee, terwijl haar maagdelijke lichaam zich langzaam van
een onbevrucht embryo ontdoet. Een zielig hoopje mens, dat in al haar onschuldige
kwetsbaarheid zich ten aarde legt, terwijl de opwellingen van buikpijn doorgaan en haar
tranen over haar borsten glijden en via haar buik zich vermengen met het niet stollende
bloed, dat gestaag haar lichaam verlaat, en als een inktvlek over haar ondergoed is
verspreid. En terwijl ze haar doordrenkte slipje met afschuw bekijkt, wordt ze
teruggeworpen in haar panische gedachten, die het laatste stukje kracht uit har wegzuigen.
Slechts pijn en emoties zijn overgebleven, rood als een perfecte zomerse zonsondergang.


De beslissing[bewerken]


Dit verhaal werd geschreven door Biancavia

Ze zet haar kraag omhoog en trekt de rits van haar jas helemaal dicht, het waait en het is toch kouder dan ze had gedacht. Het bos heeft een rustgevende uitwerking op haar, beschenen door de stralen van de lage namiddagzon hebben de bomen prachtige herfstkleuren. Op het moment dat ze het bos in liep merkte ze al dat een deel van haar spanning verdween.
Ze had tot nu toe in gedachten verzonken gelopen, maar nu ziet ze het natuurschoon waar ze door omringd wordt. Ze blijft stilstaan om naar boven te kijken en ze ziet hoe de bomen zachtjes wuiven met bladeren in allerlei verschillende kleuren. Er staan veel soorten bomen door elkaar, sommige zijn al bijna kaal, andere bomen lijken nog een bijna vol bladerdek te hebben.
E�n boom valt haar het meeste op. Het is een eik met geeloranje gekleurde bladeren. De boom staat een paar meter van het wandelpad af. Zich een weg banend door de vele afgevallen bladeren naast het wandelpad loopt ze naar de eik. De stam voelt stevig aan onder haar handen. Plots schiet weer door haar hoofd waarvoor ze naar het bos was gekomen. Ze moet nadenken. Alles op een rijtje zetten en dan een beslissing nemen. Ze voelt afgunst tegenover de eik waar ze nu naar opkijkt, een boom hoeft niet na te denken, geen besluiten te nemen. Een boom zal niet verdrietig worden als zijn blaadjes verkleuren en hem zullen verlaten.
Ach, wat een onzin. Jaloers worden op een boom. Die kan niets aan de situatie veranderen waar zij nu in zit, ze zal zelf het besluit moeten nemen en verantwoordelijkheid moeten nemen voor de gevolgen.
Het is iets waar ze haar hele leven al moeite mee heeft. Haar opleiding, haar werk, haar relatie, ze heeft zich altijd al laten be�nvloeden door haar omgeving. Altijd vraagt ze eerst haar ouders of vriendinnen naar hun visie als er iets belangrijks is waarvoor ze moet kiezen. Trouwens, niet alleen bij belangrijke dingen, ook bij dingetjes zoals het kopen van een cadeautje voor iemand vraagt ze eerst naar de mening van anderen.
Waarom kan ze nu toch nooit eens op zichzelf vertrouwen? De eik naast haar lijkt vol zelfvertrouwen te zitten. Hij st��t er. Stevig in de aarde geworteld laat hij zichzelf trots aan de wereld zien en ook als de winter zal zijn gekomen zal hij niet minder trots zijn op zijn kale besneeuwde takken. Zorgen over zijn nageslacht heeft hij niet, de eikeltjes die uit de boom zijn gevallen zullen door vogels worden meegenomen en ergens anders in de grond worden gestopt, waarna de niet teruggevonden eikels weer zullen uitgroeien tot nieuwe bomen.
