Jus cogens

Uit FOK!wiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Definitie

Jus cogens is de algemene term binnen het internationaal recht voor algemeen bindende ongeschreven beschavingsnormen. Of, zoals het Weens verdrag inzake verdragenrecht het omschrijft: "een norm die aanvaard en erkend is door de internationale gemeenschap in haar geheel als een norm waar geen afwijking van is toegestaan, en die slechts gewijzigd kan worden door een latere norm van volkenrecht van dezelfde aard". Jus cogens is een vorm van recht die naast het verdragenrecht in het internationaal recht kan worden aangewend tijdens een proces.

Jus cogens is niet onomstreden. Gezien het feit dat het ongeschreven is, zou het ingaan tegen het legaliteitsbeginsel: mensen zouden veroordeeld kunnen worden voor zaken die nooit schriftelijk strafbaar zijn gesteld. In het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is hiertoe een clausule opgenomen met betrekking tot het legaliteitsbeginsel, waarin is bepaald dat mensen naast voor in wetten en verdragen genoemde misdrijven ook voor het schenden van algemene rechtsbeginselen en beschavingsnormen kunnen worden veroordeeld. Binnen het Nederlandse recht kunnen mensen echter niet voor het schenden van jus cogens worden veroordeeld.

De Neurenberg-processen

De Neurenberg-processen, waarin de kopstukken van Nazi-Duitsland werden vervolgd, is het meest bekende voorbeeld van toepassing van jus cogens. De jure konden de Nazi-kopstukken niet worden gestrafd voor hetgeen zij delen van haar eigen bevolking had aangedaan; er was namelijk geen wet die dergelijke praktijken strafbaar stelde. De aanklagers beriepen zich echter op de algemene - en onvervreemdbare - normen van beschaving waarvan iedereen wordt geacht ze te respecteren, en op die gronden werden de aangeklaagden uiteindelijk ook veroordeeld. Naar aanleiding van deze processen is het landschap van het internationaal recht in korte tijd grondig veranderd. De Nederlandse Wet Internationale Misdrijven vloeit bijvoorbeeld voort uit de gerezen noodzaak grensoverschrijdende misdaden te kunnen bestraffen.

De zaak-Bouterse

In de zaak-Bouterse trachtten enkele Surinaamse Nederlanders Desi Bouterse strafrechtelijk vervolgd te krijgen in verband met zijn mogelijke rol bij de Decembermoorden in 1982. Het Openbaar Ministerie weigerde Bouterse echter te vervolgen, gezien het legaliteitsbeginsel: in december 1982 was er geen enkele Nederlandse wettelijke regeling van kracht waarop Bouterse zou kunnen worden bestraft. Het folteringsverdrag werd pas in 1984 van kracht, en kent geen terugwerkende kracht. Hierop brachten de appellanten in dat Bouterse willens en wetens de ongeschreven internationale normen van beschaving heeft geschonden, en op die gronden ook vervolgd zou kunnen worden. Het Gerechtshof stelde de appellanten in het gelijk, maar de in cassatie vernietigde de Hoge Raad het arrest van het Hof. De Hoge Raad stelde dat het legaliteitsbeginsel onverkort geldt: alleen op grond van geschreven internationale verdragen kan in Nederland vervolging worden ingesteld.