Was het voor haar maar zo makkelijk. Ze weet dat de beslissing die ze moet maken voor altijd invloed zal hebben op de rest van haar leven. Het is een keuze over het belangrijkste wat er voor haar gevoel op deze wereld is. Nieuw leven, waar zij ongewild nu de verantwoordelijkheid voor moet nemen. Of niet? Haar vriend wil het niet. Dat weet ze, hij heeft het haar van begin af aan duidelijk gemaakt dat hij zichzelf niet in een vaderrol ziet. Haar ouders zullen dolgelukkig zijn, waarschijnlijk zullen zij zich behoorlijk met het kindje gaan bemoeien.
Ze schrikt van het beeld wat haar gedachten oproepen. Opnieuw kijkt ze naar boven en ze voelt zich gesterkt door de zelfverzekerdheid van de eik. Haar blik wordt gevangen door een opvallend rood vlekje in het bladerdek, ��n rood blaadje tussen de geeloranje massa. Ze doet een stap achteruit zodat ze dat ene blaadje beter kan zien.
Een windvlaag aait haar nek en ze trekt haar kraag nog wat hoger op. Dan ziet ze hoe het rode blad beweegt tussen het geeloranje en dan plotseling loslaat. Het dwarrelt tussen de takken naar beneden en ze doet twee stappen naar rechts om het blaadje op te vangen. Ze bekijkt het rood wat in haar hand ligt, geen stukje geel of oranje kan ze ontdekken.
Het is een natuurlijk proces. Levende dingen die groeien, veranderen en dan weer plaats maken voor nieuw leven.
Dan weet ze het. Ze hoeft niet eerst aan iedereen te vragen wat ze moet doen. Het is haar eigen natuurlijke proces en haar gevoel dat ze dit intact zal laten bezorgt haar rust. Het zal niet makkelijk zijn, misschien zal ze er zelfs alleen voor komen te staan, toch weet ze dat dit de beslissing is die ze zal nemen.
Ze laat het rode blad vallen en loopt terug naar het wandelpad, maar voordat ze daar is draait ze zich om en loopt weer terug naar de eik, waar ze even stil blijft staan terwijl ze naar de grond tuurt. Daar ziet ze opeens een stukje rood en ze pakt het blad op. Als ze de oranje en gele vlekjes ziet die op het blad zitten en laat ze het weer vallen. Ze zoekt nog even, maar kan het hele rode blaadje niet meer terugvinden.
Terwijl ze naar het wandelpad terug loopt hoort ze de bladeren ritselen onder haar schoenen. Met haar linkerbeen schopt ze de bladeren omhoog en ze kijkt hoe ze langzaam weer naar beneden vallen. Om er zeker van te zijn dat ze alleen is kijkt ze even naar links en rechts over het wandelpad. Er is niemand.
Ze bukt zich en pakt zoveel mogelijk bladeren in haar handen als ze maar kan, om ze vervolgens met kracht boven haar hoofd de lucht in te gooien. Terwijl de bladeren langzaam naar beneden dwarrelen sluit ze met opgeheven hoofd haar ogen en ze voelt hoe sommige bladeren haar gezicht strelen en hoe andere in haar haar blijven hangen. Nog even geniet ze van het moment, waarna ze haar ogen weer open doet en zichzelf geruststelt dat niemand haar heeft gezien. Ze haalt wat bladeren uit haar haren. Eentje daarvan is net zo egaal rood als het eikenblad wat haar geholpen had in haar besluit. Ze glimlacht en stopt het rode blad in haar jaszak. Het was een goede beslissing geweest om even naar deze plek te gaan.

De duivel in het spel[bewerken]


Dit verhaal werd geschreven door _Arual_

Het dorp was veranderd sinds zij er woonde. Wanneer tegen het einde
van de middag de school uit was, trokken drommen kinderen geruisloos
door de straten heen naar huis. Uit de kroeg, het mannendomein,
weerklonken nooit meer dronkemansliederen. De meest fervente
roddelaarsters spraken niet meer met haar, over haar of over elkaar
-zelfs de barbier (die natuurlijk een man was, maar bovenal barbier),
knipte zijn klanten voortaan in stilte. Sommigen beweerden dat de
kerkklokken minder hard luidden dan vroeger, en dat de vogels lang
niet zo uitbundig floten als voorheen. Het is in ieder geval een feit
dat de honden niet meer blaften. De vier boerderijen die naast elkaar
aan de rand van het dorp stonden, hielden voortaan valse, knauwende
ganzen als erfbewakers.

En toch was het nooit stil in het dorp. Dat lag aan haar, aan de
roodharige vrouw, aan de muziek die uit haar huis kwam. Sinds zij met
haar piano het huis had betrokken, was er altijd maar die stroom van
klanken. Bij zonsopgang waren de straten gevuld met lichtvoetig
gepingel dat de dorpelingen bijna dansend uit hun bedden verdreef. De
middagen waren doortrokken van wat zwaardere barokke tonen. Tegen de
tijd dat de zon onderging, deinden de mensen heen en weer op muziek
die zo vanaf een middeleeuws hof leek te komen. Degenen die ver na
twaalven wakkerschrokken uit een koortsdroom, of zij die midden in de
nacht een koe hielpen bevallen, werden omgeven door spookachtige
liederen die kilometers verderop ook nog te horen moesten zijn.

Van heinde en verre werden mensen aangetrokken door de betoverende
klanken. Sprakeloos stonden ze te luisteren naar de piano die nooit
ophield. En wanneer de beluisteraars uren na hun arriveren op hun
paard sprongen en weer naar hun eigen dorp vertrokken, slaagden ze er
tot hun verbijstering niet in om ook maar ��n stukje van wat ze
gehoord waren te neuri�n.
Wanneer ze thuis gevraagd werden waar ze naar hadden geluisterd,
antwoordden ze na enkele ogenblikken stilte: "Daar heb ik eigenlijk
geen woorden voor." Of: "Dat kan ik niet zeggen." Iemand als ik zou
waarschijnlijk verzucht hebben dat het nauwelijks beschrijven viel.
Het verhaal gaat dat een groot musicus uit de hoofdstad probeerde om
de muziek op papier te zetten. Maar de tonen die hij hoorde, konden
onmogelijk in notenschrift worden vastgelegd.

Jaar na jaar ging het zo door. De timmermannen van het dorp bouwden
ongevraagd een tribune bij het raam waarachter zij sto�cijns piano zat
te spelen. De geiten aten het gras op dat uit haar tuin was
verwijderd. Men rukte bramen- en bessenstruiken uit de grond, maar
niet voordat de vruchten ervan geplukt en opgegeten waren door de
kleuters uit het plaatsje. De houthakker kapte de bomen in de tuin om,
het hout dat dit opleverde werd in de tribune verwerkt. De vrouw keek
niet eens op toen een groep jongens de stenen die bij wijze van paadje
richting haar voordeur liepen, ��n voor ��n met geweld uit de grond
bikten.
Slechts ��n enkele keer maakte de vrouw haar blik los van de
toetsen onder haar handen. Dat was toen een jonge timmermansknecht de
rode rozenstruik die tussen de voordeur en het raam groeide, uit de
bodem wilde trekken. Terwijl hij de struik vasthield, staarden
plotseling twee roodfonkelende ogen hem aan. Tegelijkertijd groeiden
de doornen van de struik dwars door zijn handen heen. Op de
achtergrond werd een muziekstuk gespeeld dat wat weg had van wat wij
inmiddels als de Noodlotsymfonie kennen. Misschien dan, ergens in de
verte.

De rozenstruik bleef staan. Hij woekerde binnen korte tijd door tot
aan de voet van de tribune. En altijd droeg de struik bloemen, in de
herfst en in de winter niet minder dan in de lente of de zomer. Een
zee was het, nee, een oceaan van de mooiste rode rozen die een levend
wezen zich voor kan stellen. Het kwam bij niemand nog op om ook maar
een van de rozen te plukken en die thuis in een vaasje op de tafel te
zetten. Het verhaal van de timmermansknecht was weliswaar niet
doorverteld, maar sommige dingen weten mensen instinctief. Als
eskimo's die automatisch op de loop gaan voor een beest dat ze niet
kennen. Een leeuw bijvoorbeeld, of een reuzenslang.
Het was een vreemd gezicht, de volledig in bloei staande struik,
midden in de winter. IJzel en sneeuw hadden geen enkele invloed op de
roodheid van de bloemenblaadjes. Ook de mensen lieten zich door de
weersomstandigheden niet tegenhouden. Juist in de koude wintermaanden
wilden de mensen zich laten verwarmen door de muziek, en zat de
tribune meer dan vol.

Het was op zo'n drukke, sneeuwachtige avond dat er voor het eerst in
tientallen jaren een dissonant klonk. Daarna niets meer. De muziek was
gestopt. Het volk op de tribune ontwaakte vervroegd uit de hypnose, en
trok verdwaasd het duister in. Kinderen schrokken wakker en huilden.
Mannen en vrouwen, weggekropen onder stapels dekens, fluisterden met
elkaar. De enige hond die nog in het dorp was, begon te janken als een
wolf. Daarna sloeg de kerkklok op volle kracht twaalf slagen. (Velen
houden tot op de dag van vandaag vol dat het er dertien waren.) Het
sneeuwen hield op, die nacht.

De volgende ochtend kwam de angst. Er waren pootafdrukken te zien door
het hele dorp. De bloedrode sporen in de sneeuw hadden de vorm van een
kleine U. Het waren onmiskenbaar afdrukken van een wezen dat op twee
bescheiden hoefjes door het leven ging.
De voetstappen vormden een lange, kaarsrechte lijn. Ze begonnen
bij het huis van de roodharige vrouw, gingen dwars over de straten en
liepen recht omhoog tegen muren op. De hoefafdrukken waren terug te
vinden op de steilste daken, in door hoge schuttingen omgeven tuinen.
Het iets was tegen de voorkant van de kerk gelopen, om via het dak
aan de achterkant weer naar beneden te komen. In een paardenkadaver
dat op een van de boerderijen toevallig net in de lijn lag, waren de
sporen ook te vinden. Ze leken in het vel van het dier te zijn
gebrand. De afdrukken waren te zien aan de ene kant van de rivier, om
er aan de andere kant op dezelfde lijn weer uit te komen.
Honderden kilometers verderop rapporteerde een veldwachter dat er
hoefafdrukken via het strand recht naar de zee leidden. Daar hield het
duivelse spoor op.

De ooit pianospelende vrouw zat opgesloten in haar woning. De
rozenstruik hadden een op het oog ondoordringbare haag rond het huis
gevormd. Houthakkers probeerden zich met geweld een weg door de
bloemenzee heen te banen. De takken waren dik en taai, maar de doornen
leken verdwenen. Het duurde uren en uren voordat de mannen tot de
voordeur waren doorgedrongen. Het huis was leeg, bijna dan. Naast stof
en spinnenwebben was er de vrouw die verstild achter haar piano zat.
Ze was gestorven maar eigenlijk wist iedereen dat al.
De piano was even dood als de vrouw. Hij was als de rest van het
huis bedekt met spinnenrag en grauw stof. Er zaten wormen in het hout.
E�n van de houthakkers deed de klep van het instrument open. Een nest
muizen kwam tevoorschijn, en toen de beestjes tijdens hun vlucht over
de toetsen raasden, bleek hoe vals het instrument was. Een logboekje
dat ergens slordig in de hoek van de kamer was neergeworpen, vertelde
dat het instrument ooit keurig ieder half jaar gestemd was geweest. De
laatste stemming dateerde van zesentwintig jaar terug.

Het kerkhof stond vol, enkele dagen later. Het hele dorp was
uitgelopen om de begrafenis van de vrouw bij te wonen. Familie van de
vrouw was er niet niemand kon vertellen wat haar naam was. De
gewijde grond van de begraafplaats bood geen onderdak voor mensen die
naar de hel gingen, en zeker niet voor slechte muzikanten die een pact
met de satan niet schuwden. Dus werd de vrouw begraven aan de rand van
het kerkhof. Ze kwam te liggen tussen ongedoopte babys, gevallen
vrouwen en een pastoor er tijdens zijn werkzame leven niet in geslaagd
was om zich te beheersen.
Op de kist van de vrouw lag een krans van rode rozen. De rozen
uit haar tuin hadden zich gewillig laten plukken. Toen iedereen de
laatste ronde om de kist had gemaakt, trok een meisje een van de rozen
uit de krans. De bloemen in de krans verwelkten op slag, en de roos in
de handen van het meisje veranderde van kleur. Een witte kerstroos was
wat ervan overbleef.

In de verte begon een vogel te fluiten.

Erythrofobia[bewerken]


Dit verhaal werd geschreven door DaMart

Ik weet nog hoe Julia de eerste keer mijn kamer betrad. Ze droeg een lichtgroene broek en een fleurig shirt. Haar haar hing in een paardenstaart over haar rug. Eigenlijk was ze nog een kind met haar elf levensjaren. Maar ze straalde niet de vrolijkheid en onbezorgdheid van een kind uit. Ze had een angstige, droevige blik in haar blauwe ogen en haar gezichtsuitdrukking was serieuzer dan je van iemand van haar leeftijd mag verwachten. Toch verbaasde de aanblik van dit jonge meisje mij niet.


Haar medisch dossier was de laatste maanden behoorlijk gegroeid. Verschillende artsen hadden haar grondig onderzocht, maar konden geen oorzaak vaststellen voor haar gedrag. Het moest wel in haar hoofd zitten, zo oordeelden ze, dus gaven ze haar vader het advies dat ze misschien eens met iemand moest gaan praten. En dus kwam ze bij mij terecht.


Ik hield de deur voor haar open toen ze naar binnen liep en glimlachte. Ze knikte schuchter en stapte voorzichtig de kamer binnen. Schuw keek ze om zich heen, en ze verstarde even toen ze de rode sofa die tegenover mijn bureau stond, zag staan. Ik gebaarde met mijn arm dat ze wel mocht gaan zitten, maar wild schudde ze haar hoofd. Niet daar., zei ze en ging demonstratief in kleermakerszit op de grond zitten. Midden in de kamer, met haar rug naar de sofa gekeerd. Je houdt niet van sofas?, vroeg ik haar. Zonder een woord te zeggen haalde ze haar schouders op. Je weet waarom je hier bent, Julia? Ze knikte voorzichtig. Ze denken dat ik gek ben. En, ben je dat dan? Ze schudde wild haar hoofd. Iedereen is gek, behalve ik.


Ik pakte mijn notitieschrift en ging in kleermakerszit tegenover haar zitten. Toen ik het schrift opende, draaide ze haar hoofd weg. Onbedoeld keek ze naar mijn sofa en draaide haar hoofd terug, waardoor mijn schrift weer in haar blik gevangen raakte. Ik zag hoe ze begon te zweten en steeds wilder om zich heen begon te kijken. Julia, gaat het met je? Terwijl de woorden over mijn tong rolden, verweet ik mezelf de domheid van die vraag. Als het ging dan had ze hier immers niet gezeten.


Ik twijfelde even, maar legde mijn handen op haar schouders, terwijl ik kalmerende woorden sprak. Ze haalde een paar keer diep adem en werd weer rustiger. Toen ik weer wilde gaan zitten en het schrift pakte schudde ze haar hoofd. Niet schrijven. Ze draaide haar hoofd naar de deur. Ik stond op en legde het schrift weg. Toen ik me weer om wilde draaien viel mijn oog op haar dossier. Ik had het nog open liggen en zag hoe ik twee woorden had omcirkeld: Moeder weggelopen..


Mis je je moeder?, vroeg ik terwijl ik weer tegenover haar ging zitten. Ze keek me schichtig aan. We praten over mij, niet over haar. Maar ze is een belangrijk onderdeel van je leven, nietwaar? Julia schudde haar hoofd. Nee. Kunnen we het over iets anders hebben? Waarover wilde je het dan hebben? Jij bent de praatdeskundige. En ik wilde het graag over je moeder hebben. Ik niet. Verontwaardigd keek ze me aan. Ik wil je helpen, Julia. Dat mag. Ben je goed in geschiedenis? Ik keek haar verbaasd aan. Je wilt toch helpen? Dan maak je mijn huiswerk maar.


Voor ik het wist was er een half uur verstreken en was de sessie voorbij. Ik zie je morgen wel weer. Nee. Aan jou heb ik toch niks. En ik maak mijn huiswerk ook wel zelf, zei ze ge�rriteerd toen ze mijn kamer verliet. Toen ze de deur achter zich dicht had getrokken, pakte ik mijn schrift en maakte alsnog aantekeningen. Al jaren gebruikte ik dezelfde schriften met de harde rode kaft. Bovenaan een lege bladzijde schreef ik haar initialen en de eerste drie cijfers van het dossiernummer. Ik bladerde door mijn aantekenen terwijl ik nadacht over de kennismaking met dit bijzondere meisje. Eigenlijk zijn al mijn pati�nten op hun eigen manier bijzonder. De man met de dwangneurose bijvoorbeeld. Hij stond s ochtends een uur eerder op omdat hij al zijn onderbroeken twee keer aan en uit wilde trekken, om vervolgens zonder onderbroek naar zijn werk te gaan. Een ander was in een zware depressie beland omdat het warenhuis waar ze graag winkelde was afgebrand. Weer een ander dacht dat er marsmannetjes achter hem aanzaten elke keer dat hij een mobiele telefoon hoorde afgaan.


En zoals die mensen hun problemen hadden, zo had ook Julia haar eigen probleem. Aan de hand van de beschikbare informatie probeerde ik een diagnose te stellen, maar mijn conclusie reikte niet veel verder dan dat het weglopen van haar moeder een grote rol speelde.


De volgende dag kwam Julia niet opdagen voor onze afspraak. Het verbaasde me niet echt, maar toch speet het me dat ik me niet verder kon verdiepen in dit meisje. Ook de dagen die volgden zag ik Julia niet meer. Ik had het dossier voor mezelf al bijna afgesloten, toen een week na onze eerste ontmoeting haar vader ineens in mijn spreekkamer stond. Hij oogde een beetje nerveus, en de wallen onder zijn ogen verrieden dat hij al vele nachten slecht geslapen had. Het spijt me dat ik zo kom binnenvallen, mevrouw, maar het gaat over mijn dochter. Zijn stem klonk onzeker. Ik knikte hem toe en nodigde hem uit om te gaan zitten. Hij hield zijn jas aan toen hij op de rode sofa plaatsnam. Julia is vorige week bij u geweest. Het spijt me dat ze niet meer is teruggekomen, maar ze weigerde resoluut. Sinds haar moeder is weggelopen, is ze veranderd.


Ik knikte en haalde mijn aantekeningenschrift tevoorschijn. Ze wordt midden in de nacht gillend wakker. Op een ochtend raakte ze in paniek en heeft, nadat ze haar digitale wekker kapot had gegooid, de gordijnen naar beneden getrokken en uit het raam gegooid. Zaten er misschien speciale emoties aan die gordijnen? De man knikte. Haar moeder had ze zelf voor haar gemaakt. Ze verdiende wel eens wat bij met haar naaimachine. Van een opdracht had ze een grote lap rode stof over. Julia was dolenthousiast over die kleur en smeekte haar moeder om er nieuwe gordijnen van te maken. En zijn u nog andere vreemde dingen opgevallen aan Julia? De man knikte. Ze heeft haar haar geblondeerd. Uit zijn zak haalde hij een foto van een meisje met rode haren dat ik vaag herkende als Julia. Dit was Julia voor haar metamorfose. Wist u dat ze het haar van haar moeder heeft? Daarna zweeg hij enkele minuten en maakte aanstalten om weg te gaan. Ik wil Julia graag helpen Denkt u dat ze te helpen is? Ik glimlachte. Ik zal mijn best doen.


Hoewel ik er niet meer op rekende, stond Julia twee dagen later ineens voor de deur van mijn spreekkamer. Ik ben hier om van het gezeur van mijn vader af te zijn. Dat is een begin. Ze keek me schuchter aan, terwijl ze weer in kleermakerszit op de grond ging zitten. Hoe voel je je vandaag, Julia? Gaat wel. Ik ben geschorst op school. Waarom? Gewoon, daarom. Zo gewoon is dat toch niet? Het is ook niet normaal als een leraar mijn proefwerk vol kliedert met rode kruizen en loze opmerkingen. En als je daar dan wat van zegt Ze balde haar vuist en keek kwaad. Julia, ik wil dat je je ontspant. Sluit je ogen eens, en haal diep adem. In plaats van mijn woorden op te volgen, stond ze op. Je begrijpt er helemaal niets van he! Het is gevaarlijk om mijn ogen dicht te doen als het licht is. Waarom? Julia wilde weglopen. Julia, weglopen helpt je niet verder. Waarom is het gevaarlijk om je ogen dicht te doen? Julia draaide zich om. Omdat ik haar mijn naam dan weer hoor roepen.
Je moeder? Julia zweeg. En zit ze alleen aan de binnenkant van je ogen? Ze schudde haar hoofd. Ze zit niet daar. Ze zit overal en komt me halen. Ik keek om me heen. Heb je je moeder weer gesproken dan? Ze wil dat ik bij haar kom wonen, maar ik wil hier blijven. Ik kan geen afscheid nemen. Dat wil ik niet. Ze ging weer op de grond zitten en begon te huilen. Je kunt toch altijd terugkomen als het je niet bevalt bij haar? Nee, als ik bij haar ben, dan laat ze me nooit meer gaan. Dat weet je niet. Dat is algemeen bekend.


Er volgde een ongemakkelijke stilte tussen ons. Zie je wel, jij kan me ook niet helpen. Ik keek op uit mijn gedachten en zag Julia al bij de deur staan. Wacht even Julia. Waarom? Ik ga mezelf wel helpen, en met haar mee. Dan ben ik van het gezeik af! Ik volgde haar richting de uitgang, en probeerde haar terug mijn spreekkamer in te praten, maar ze negeerde me volkomen.


Na deze ontmoeting bleef ik aan haar denken, ook toen ik thuis was. Herman had me al vaak gezegd dat ik mijn werk niet in mijn hoofd mee naar huis moest nemen. Maar dat was een moeilijke opgave voor mij. In het geval van Julia was die opgave zelfs onmogelijk. Ik lag al in bed toen Herman besloot ook te gaan slapen. Ik lag op mijn rug en had mijn ogen al dicht, toen hij het licht aan deed. Ik opende mijn ogen en keek op de wekker, waarop de rode cijfers aangaven dat het tien over elf was.


Er ging een rilling door mijn lichaam. Ik sloot mijn ogen weer en draaide mijn hoofd richting de lamp aan het plafond. Herman kroop naast me en deed het licht uit. Ik schoot overeind en deed het licht weer aan. Ik denk dat ik een verband heb gevonden, Herman. Mooi, nu nog een dokter om de wond te verbinden, en dan kunnen we slapen. Normaal gesproken had ik waarschijnlijk moeten lachen om deze gevatheid, maar nu was ik te druk bezig met Julia. Rood. Wat is rood? Het verband natuurlijk! Zie je wel dat je een dokter nodig hebt om het verband te vervangen? Erythrofobia. Angst voor het rode, voor bloed. Waar heb je het in godsnaam over? Die pati�nte, Julia. Ze mijdt alles wat rood is.


Zelden had ik me zo snel aangekleed als die avond. Het was rustig op de weg, en binnen een half uur had ik mijn praktijk bereikt. Ik spoedde me naar mijn spreekkamer en haalde mijn aantekeningen over Julia tevoorschijn. Toen ik de digitale cijfers van mijn wekker zag, herinnerde ik me wat Julias vader me had verteld. Ik kon me wel voor mijn kop slaan dat ik deze samenhang niet eerder had ontdekt. Julias angst voor mijn sofa en schrift, het weggooien van de gordijnen en het slopen van haar wekker. Alles hing samen met ��n kleur: rood. Julias woorden schoten weer door mijn hoofd toen ik met gesloten ogen naar de lamp aan het plafond staarde. Julia associeerde haar moeder met rood. Ze zit overal en komt me halen. Opnieuw klonken haar woorden door mijn hoofd. Ze was bang voor rood, bang voor haar moeder. Het enige wat ik toen nog niet wist, was waarom. En daar was maar op ��n manier achter te komen.


Pas toen ik mijn vinger van de deurbel haalde, besefte ik op wat voor onchristelijk tijdstip ik voor de deur stond. Beschaamd verontschuldigde ik me toen de deur geopend werd. Het spijt me dat ik u zo laat stoor. Dat geeft niets. Ik kon toch de slaap niet vatten. Wilt u binnenkomen? Ik knikte en liep naar binnen. Herman zou me waarschijnlijk de huid vol schelden dat ik midden in de nacht bij een vreemde naar binnen stapte, maar iets zei me dat ik er dit keer goed aan deed. Heeft u Julia ook meegenomen? Ik keek de man verbaasd aan. Hoe bedoelt u? Nadat ik haar heb afgezet bij uw praktijk heb ik haar niet meer gezien. Op dat moment bekroop me een angstig gevoel.


Mijnheer de Graaf Zegt u alstublieft Jaap. Uw dochter is midden in de sessie weggegaan. Ik dacht dat ze naar huis zou gaan. Ik denk dat ik weet wat er met uw dochter aan de hand is. Ze is bang voor de kleur rood omdat ze die met haar moeder associeert. Heeft u enig idee waarom ze bang zou kunnen zijn voor haar moeder? Jaap schudde zijn hoofd. Ze hadden een hele hechte band. Mag ik haar kamer zien? Ik wist niet wat ik hoopte te vinden in de kamer van Julia, en ergens was het misschien ongepast om zo diep in het priv�-leven van mijn pati�nt te duiken, maar steeds meer dingen vielen op hun plek.


Haar kamer was rommelig. Voor de ramen hingen zwarte gordijnen, waardoor geen straaltje licht naar binnen kon schijnen. De dekens op haar bed lagen opengeslagen, en op haar nachtkastje lag een dagboek. Hoewel ik het enigszins ongepast vond, pakte ik het dagboek en sloeg het open. Instinctief bladerde ik naar de datum waarop haar moeder verdwenen was. Op de bijna lege pagina had ze een paar woorden gekrabbeld. Ik heb haar op de trein gezet. Het is mijn schuld. Heeft u iets gevonden? Ik knikte. Als ik het goed begrijp heeft Julia haar moeder geholpen met weglopen. Ze heeft haar op de trein gezet. Jaap keek me vragend aan. Julias woorden galmden nog steeds na in mijn gedachten. Ik denk dat ik weet waar we haar kunnen vinden.


Het perron was verlaten toen ik het samen met Julias vader betrad. We liepen ieder een kant op en keken op alle banken en in de wachtkamers, maar van Julia was geen spoor te bekennen. Toen ik de bellen hoorde, tuurde ik in de richting van de spoorwegovergang. In de verte zag ik de lichten van de aanstormende trein naderen. Mijn hart bonkte in mijn keel toen vanuit het niets een meisje de spoorwegovergang opliep. Ze bleef midden op de overweg staan en draaide zich naar de trein. Julia, niet doen! Ik sprong van het perron, en rende langs de rails richting de spoorwegovergang. De locomotief toeterde, en ik hoorde de remmen van de trein piepen. Julia, ga daar weg!


Als versuft keek ik naar de stilstaande trein. De rode lichten van de spoorbomen knipperden nog steeds. Er dwarrelde een velletje papier vlak voor mijn voeten op de grond. Ik raapte het op. Het was een krantenartikel: Zelfmoord bij spoor. Politie tast in duister over identiteit dode vrouw. Ik dacht aan wat Julia die middag had gezegd: Dan roept ze mijn naam weer. Nogmaals las ik de krantenkop en keek naar de rode knipperlichten. Rood. Weer die kleur. En toen drong de harde werkelijkheid tot me door. Julias schuldgevoel had een reden. En die reden moest wel verband houden met eenzelfde tafereel als wat zich voor mijn ogen had afgespeeld. Dit keer was ik het die tevergeefs haar naam riep. En uiteindelijk was Julia toch met haar moeder meegegaan.

Zie ook[bewerken]